Ophef: hoe comfortabel was het leven in de ‘coole’ DDR?

DDR Geroemd in Engeland , verguisd in Duitsland – Katya Hoyer schreef een geschiedenis van de DDR die voor ophef zorgt.

Twee oude vrouwen op een bankje in Thüringen, met achter hen een bord voor het Karl Marx-jaar (1983)
Twee oude vrouwen op een bankje in Thüringen, met achter hen een bord voor het Karl Marx-jaar (1983) Foto Sueddeutsche Zeitung Photo/ANP

De Duitse historica Katja Hoyer maakt internationaal furore met haar boek Beyond the Wall, in het Nederlands verschenen als Achter de muur. In het Verenigd Koninkrijk is het boek van Hoyer, die fellow is aan King’s College Londen, een bestseller. Hoyer treedt met haar ‘nieuwe geschiedenis van de DDR’, zoals de ondertitel van de Duitse editie luidt, op in podcasts, op de radio en in kranteninterviews (waaronder in NRC van 5 mei).

Alleen, zo blijkt, zitten Duitse critici niet te wachten op zo’n nieuwe geschiedenis van de DDR. De recensies in Duitse media zijn vrijwel zonder uitzondering vernietigend. Een hoofdredactioneel commentaar in Der Spiegel stelt dat Hoyer ‘het donkere [in de geschiedenis] negeert of verbloemt’ en classificeert haar boek als ‘feelgood geschiedenis in plaats van kritische analyse’.

Een recensent in het linkse weekblad Der Freitag beticht Hoyer van een ‘naïef-positivistische opvatting van geschiedenis, die gelooft dat het navertellen van verhalen al historische wetenschap is.’ De auteur ‘neemt het met de historische feiten niet zo nauw’, aldus de criticus, en bauwt ‘vrolijk SED-stellingen na’: de opvattingen van de in de DDR heersende communistische partij.

In de Süddeutsche Zeitung noemt de recensent het boek ‘geheel en al teleurstellend’. Dat Hoyer concludeert dat het leven in de DDR ‘redelijk comfortabel’ was, vindt de criticus niet verwonderlijk aangezien Hoyer een dochter is van een ‘officier van de Nationale Volksarmee en een lerares’. De ouders van Hoyer, suggereert de recensent, waren brave vazallen in het regime, en voor iedereen die zich niet voegde in de dictatuur is dat oordeel ‘redelijk comfortabel’ een gotspe.

Het debat wordt zo fel gevoerd omdat voor veel Duitsers die ‘nieuwe geschiedenis’ meer hun eigen biografie is dan geschiedenis. Hoyer wil laten zien dat niet alles in de DDR armzalig, grauw en corrupt was, en illustreert dat door interviews met DDR-burgers. In NRC zei Hoyer dat ze het verleden wilde „depolitiseren”, en zowel de „lelijke als de goede eigenschappen van de DDR” in kaart wilde brengen.

Erkenning

Hoyer, geboren in 1985 in het Oost-Duitse Guben, geeft daarmee gehoor aan de wens van veel Duitsers in voormalige DDR-deelstaten, die het belangrijk vinden dat bepaalde aspecten uit hun DDR-bestaan erkenning krijgen. Bijvoorbeeld toegankelijke huisvesting voor iedereen of de arbeidsparticipatie van vrouwen, die hoger was dan in West-Duitsland. Niet álles was beter in West-Duitsland en de West-Duitsers wisten niet alles beter, is het sentiment. In de deelstaten van de ‘oude’ Bondrepubliek daarentegen is de consensus dat álle aspecten van het DDR-leven besmet waren: in een dictatuur kan niets ‘goeds’ bestaan.

Hoyer lijkt enigszins op de kritiek op haar boek te hebben geanticipeerd. In haar voorwoord stelt ze dat Oost-Duitsland in 1990 ‘het recht [verloor] om zijn eigen geschiedenis te schrijven’, omdat de geschiedenis wordt geschreven door ‘winnaars’, het westen dus. Hoyer citeert in haar voorwoord Angela Merkel, die in een van haar laatste toespraken als bondskanselier zei dat haar Oost-Duitse afkomst vaak als niets meer dan ‘ballast’ werd getypeerd waar ze zich kundig van had losgemaakt. Niemand die op het idee kwam dat de eerste 35 jaar van Merkels leven meer waren dan ‘ballast’, dat die 35 jaar haar hadden gevormd en niet zomaar konden worden uitgewist.

