Onze oma, een kwieke 84-jarige vrouw uit een klein dorpje, schuift sinds het overlijden van onze opa 10 jaar geleden steevast een aantal dagen per week bij ons aan om te eten. Vanavond heeft zij gekookt: andijviestamppot met rookworst. Terwijl ze het eten op tafel zet, zegt ze tegen mijn broer die bewust minder vlees probeert te eten: „Omdat jij niet van vlees houdt, heb ik een hele, hele magere worst gekocht”.
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Geert Wilders vond het deze keer géén slappe hap. In de gang van de Tweede Kamer, dinsdagmiddag, zegt hij dat premier Dick Schoof in zijn persconferentie op maandag „in ieder geval een stevig verhaal” had gehouden over de gewelddadige gebeurtenissen in Amsterdam. Wilders had zelf niet „live gekeken”. „Maar de toon was volgens mij niet verkeerd.”
Verderop in de gang zegt Stephan van Baarle van Denk dat hij „enorm geschrokken” is van Schoofs optreden. Hij zag, zegt hij, voor het eerst dat Schoof als leider van een „extreem-rechts kabinet” zelf een „extreem-rechtse premier” is „die groepen over één kam wil scheren en wil discrimineren”. „Hij gaat mee in de kruistocht van Geert Wilders.”
Het was voor Schoofs doen ongewoon wat er maandag gebeurde, in een van de zaaltjes van zijn ministerie. Meer dan vier maanden lang was hij een premier zonder meningen geweest. Dat wílde hij zijn. Hij is partijloos premier en daar horen, vindt hij, geen uitgesproken meningen bij.
Die premier is Schoof nog steeds op vrijdagochtend, in Boedapest. Hij is daar voor een bijeenkomst met andere EU-leiders en lijkt nog niet helemaal te beseffen hoe hoog de emoties aan het oplopen zijn in Nederland. Wat de supporters van Maccabi Tel Aviv die nacht in Amsterdam is overkomen – ze zijn opgejaagd en in elkaar geslagen – noemt hij „ronduit schandalig en verwerpelijk”. Het was „antisemitisch geweld”.
Maar hij klinkt vlak. En hij zegt: „Er is nog weinig bekend op dit moment en als we een ding weten van dit soort gebeurtenissen, dan is het dat je de dingen eerst goed moet uitzoeken.”
Lees ook
Premier Schoof kiest voor harde taal na de ‘antisemitische geweldsuitbarsting’ in Amsterdam en ziet een ‘integratieprobleem’
Privénummer
Schoof vindt het niet nodig om terug te gaan naar Nederland. Hij heeft contact gehad met collega’s in het kabinet en met de Israëlische premier Netanyahu. Wat dan nog niet bekend is: de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema had hem al in de nacht gebeld, om drie uur, maar ze had hem niet kunnen bereiken. Halsema had hem gebeld op zijn privénummer, niet op zijn werktelefoon die wél aan stond.
Pas op vrijdagmiddag, net voordat het officiële programma voorbij is, keert Schoof zoals hij zelf zegt „vervroegd” terug naar Nederland, waar hij ’s avonds praat met Joodse organisaties in Amsterdam. In het weekend beslist hij om dinsdag en woensdag niet naar de klimaattop te gaan in Azerbeidzjan. In plaats daarvan zal hij dinsdagmiddag opnieuw met Joodse vertegenwoordigers praten, deze keer in het Catshuis. En woensdag is hij in de Tweede Kamer voor een debat over de gebeurtenissen in Amsterdam.
Schoof klinkt fel. Hij ziet er strak en gespannen uit, en hij lijkt te vinden dat hij zichzelf moet verdedigen
Tussen de coalitiepartijen PVV, VVD en BBB is er nauwelijks verschil van mening over wat de oorzaak zou zijn van het geweld in Amsterdam: mislukte integratie. Ze proberen elkaar, zo lijkt het, wel te overtreffen in de harde woorden die ze daarvoor kiezen. En in hun voorstellen om een eind te maken aan wat zij het „pappen en nathouden” noemen: volgens hen is er jarenlang „niet benoemd” wat er in Nederland aan het mislopen was.
Er ontstaat ook ruzie, op X. Volgens VVD-leider Dilan Yesilgöz heeft Nederland niets aan „de slogans en oneliners” van Wilders, zij wil „concrete voorstellen” tegen antisemitisme. Volgens Wilders heeft de VVD „tien jaar geregeerd en tien jaar weggekeken”. „En míj nu de les lezen, wat een lef van Yesilgöz.”
‘Een grens trekken’
Op maandagmiddag is premier Dick Schoof opeens niet meer vlak, hij wacht niet meer af. Hij noemt de jongeren die zich in Amsterdam tegen de Israëliërs misdragen hebben ook zónder strafrechtelijk onderzoek al „daders”. Hij heeft het over „harde maatregelen” die nodig zijn, „tot hier en niet verder”, er zal „een grens getrokken worden”, het kabinet zal „niet rusten tot we ze uiteindelijk hebben opgepakt”.
