Opinie | Amsterdam wordt een hotel

Wie een beeld wil krijgen van het toekomstige Amsterdam moet een kijkje nemen in het zuidoosten van de stad. In een straal van zo’n honderd meter bewegen daar momenteel acht hijskranen door de lucht. Ter hoogte van metrostation Bullewijk, even ten zuiden van de Johan Cruijff Arena, steken ze uit boven een bedrijvengebied, waar enkele verouderde kantoren al hebben plaatsgemaakt voor nieuwe woontorens. Voor je ogen kun je de woonblokken de lucht in zien schieten, soms meer dan 120 meter of dertig verdiepingen hoog. Ongetwijfeld comfortabel wonen straks, als je tenminste een klein huishouden hebt.

Dat laatste is haast een voorwaarde. De meeste nieuwe woningen zijn namelijk kleine appartementen, van 30 tot 40 vierkante meter, soms 60 of 70. Dat geldt ook voor nieuwbouw op andere plekken in de stad. De projectontwikkelaars kampen met opgelopen kosten. Ze moeten hun rendement zien te behouden binnen de opgelegde eisen, voornamelijk 40 procent sociale huur en 40 procent ‘middenhuur’. Het gevolg is dat deze 80 procent – voor zover gehaald – vooral uit kleine appartementen bestaat, want die leveren meer op per vierkante meter. De resterende 20 procent: peperdure penthouses en lofts.

Nieuwbouw in Amsterdam: of heel klein of heel duur.

‘Kippenhokken’ of ‘duiventilletjes’, zo noemen bewoners en omwonenden deze kleine onderkomens, noteerde de Rekenkamer Amsterdam-Zaanstad. Ze worden bevolkt door (internationale) studenten die hooguit enkele jaren blijven, Amsterdamse jongeren met een tijdelijk huurcontract, en young professionals die er snel uitgroeien. De grotere koopappartementen gaan naar goedbetaalde kenniswerkers, meestal expats. Het nieuwe gebied in Zuidoost, concludeerde de Rekenkamer na uitgebreide studie, dreigt een „eenzijdige doorstroomwijk” te worden.

Het is een beeld dat je voor de hele stad kunt gebruiken. Sociaal-geograaf en onderzoeker Jaap Draaisma heeft Amsterdam een hotel genoemd, waar een groeiend deel van de bewoners veeleer bezoeker is. Ze benaderen de stad als een plek om te consumeren of maximaal te benutten, en vervolgens weer te vertrekken. Sommigen komen bewust maar enkele jaren, om te studeren, een partner te vinden of een start met hun carrière te maken. Anderen zouden graag langer willen blijven, maar dat is eigenlijk alleen weggelegd voor welvarende tweeverdieners, mede omdat er nauwelijks gezinswoningen zijn.

Nieuwkomers

In een normaal jaar vestigen zich 90.000 nieuwelingen in de stad, terwijl 80.000 Amsterdammers vertrekken. Daardoor groeit Amsterdam met 10.000 inwoners per jaar. Al kun je ook zeggen: de bevolking verandert met 10 procent. In een jaar tijd.

Omdat veel nieuwkomers (twintigers vooral) enkele jaren later vaak zelf tot de vertrekkers behoren (voor hun 35ste meestal, als ze gezinnen vormen), is het zinvol om over een langere periode te kijken. Dat is een hele klus, omdat mensen ook binnen de stad verhuizen. Maar de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Statistiek deed dat voor me. Uitkomst: de helft van de stadsbevolking is de afgelopen tien jaar veranderd. 47 procent van de mensen die in 2024 in Amsterdam woonde, woonde er in 2014 nog niet.

Ik schrok. Ik dacht aan het gemeentebestuur dat plannen maakt voor de stad, terwijl het in wezen slechts de helft betreft – de andere helft is er over tien jaar niet meer.

Binnenkort viert Amsterdam zijn 750ste verjaardag met onder meer een groot festival op ringweg A10. Eigenlijk draait het hele jubileumjaar Amsterdam 750 vooral om entertainment. Terwijl een bestaan van driekwart millennium ook een ideaal moment is voor reflectie. Hoe gaat het met de stad? Waar komt Amsterdam vandaan? En vooral: waar willen we naartoe?

Thuisgevoel

Amsterdam kampt met grote uitdagingen, die het lokale niveau overstijgen, zoals klimaatverandering, geopolitieke onrust en technologische omwentelingen. Ik richt me hier op drie ontwikkelingen – doorstroom, ongelijkheid en drukte – waarop de stad zelf invloed heeft. Ze hangen met elkaar samen omdat ze afbreuk doen aan iets fundamenteels, dat ik verbondenheid met de stad wil noemen, of thuisgevoel. Dat gevoel is geen luxe of nostalgie. Het vormt de basis van individueel welzijn en gevoel van veiligheid, van stedelijke samenhang ook: zorg voor je omgeving, betrokkenheid bij anderen, een reden om te blijven.

De geschetste hoge doorstroom levert een tweedeling op van een vluchtige en een langer wonende helft. Een andere tweedeling van Amsterdam is die van sociale huur versus vrije markt. In dit tweede schema woont 47 procent van de huishoudens in een sociale huurwoning, en de rest in een huur- of koopwoning in de vrije sector. Deze helften zijn sterk uit elkaar gegroeid. Sociale huurwoningen die vrijkomen gaan in de praktijk alleen nog naar mensen met een urgentieverklaring of een voorrangsregeling – vaak de allerkwetsbaarste huishoudens, met lage inkomens, een achtergrond als vluchteling of een psychiatrische aandoening. Vrije huurwoningen en koophuizen zijn juist extreem duur geworden. Een midden is er nauwelijks.

