Opinie | Antisemitisme: een ‘niet-Joods’ Joods perspectief

De verwoede en hardnekkige voortzetting van de oorlog in Gaza en Libanon door het Israëlische leger heeft overal ter wereld tot protesten geleid. Daarbij zijn veel beschuldigingen geuit van genocide en ‘scholasticide’ – de wijdverbreide moord op docenten en verwoesting van onderwijsinfrastructuur – die naar mijn mening in beginsel juist zijn. Maar soms werd de kritiek op de Israëlische regering en haar aanhangers uitgebreid tot alle Israëliërs en zelfs tot alle Joden. De ‘Jodenjacht’ van een aantal Marokkaans-Nederlandse jongeren als reactie op de provocaties van Maccabi Tel Aviv-fans is een recent voorbeeld van dit treurige verschijnsel. In wezen is dit de keerzijde van de bewering dat antizionisme antisemitisch is.

Als zelfverklaard antizionistische Jood zie ik die stelling als ongelooflijk intolerant en als een teken van reusachtige onwetendheid over de geschiedenis. Laten we met die geschiedenis beginnen. Het jodendom ontstond volgens de deskundigen zo’n 3.700 jaar geleden in de verwante koninkrijken Israël en Juda. Door de Babylonische gevangenschap van de Judeeërs en andere ongunstige gebeurtenissen in de Hellenistische en Romeinse tijd raakten Joodse groeperingen over het Middellandse Zeegebied verspreid en ontstonden uiteindelijk drie afzonderlijke diasporagemeenschappen (Asjkenazim, Sefardim, Mizrachim).

In de eeuwen daarna gingen deze gemeenschappen verschillend om met hun polytheïstische, christelijke en islamitische buren. Ook kregen ze herhaaldelijk te maken met schisma’s en brachten ze revival-bewegingen voort – met als bekendste waarschijnlijk het chassidische jodendom. Vermeldenswaardig in het Europa van na de Verlichting zijn twee ontwikkelingen: de bevrijding van de Joden van allerlei wettelijke beperkingen dankzij de Franse Revolutie en de veroveringen door Napoleon, en de gelijktijdige Joodse Verlichting (haskala) die de nadruk legde op de seculiere cultuur.


Lees ook

Antizionisten, jullie standpunt heeft wel degelijk iets te maken met antisemitism

Jaarlijkse herdenking bij de Dokwerker van de Februaristaking in 1988.

Eigen thuisland

Eind negentiende en begin twintigste eeuw voltrokken zich nog twee ontwikkelingen: de emigratie van grote aantallen Joden van Europa naar Amerika, en de opkomst van het zionisme, dat een Joods nationaal thuisland zocht. Beide waren een reactie op het hardnekkige antisemitisme in Europa en de mislukte assimilatiestrategieën hiertegen. Vanaf het eerste congres in 1897 verkondigde de Zionistische Organisatie onder leiding van Theodor Herzl dat Joden net als elke andere nationale groepering hun eigen thuisland verdienden. Hoewel de zionisten in het begin wel wat Europese Joden wisten te werven om zich in het door de Ottomanen bezette Palestina te vestigen, tot 1914 bleven ze gering in aantal vergeleken bij de inheemse moslims en christenen, en ook bij de trans-Atlantische emigrantengolf. Binnen Europa ondervond het zionisme aanzienlijke weerstand van Joden die zich achter ínternationalistische, vooral marxistisch geïnspireerde, bewegingen schaarden.

Voordat in Duitsland de nazi’s aan de macht kwamen, zou het overgrote merendeel van de Joden dan ook hebben gelachen om het idee dat het zionisme ‘fundamenteel voor het jodendom’ was. Er was veel meer nodig voor het zionistische project ter vorming van een staat Israël die de last op zich zou nemen om alle Joden die alia (migratie naar het Heilige Land) maakten te beschermen. Dit vergde Britse koloniale machinaties, nijvere fondsenwerving onder al dan niet rijke Joden en paramilitaire Joodse ‘zelfverdedigings’-organisaties die terreuroperaties tegen de Britten én Palestijnen uitvoerden. Maar de beslissende factor was ongetwijfeld de Holocaust en de hardnekkige onwil van de VS om voor, tijdens en zelfs na de oorlog meer dan een klein deel van de Joodse vluchtelingen op te nemen.