Schoof klinkt fel. Hij ziet er strak en gespannen uit, en hij lijkt te vinden dat hij zichzelf moet verdedigen. Hij was, zegt hij, „in alle opzichten als premier zichtbaar en hoorbaar aanwezig” na de nacht met het geweld. Hij zegt een paar keer dat hij het bij de feiten wil houden, maar is er wel al zeker van dat er in Nederland „een integratieprobleem” is dat leidt tot „forse ontsporingen”. En ook „dat een deel van de jongeren met een migratieachtergrond de Nederlandse kernwaarden niet altijd onderschrijft”.
Vierenhalve maand heeft Dick Schoof gezegd dat hij de premier wil zijn van álle Nederlanders. En dus is dit nieuw: dat hij de daden van de groep jongeren in Amsterdam die supporters aanviel gebruikt om conclusies te trekken over de mate waarin een veel grotere groep islamitische Nederlanders met een migratieachtergrond in staat zouden zijn om zich aan te passen en mee te doen.
Rust brengen
Dinsdagavond, na zijn gesprek met Joodse organisaties in het Catshuis, is de toon van Dick Schoof opnieuw veranderd. Die is nu niet meer fel. „We moeten het met elkaar doen”, zegt hij over het bestrijden van antisemitisme. En hij zegt: „Ik wil op geen enkele manier jongeren in onze samenleving van welke achtergrond dan ook tegen het hoofd stoten.”
Schoof lijkt te willen doen wat hij in zijn persconferentie op maandag niet had gedaan: rust brengen, nuanceren. Hij zegt: „Er zijn heel veel mensen die gewoon als Nederlanders in Nederland leven en hard werken en hard studeren en hard bezig zijn om onze samenleving vooruit te brengen.” Het „benoemen” van de achtergrond van de groep jongeren in Amsterdam was „een bewuste keuze” geweest, zegt hij ook. „Soms is dat nodig, zonder dat we ons daarmee uitspreken tegen hele bevolkingsgroepen.”
Lees ook
Politie gepikeerd over kritiek op aanpak gewelddadigheden: ‘Politici moeten dempen in plaats van uitvergroten’
„Een paar zeer bijzondere en pittige weken achter de rug”, schreef André Steur afgelopen juli op LinkedIn. „Gewoon weer even Student Pilot Steur, als ‘jongste’ bediende van 308th Fighter Squadron.” Steur, in het dagelijks leven commandant der luchtstrijdkrachten, vertelt over zijn bijscholing van vijf weken tot F-35-vlieger op een basis in Arizona, in de Verenigde Staten.
Daarmee voegde Steur zich in een traditie dat de luchtmachtcommandant zelf het toestel kan besturen dat het paradepaardje vormt van dit krijgsmachtonderdeel. Tot voor kort was dat de F-16, nu de F-35.
Dat is niet de enige reden voor de bijscholing: „De commandant staat ook voor het uitdragen van warrior mindset [strijdersmentaliteit] in alles wat hij doet”, mailt Steurs woordvoerder aan NRC. En dat geldt juist in deze tijden van oorlog en crisis, aldus Steur.
De ene gastvlieger zet het toestel te hard neer, waardoor onderdelen stukgaan, een ander neemt de bochten te scherp
De post op LinkedIn uit juli oogstte vooral positieve en een enkele kritische reactie van Steurs volgers, veelal actief in de wereld van de luchtmacht. De eersten prezen het voorbeeld dat de commandant gaf. Anderen wezen op de hoge kosten van de opleiding en het beslag dat ‘gastvliegers’ als Steur op het onderhoud en de beschikbare vlieguren van de F-35 leggen. ‘Gastvliegers’ waren vaak eerder actief op een gevechtstoestel, kregen daarna een baan op bijvoorbeeld het ministerie van Defensie in Den Haag, maar willen hun licentie behouden om, bijvoorbeeld, later weer mee te kunnen doen als operationeel vlieger. Voor het bijhouden van hun vaardigheden krijgen ze, naast hun salaris, een vliegerstoelage die kan oplopen tot ongeveer 2.300 euro bruto per maand.
Vloot
Onderhoud en reparatie van de F-35 vormen al langer een knelpunt. Een recent rapport van defensie, dat de introductie van de F-35 binnen de Nederlandse luchtmacht volgt, stelt dat door die problemen de wereldwijde inzetbaarheid van de F-35-vloot „onder de norm” is. Het rapport spreekt van „tekorten aan reservedelen en onderhoudsmateriaal”.
