De Japanse paling (Anguilla japonica) blinkt uit in het ontsnappen aan de dood. Voor dieren die opgegeten worden is het meestal game over. Hoe anders is dit bij de Japanse paling, voor wie dit meer lijkt op het bezoeken van een dodelijke escape room. Wetenschappers aan de universiteit van Nagasaki laten nu zien hoe de jonge palingen ontsnappen via de kieuwen van de roofvis Odontobutis obscura, een soort zeegrondel.
Het was al eerder beschreven dat de palingen in staat zijn om te ontsnappen uit de maag van hun belager, maar hoe ze dat voor elkaar krijgen was gissen. In een artikel gepubliceerd in Current Biology, onthullen onderzoekers de ontsnappingstruc. Ze slaagden erin de ontsnapping in een röntgenscanner te filmen door jonge alen eerst te injecteren met een contrastmiddel (bariumsulfaat) en ze vervolgens los te laten in een aquarium met een hongerige zeegrondel. Zo volgden ze het lot van elf opgegeten palingen.
Zeegrondels slikken hun prooi in zijn geheel door, waardoor de palingen in hun maag nog springlevend zijn. De palingen hebben dan geen tijd te verliezen, binnen drie minuten zullen ze bezwijken door het maagzuur en de zuurstofloze omgeving.
In een video uit het onderzoek is te zien hoe de elf palingen snel rondzwemmen in de maag op zoek naar een uitweg. Vijf palingen lukt het om hun staartpunt langs de maagklep terug in de slokdarm te steken. Van daaruit ligt de weg naar buiten open zonder dat de grondel zijn bek hoeft te openen: de slokdarm heeft een open verbinding met de kieuwspleten. Om deze te vinden zwiepen de alen hun staart in het rond. Zo lukt kennelijk de uitweg te vinden. Wanneer de staartpunt uit de kieuwen steekt, trekt de paling zich als een kurkentrekker samen om zijn kop te bevrijden uit de maag, deze is namelijk tot het allerlaatste moment in de maag achtergebleven.
Het lukt lang niet alle palingen om zo te ontsnappen. Van de in totaal tweeëndertig opgegeten dieren die de onderzoekers observeerden, kregen dertien het voor elkaar de kieuwen te vinden en wisten er negen zich helemaal te bevrijden uit hun belager. Ruim de helft van deze palingsoort sterft dus alsnog als maaltje voor de grondel.
Hierbij zagen de onderzoekers dat zwaardere exemplaren die meer spierkracht hebben vaker ontsnappen dan kleinere en lichtere aaltjes. Enig geluk of handigheid komt er ook bij kijken: in de filmpjes zagen de onderzoekers ook dat twee palingen het met hun staart bij de verkeerde uitgang uit de maag probeerden, verder de darm in. Ze overleefden het niet.
4.000 gewonden en nu al 32 doden na de ontploffing van piepers en walkietalkies in Libanon. De slachtoffers zijn vooral leden van Hezbollah. Libanon en internationale media wijzen naar Israël als brein achter de aanval. Cosette Molijn ging na de explosies de straat op en vroeg zich af: wat betekent dit voor het al onrustige Midden-Oosten?
Teleurstelling van de week: Tommy Wieringa schrijft het geschenk van de Maand van de Filosofie. Niks mis met Wieringa als schrijver en columnist, maar waren de filosofen soms op? We hebben als filosofen één maand per jaar om ons vak te vieren en uit te rollen over Nederland. Dan schuiven we een boegbeeld naar voren en wat mij betreft zou dat een filosoof moeten zijn. Het is overigens de tweede keer op een rij dat niet aan een filosoof de eervolle taak is toebedeeld: vorig jaar schreef journalist Tom-Jan Meeus het geschenk.
Voor de duidelijkheid; ik voel me niet gepasseerd, ik heb het geschenk al eens mogen schrijven. Ook geldt uiteraard dat je niet per se een filosoof hoeft te zijn om filosofisch te kunnen denken of schrijven. En ja, er zijn grotere problemen in Nederland dan wie geschenkje zus of zo schrijft. Maar het staat voor iets waar ik me zorgen over maak, namelijk dat in tijden van bezuinigingen op cultuur, en op boeken in het bijzonder, er (nog meer) van dit soort veilige keuzes gemaakt (gaan) worden. Wieringa is een begenadigd schrijver, maar in alle opzichten een veilige keuze. Hij schreef het Boekenweekgeschenk, won diverse prijzen. De immer in zwaar weer verkerende boekhandels zullen ongetwijfeld met een bekende naam opgelucht ademhalen. Toen Jon Fosse de Nobelprijs voor Literatuur won heb ik tenminste één boekhandelaar horen verzuchten dat het niet bepaald vlotjes verliep met de verkoop van zo’n onbekende naam en zulk onbeminnelijk proza.