Dat het narratief over Oost-Duitsland nog altijd vooral door West-Duitsers wordt bepaald is op te maken uit de cijfers in een recent rapport: chefsfuncties in Duitse media worden voor minder dan 8 procent door Oost-Duitsers bekleed. Aan universiteiten zijn leidinggevende functies maar voor 1,7 procent in handen van Oost-Duitsers.

Over de voortdurende ongelijkheid tussen het oude Oost- en West-Duitsland schreef Dirk Oschmann, hoogleraar literatuurwetenschap in Leipzig, een filippica die al maanden de Duitse bestsellerlijsten aanvoert. In zijn boek Der Osten. Eine westdeutsche Erfindung stelt Oschmann dat niemand in Duitsland zo wordt gediscrimineerd als de Oost-Duitse man. Hijzelf kortte het zakgeld van zijn kinderen als ze met een Saskische tongval spraken, om ze voor een maatschappelik stigma te behoeden, en liet zijn Oost-Duitse geboorteplaats weg op zijn cv.

‘Politieke ervaringen in het oosten’, schrijft Oschmann, worden in ‘het westen steeds weer ongeldig verklaard, omdat het uitsluitend dictatuurervaringen kunnen zijn’. Vaak worden die ‘dictatuurervaringen’ gebruikt als verklaring waarom de extreem-rechtse AfD zo succesvol is in de ‘nieuwe’ deelstaten. De burgers in het oosten waren nu eenmaal aan een dictatuur gewend, en zijn nog altijd niet rijp voor een pluralistische democratie.

Grootste manco

Het grootste manco aan Hoyers boek is dat het niet de brug slaat tussen de alledaagse ervaringen van de geïnterviewde mensen en een analyse van het functioneren van regime. Hoe kan het dat haar geïnterviewden, en mogelijk een aanzienlijk deel van de DDR-burgers, geen repressie ondervonden? Want ook als zij de dictatuur niet zo meekregen, de staat kreeg wel alles van hen mee. Vanaf de crèche tot universiteit, in media en cultuur, alles werd door de communistische partij gedicteerd.

Bij Hoyer verdwijnen de partij, de Stasi en de Muur steeds weer vlug naar de achtergrond, alsof bijvoorbeeld het opgesloten zijn in eigen land een soort onpraktische bijkomstigheid was. Door de bouw van de Muur in 1961 zag het bewind zich genoodzaakt de levensomstandigheden iets te verbeteren, stelt Hoyer, om de opgesloten burgers tevreden te houden. Daarom hadden in 1970 meer huishoudens in de DDR een ijskast dan in West-Duitsland, aldus Hoyer, werden vakanties goed geregeld en waren zelfs cruises over de Oostzee mogelijk. In de DDR heerste eind jaren zestig ‘welvaart en optimisme’ en ‘trots’, concludeert Hoyer; een wat al te rooskleurige samenvatting.

Haar belangrijke project ondermijnt Hoyer uiteindelijk met meer van dat soort optimistische inschattingen. Zo ziet Hoyer wel dat de drankconsumptie in Oost-Duitsland dubbel zo hoog was in de DDR dan in West-Duitsland, maar dat verklaart zij zo: ‘De meeste Oost-Duitsers dronken niet om hun zorgen te vergeten, maar omdat er te weinig dingen waren om je zorgen over te maken.’ Alcoholisme is met name in Oost-Duitse deelstaten een probleem.

In een stuk inThe Guardian reageerde Katja Hoyer vorige week op de kritiek in Duitsland op haar boek, die ze ‘neerbuigend’ noemt. Dat is tenminste voor een deel waar. Maar door de Oost-Duitse cultuur in de kop van het artikel ‘cool’ te noemen, maakt ze het haar critici ook veel te makkelijk.