Het beslag dat gastvliegers op de F-35-vloot leggen en de noodzaak tot (extra) oefenen om de aansluiting met de operationele praktijk te houden, vergroten het probleem met techniek en onderhoud. Toenmalig minister Jeanine Hennis (VVD, Defensie) sprak al in 2013 bij de introductie van het vliegtuig over „een kostbare en tijdrovende aangelegenheid om collega’s die tijdelijk op een niet-operationele functie zitten, inzetgereed te krijgen”. Eerder dat jaar had de Algemene Rekenkamer gewezen op de belasting van deze gastgroep.
De commandant luchtstrijdkrachten ziet het als zijn taak en plicht om zelf onderdeel te blijven van de kernactiviteiten van de luchtmacht
Onderhoudstechnici die aan F-35’s en F-16’s hebben gewerkt, herkennen de observaties. NRC sprak een tweetal van hen. Ze willen anoniem blijven om hun belangen niet te schaden. Beiden noemen gastvliegers vanwege hun gebrek aan operationele ervaring een extra belasting. De een zet het toestel te hard neer, waardoor onderdelen stukgaan, een ander neemt bochten te scherp, wat bij de F-16 tot scheurtjes in ‘de huid’ van het toestel leidde. Tegenover een uur vliegen staat acht uur onderhoud, zo luidde de stelregel in onderhoudskring voor de F-16; voor de F-35 nog langer, gezien de complexe en kwetsbare techniek van het toestel.
Om de druk van gastvliegers op toestellen, vlieguren en onderhoud te verminderen, wilde toenmalig minister Hennis na 2013 hun aantal terugdringen. Zo’n 10 procent van alle beschikbare vlieguren met F-16’s ging toen op aan gastvliegers, voor wie 43 oefenuren per jaar waren toegewezen. Dat leidde ertoe dat jongere, operationele vliegers minder aan de bak kwamen. De 10 procent zou bij de F-35 moeten worden teruggebracht tot zo’n 5 procent, schreef Hennis de Tweede Kamer. „Met de introductie van de F-35 zullen alleen nog vliegers die tijdelijk een niet-operationele functie bekleden, uren maken als gastvlieger”, schreef ze. „Het uitgangspunt is zoveel mogelijk vlieguren beschikbaar stellen voor het combat ready houden van operationele vliegers.”
Evenknie
Op het oog valt Steur niet in de ‘tijdelijke’ categorie van gastvliegers zoals toenmalig minister Hennis die in 2013 definieerde. Van de commandant valt niet te verwachten dat hij ooit nog terugkeert in de gelederen van (meest jonge) gevechtsvliegers. Zijn twee voorgangers (Alexander Schnitger en Dennis Luyt) gingen na hun afscheid als commandant met vervroegd pensioen. Steur is 54 jaar oud en begon vorig jaar met zijn huidige functie. Ook verkeert hij vooralsnog niet in dezelfde situatie als zijn evenknie bij de Israëlische luchtmacht: commandant Tomer Bar vliegt geregeld F-35-missies tegen bijvoorbeeld doelen van Hezbollah in Libanon.
Toch valt Steur naar eigen zeggen ruimschoots binnen de criteria voor gastvliegers die met de F-35 mogen oefenen, laat hij via een woordvoerder weten. „Gezien de huidige situatie in de wereld kunnen we niet uitsluiten dat we op korte termijn betrokken raken bij een (grootschalig) conflict op het Europese grondgebied. […] De commandant luchtstrijdkrachten ziet het als zijn taak en plicht om zelf onderdeel te blijven van de kernactiviteiten van de luchtmacht.”
Verder is het van belang, schrijft Steur, „om zelf kennis en ervaring op te doen met de mogelijkheden, beperkingen en bijzondere kenmerken van dit wapenplatform”.
Lees ook
Export F-35-onderdelen naar Israël niet verboden
Streefgetal
De luchtmachtvoorlichting schrijft verder dat de verhouding tussen gastvliegers en beschikbare F-35-toestellen – 32 toestellen in Nederland – aanzienlijk is veranderd sinds 2013, toen Hennis haar brief schreef. Er zijn nu, verhoudingsgewijs, veel minder vliegers beschikbaar, aldus de voorlichting – al zegt de woordvoerder „uit veiligheidsoogpunt” geen concrete getallen vliegers te noemen, zoals Hennis in 2013 wel deed voor de F-16 (toen vijftig gastvliegers).
Het beslag van gastvliegers op het totaal aantal beschikbare oefenuren voor de F-35, bedraagt volgens de luchtmacht „op dit moment minder dan 5 procent”, het streefgetal van Hennis. „De luchtmacht zal alle zeilen bij moeten zetten om – in het licht van de dreiging in Europa – te blijven voldoen aan haar operationele taakstelling”, aldus de woordvoerder. „De waarde van de inbreng van gastvliegers neemt hierdoor alleen maar toe. Niet alleen voor de dagelijkse training en oefening, maar ook om in extremis bij te dragen aan de slagkracht van defensie door daadwerkelijk oorlogsmissies te vliegen.”
