Volgens koning Willem-Alexander hebben we in Nederland „een uniek ambtenarensysteem” omdat „de ambtenaar loyaal is aan wie dan ook, de politieke basis (…). Maar het staat aan iedereen vrij als die met zijn of haar geweten niet overeen kan komen om een andere baan te zoeken”. Het is niet al te best Nederlands en ook redelijk onbegrijpelijk, maar volgens mij bedoelt hij: ambtenaren, wees loyaal aan PVV-ministers, en als je gewetensbezwaren hebt tegen de PVV, moet je maar een baan elders gaan zoeken.
Los van het feit dat de werkgever binnen de ambtenarij wel degelijk rekening moet houden met de gewetensbezwaren van ambtenaren, hebben de mogelijke problemen voor ambtenaren bij een PVV-kabinet niks te maken met loyaliteit en evenmin met gewetensbezwaren. Het gaat om de ambtseed.
Alle ambtenaren die bij de rijksoverheid gaan werken moeten een eed of belofte afleggen. Hier belooft de betrokkene Nederland als goed ambtenaar te dienen. Er staat letterlijk: “[…] ik werk in het algemeen belang voor onze samenleving en zet mij daar volledig voor in. Ik werk integer en behandel iedereen rechtvaardig, gelijkwaardig en met respect. […] Ik gedraag mij volgens onze wetten, het recht en de gedragsregels die verder voor mij gelden”. En daar wringt het schoentje, zoals de Vlamingen zo mooi zeggen.
Weinig op met Grondwet
De ambtenaar is niet loyaal aan de minister, hij is loyaal aan de samenleving, hij is loyaal aan de wet. Met de PVV krijgt Nederland voor het eerst in de geschiedenis een partij die een bedreiging vormt voor de democratische rechtsorde; de partij heeft weinig op met de Grondwet, minacht het parlement, erkent de onafhankelijke rechtspraak niet en heeft een hekel aan onafhankelijke media. De partij gelooft niet in wetenschap, maar wel in al dan niet nazistische complottheorieën.
Datgene wat de PVV predikt, staat haaks op de eed die de ambtenaar heeft afgelegd. En dat kan gaan schuren.
Stel: je bent speechschrijver. De minister wil een toespraak houden over omvolking. Moet je die speech schrijven? Ik betwijfel het ten zeerste.
Stel: je bent woordvoerder. In een trein heeft een niet-religieuze man twee treinreizigers doodgestoken. De minister wil dat je journalisten belt om te zeggen dat het altijd moslims zijn die treinreizigers doodsteken. Moet je gaan bellen? Ik betwijfel het ten zeerste.
Stel: je bent beleidsambtenaar. Er verschijnt een rapport dat het aantal asielzoekers is gedaald. De minister wil dat je opschrijft dat het aantal asielzoekers weer is gestegen. Moet je dat opschrijven? Ik betwijfel het ten zeerste.
Stel: je bent jurist. De minister wil boeren gaan vertellen hoe ze eenvoudig kunnen sjoemelen met de mesthuishouding en vraagt jouw input. Moet je die leveren? Ik betwijfel het ten zeerste.
Steun van de baas
Voor ambtenaren breken zware tijden aan. Ze zullen onder druk gezet worden om hun eed overboord te gooien. Ze zullen van goeden huize moeten komen om die druk te weerstaan. Het is daarbij cruciaal dat ze steun mogen verwachten van hun baas, en van de baas van hun baas.
Dat topambtenaren vooralsnog oorverdovend stil zijn, belooft weinig goeds. Hoewel, één topambtenaar sprak zich een aantal maanden geleden wel uit over een PVV-kabinet. „Geen probleem”, was zijn analyse. Maar ja, hij is inmiddels geen topambtenaar meer…