Gelardeerd met oorlogen

Terwijl het zionistische project werd verwezenlijkt raakten ook veel andere mensen ontheemd of verloren, of zagen hún thuisland ernstig worden begrensd. Ook de Palestijnen zagen hun burger- en politieke rechten ingeperkt, ook onder vrij liberale Israëlische regeringen. Het is geen wonder dat de 75 jaar van Israëlische onafhankelijkheid zo gelardeerd zijn met oorlogen: de Onafhankelijkheidsoorlog/ Nakba in 1948, de Suezcrisis in 1956, de Zesdaagse Oorlog in 1967, toen Israël de Westelijke Jordaanoever op Jordanië, de Golanhoogten op Syrië en het Sinaï-schiereiland op Egypte veroverde, de Jom Kippoer-oorlog in 1973 (die Egypte begon om de Sinaï te heroveren), de oorlog die Israël in 1982 begon om de PLO uit Zuid-Libanon te verdrijven, de twee Intifada’s van 1987-93 en 2000-05, en de oorlog tussen Israël en Hamas in 2023. En dan bevat deze treurige lijst nog niet de veel vaker voorkomende schermutselingen als stenengooien, ontvoeringen, gevangennemingen, Palestijnse burgers neergeschoten door Israëlische soldaten, mishandelingen door kolonisten, aanvallen op Israëlische burgers, zogeheten ‘gerichte moorden’ en andere vormen van geweld die op endemische kwade wil duiden.

Toch beschouwen de meeste Israëliërs zichzelf waarschijnlijk niet als racisten. Al zijn ze ook niet per se voor gelijke rechten voor alle inwoners van Israël. Maar er zijn miljoenen Joden verspreid over de wereld die hier wel voor zijn. Als zij ingaan tegen de zionistische eis om Israël onvoorwaardelijk te steunen, zijn het nog geen antisemieten of ‘zelfhatende Joden’. Misschien zijn ze gewoon niet-nationalistisch of zelfs anti-nationalistisch, oftewel internationalistisch.

In die zin zijn het de erfgenamen van een lange Joodse traditie die teruggaat tot de zeventiende-eeuwse Portugees-Joodse filosoof Spinoza en die werd voortgezet door de Duits-Joodse dichter Heinrich Heine, door Karl Marx, Rosa Luxemburg en Leon Trotski. Isaac Deutscher, de Pools-Joodse marxist, noemde hen ‘niet-Joodse Joden’. Ze ontstegen allemaal hun eigen etnische of religieuze bijzonderheden om te strijden voor de emancipatie van iedereen.

Pruisen van het Midden-Oosten

In een interview dat Deutscher gaf in 1967, vlak na de Zesdaagse Oorlog en kort voor zijn dood, noemde hij Israël, dat drie oorlogen achtereen had gewonnen, het „Pruisen van het Midden-Oosten”. Maar dit Pruisen van het Midden-Oosten was volgens Deutscher een „zwakke parodie op het origineel”, in de zin dat „de Pruisen hun overwinningen tenminste wisten aan te wenden om alle Duitstalige volken die buiten het Oostenrijks-Hongaarse Rijk woonden, in hun Rijk te verenigen”.

De Israëliërs kampten met het probleem wat ze met de overwonnen Arabieren aan moesten. Moesten ze, iets waar „de kwade genius van het Israëlische chauvinisme” Ben Gurion op aandrong, een Israëlisch protectoraat op de Westoever inrichten? Hij vervolgde: „Geen van de Israëlische partijen is bereid een binationale Arabisch-Israëlische staat ook maar te overwegen. Intussen zijn grote aantallen Arabieren ‘bewogen’ om hun huizen aan de Jordaan te verlaten, en de behandeling van de achterblijvers is veel slechter dan die van de Arabische minderheid in Israël die 19 jaar onder een staat van beleg werd gehouden. Ja, deze overwinning is voor Israël slechter dan een nederlaag. Israël is nu allerminst veiliger, maar alles is juist veel onzekerder geworden.”

Dus hoe fundamenteel is het zionisme voor het jodendom? Na het bloedbad van 7 oktober en de vloedgolf van antisemitische daden die – als reactie op het vergeldingsgeweld van het Israëlische leger tegen de Palestijnen in Gaza – in de VS en elders in de wereld zijn gepleegd, moeten we misschien een andere vraag overwegen: hoe fundamenteel is het antizionisme voor het jodendom?

Dit is een bewerkte versie van een artikel dat eerder in The Nation verscheen.


Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’