Deze ‘polen’ wonen steeds dichter bij elkaar. Waar vroeger wijken of buurten qua sociaal-economische status redelijk homogeen waren, staan de dure appartementen nu naast of tussen de – soms verwaarloosde – sociale huurwoningen. Sociale menging is een mooi ideaal, maar middenstand en horeca richten zich op degenen die veel te besteden hebben. Kleine fitnessstudio’s, natuurwijnzaken en koffiebars met matcha duiken op. Oudere winkels en buurthuizen verdwijnen. Veel Amsterdammers die al langer in de stad wonen voelen zich vervreemd, alsof de stad er niet meer voor hen is. Je hoort het op straat, leest het in interviews met bekende en minder bekende Amsterdammers, en ziet het scherp terugkomen in allerlei onderzoeken, zoals in een recent rapport van het Verwey-Jonker instituut over Nieuw-West.

Overtoerisme

In de binnenstad en aanpalende buurten speelt nog een derde probleem: drukte en overtoerisme. Bewoners gaan naar de rechter, omdat de gemeente niet écht zijn best doet om zich te houden aan zijn eigen gestelde limiet van 20 miljoen toeristenovernachtingen per jaar – we zijn op weg naar de 25 miljoen. Ook dat draagt bij aan het gevoel dat de stad niet meer van zijn bewoners is.

Natuurlijk horen doorstroom, economische verschillen en drukte bij een stad, zeker bij een open en internationaal georiënteerde stad als Amsterdam. Bovendien mag een vergrijzende samenleving dankbaar zijn voor een instroom van jonge productieve mensen vanuit de hele wereld. Maar de laatste tien jaar, vanaf ongeveer 2014, gaan de ontwikkelingen zo hard dat het stadsbestuur de grip is verloren en Amsterdam iets wezenlijks dreigt kwijt te raken. Zijn ziel, zo je wilt. Ook het idee dat gezinnen maar naar de randen moeten trekken, terwijl het centrum een dynamisch, druk en gepolariseerd doorstroomgebied mag worden, gaat voorbij aan wat een stad is: een samenhangend geheel. Geef je het hart op, dan verlies je de hele stad.

Nog altijd is Amsterdam een voor velen aangename, relatief sociaal-gemengde stad met veel betrokken inwoners. Maar laatstgenoemde groep is vergrijzend, zoals de sociaal-economische menging ‘binnen de ring’ een erfenis is uit het verleden, die snel verdwijnt.

Ideaalbeeld

Het heeft iets gemakzuchtigs om meteen naar het stadsbestuur te wijzen. Veel ontwikkelingen, wetten en regels liggen boven zijn macht. Tegelijk, als ergens visie en daadkracht vandaan moeten komen, dan toch echt uit de stad zelf. In politiek Den Haag staan de geschetste verwikkelingen niet op de agenda. Het stadsbestuur moet durven zien wat er gaande is, zijn ideaalbeeld nog eens oppoetsen, en daar met overtuiging naar handelen. Nu is het beleid weinig meer dan meebewegen met de omstandigheden en vasthouden aan de 40-40-20-verdeling, gebaseerd op inkomen, en niet op huishoudsamenstelling, levensfase of verwachte verblijfsduur. De politieke aandacht gaat uit naar achterstandsgebieden in Zuidoost, Nieuw-West en Noord. Gerechtvaardigd, maar het zicht op de stad als geheel lijkt afwezig.

Kritische ambtenaren van de gemeente namen onder de titel Mooi Mokum vorig jaar 19 nieuwbouwprojecten onder de loep die sinds 2013 zijn gerealiseerd. Zij formuleerden hun bevindingen voorzichtig. Mijn samenvatting: zo moet het niet. Het werden anonieme complexen met kleine hokjes, concludeerden ze. Gebouwen waar je je als bewoner niet snel thuis voelt, en die soms het idee oproepen van, inderdaad, een hotel.

En deze nieuwe woningbouw zal in de komende decennia een belangrijke, blijvende invloed hebben op de sfeer in de stad.

Historische les

Er zijn geen eenvoudige oplossingen. Er zijn wel veel slimme mensen in de stad, met veel denkkracht, die voor nieuwe richtingen kan zorgen. Er moet toch een manier zijn te vinden om middengroepen en gezinnen een plek te geven? En waarom blijft het toerismebeleid steken in papieren limieten, zonder gevolgen?

Een historische les in dit jubileumjaar is dat Amsterdam niet vanzelf zo’n aantrekkelijke, gemengde en welvarende stad is geworden. Die is zo gemaakt, door betrokken bewoners en bestuurders. Nog in de jaren tachtig werden onder regie van een nieuw, dwars stadsbestuur oude vervallen wijken opgekocht. Ze werden niet alleen opgeknapt, maar ook overgedragen aan het Gemeentelijk Woningbedrijf en corporaties. Dat is een van de redenen waarom de oude buurten nog altijd sociaal-economisch gemengd zijn, al staat dat dus stevig onder druk.

En wie weet nog wat de plannen waren in de jaren zestig met het stadshart? Dat moest een City worden, een zakencentrum naar Amerikaans voorbeeld, met kantoren, hotels, parkeergarages en nieuwe autowegen ernaartoe, dwars door de binnenstad. Ook toen dreigde de binnenstad verloren te gaan voor bewoners. Het was een onverwachte coalitie van deftige monumentenbeschermers en een activistische voorhoede van een nieuwe generatie die zich daartegen verzette. Ze redden centrale delen als de Jordaan en de Nieuwmarktbuurt als woonbuurt. De activisten zetten Amsterdam op het spoor naar wat het nu is geworden.

Zij hadden het gevoel dat de stad van hen was.