Lees ook
Israël overrompelde Iran met haast onzichtbare F-35’s en een cyberaanval. ‘De boodschap: we kunnen terugkomen wanneer we willen’
De advocaten van Rabobank doen er dinsdagochtend allerminst lichtzinnig over: „Met deze campagne zakt Greenpeace onder een morele ondergrens.” Volgens hen maakt de milieuorganisatie zich schuldig aan een trend van ‘demonisering’ waardoor publieke figuren steeds vaker doelwit worden van intimidatie. „Eerst waren het burgemeesters en Kamerleden, maar nu dus ook bankbestuurders.” De advocaten verwijzen hierbij naar eerdere incidenten, zoals de fakkeldrager die in 2022 op de stoep stond van Sigrid Kaag, destijds D66-leider.
Dat de gemoederen tussen Rabobank en Greenpeace zo hoog zijn opgelopen, komt door een recente campagne van de milieuorganisatie. Greenpeace heeft een portret van Rabobank-topman Stefaan Decraene gebruikt op onder meer stickers, posters en ansichtkaarten met de tekst „Wanted” erboven. De meest in het oog springende actie vond plaats op 15 oktober, toen activisten met behulp van abseilers een gigantisch spandoek van vijftien meter met zijn beeltenis aan de Vinoly-toren op de Zuidas ophingen. Onder zijn portret prijkte de tekst: „Verantwoordelijk voor ontbossing”.
Daarop volgde het kort geding waar dinsdag de vraag centraal staat: mag Greenpeace het portret van Decraene gebruiken in hun campagne tegen wereldwijde ontbossing? Rabobank eist dat Greenpeace stopt met het gebruik van zijn beeltenis in campagnemateriaal, waar hij te zien is als een cowboy die ‘wanted’ is, of met een kettingzaag te midden van een gekapt oerwoud.
Pr-strategie
Greenpeace startte de actie nadat Rabobank weigerde een verklaring over ontbossing te ondertekenen. Volgens Greenpeace levert de bank „de brandstof voor de ontbossing” door in 37 landen financiering te verlenen aan bedrijven en personen die betrokken zijn bij het kappen van bossen. Rabobank wil de verklaring niet ondertekenen omdat, zo herhaalt het bedrijf dinsdag, „onduidelijk is wat die verklaring precies inhoudt”.
Nog voor de zitting goed en wel van start is, richt de rechter zich tot de campagneleider van Greenpeace: „U zult het vandaag vast druk hebben.” Ze doelt hiermee op een andere zaak die Greenpeace dezelfde dag voert, waarin de milieuorganisatie van de Nederlandse staat eist de stikstofuitstoot rond kwetsbare natuurgebieden snel terug te dringen.
Bij de Rabobank-zaak is de ceo in kwestie niet in de zittingszaal. Zijn advocaten verklaren dat zijn aanwezigheid de aandacht voor Greenpeace’ pr-strategie alleen maar zou vergroten. „We houden hem liever in de luwte”, aldus de advocaten, die stellen dat Greenpeace vooral media-aandacht zoekt met dergelijke acties.
Veiligheid
Volgens de advocaat van Greenpeace moet Rabobank zich niet achter „een rechtspersoon verschuilen”. Uiteindelijk zijn het mensen die keuzes maken, en iemand in een dergelijk hoge positie mag daarop aangesproken worden, aldus de milieuorganisatie. „Daarvoor verdient hij dan ook meer dan genoeg.” Volgens Greenpeace wil Rabobank met deze rechtszaak de milieuorganisatie „kaltstellen”. In deze zaak beroept Greenpeace zich op het recht op vrije meningsuiting en het recht op betoging.
Rabobank geeft aan dat de bank altijd openstaat voor een gesprek, maar dat de „persoonlijke lastercampagne” onterecht is. De topman wordt volgens de advocaten onterecht afgeschilderd als een „internationale misdadiger”. De bank stelt dat de campagne daarmee niet alleen de reputatie van Decraene schaadt, maar ook zijn veiligheid in gevaar brengt.
Greenpeace-campagneleider Meike Rijksen stelt dat de investeringen van Rabobank die bijdragen aan ontbossing juist zeer gevaarlijk zijn voor miljoenen mensen. „Bovendien hebben we zijn portret gebruikt, niet zijn naam”, voegt ze eraan toe.
De Rabobank wil dat alle afbeeldingen van Decraene die op internet en op straat circuleren worden verwijderd, op straffe van een dwangsom van tienduizend euro per dag. Dat bedrag zou vervolgens worden overgemaakt naar een door de milieuorganisatie gekozen goed doel.
De uitspraak van het kort geding wordt verwacht op 26 november.