Afgelopen week stond er een vlammend stuk van schrijver Jamal Ouariachi in NRC, waarin hij betoogde dat een bloeiende literatuur begint bij de liefde en zelfwaardering van schrijvers voor hun eigen vak. Literaire schrijvers laten zich systematisch een kleine, onderbetaalde en onbenullige rol toebedelen en verwijten intussen anderen cultuurhaat. Een betoog waar menig schrijver vast wel iets in zal herkennen, ik althans wel. Zo werd ik afgelopen week uitgenodigd voor een evenement, ik informeerde naar de vergoeding; die was er niet. Maar dat was voor de honderd gasten die mij voorgingen, onder wie zeer prominente en drukbezette BN’ers uit de culturele sector geen belemmering geweest, ze kregen er volgens henzelf en de organisatie veel Brabantse gezelligheid voor terug.
Wat Ouariachi zegt over het schrijfvak, geldt ook de filosofie. Want houden we als filosofen wel echt van ons vak als we het aan anderen gaan overlaten om filosofie te bedrijven, als we, op dat ene moment in het jaar dat we iemand als uithangbord naar voren kunnen schuiven, kiezen voor een niet-filosoof? En: is op veilig spelen in deze tijd wel de beste manier om publieksfilosofie te bedrijven en onder de aandacht te brengen?
Publieksfilosofie komt uiteraard in vele varianten, is veelkleurig en veelzijdig. Deze tijd vraagt wat mij betreft om opleving van de kont tegen de krib-achtige vrijdenkersmentaliteit, een filosofie die de boel durft op te schudden te midden van een landschap vol boeken en mensen die ons vertellen hoe we in een aantal stappen betere mensen kunnen worden aan de ene kant en manipulatieve brulapen op sociale media aan de andere kant. In het beste geval slaagt de publieksfilosofie erin om een verrassende en originele denkinterruptie te plegen die je kijkrichting kantelt en de normale gang van zaken bevraagt. Een publieksfilosofie, kortom, die durft te ontregelen, óók met de keuze van de auteur van het geschenk.
Begrijp me niet verkeerd, ik heb niets tegen bekende mensen of Wieringa. Mijn punt is dat ze niet het geschenk-uithangbord zouden moeten hoeven zijn van een vak dat niet het hunne is. Wat ze wel kunnen doen? Wel nu, ik hoorde in de podcast De Communicado’s dat de warme aanbeveling van Peter Pannekoek het theaterstuk De Zaak Shell 5.000 (!) extra verkochte kaarten opleverde. Uitstekend, trek een heel blik cabaretiers, schrijvers en bekende namen open voor meer warme aanbevelingen, graag ook voor de Maand van de Filosofie, dat kunnen we in tijden van bezuinigingen goed gebruiken.
Zelfliefde is trouwens een mooi filosofisch thema. Ik heb ooit geleerd dat de filosoof Rousseau een onderscheid maakt tussen amour propre en amour de soi. Amour propre is zelfliefde waarbij de eigenwaarde afhankelijk is van het oordeel van anderen, amour de soi garandeert absolute vrijheid, omdat die niet via de omweg van anderen tot stand komt. Filosofen lijken zich afhankelijk te hebben gemaakt van de handel. Vergeet het credo ‘Ken uzelve’, maak daar de komende tijd van: hou van uzelve!
Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.
Vijf keer is de aarde in de afgelopen 485 miljoen jaar een hothouse geweest, een soort hete kas. In die vijf perioden, die elk vele miljoenen jaren duurden, lag de wereldwijd gemiddelde temperatuur aan het aardoppervlak tussen de 30 en 35 graden Celsius – tegenwoordig is het zo’n 15°C. Het was te warm voor ijs op de polen. In de meest recente hothouse, het Eoceen, groeiden daar palmen, mangroves en baobabs.
Dat blijkt uit een reconstructie van de aardse oppervlaktetemperatuur in de afgelopen 485 miljoen jaar. De studie is donderdag gepubliceerd in Science. „We kunnen ons moeilijk voorstellen hoe vreselijk warm dat is, 30°C gemiddeld. De mens is geëvolueerd in een van de koudste fasen in de aardse geschiedenis”, mailt Emily Judd, eerste auteur van de nu gepubliceerde studie en paleoklimaatwetenschapper aan het Smithsonian National Museum of Natural History in Washington DC.
In een tegelijk bij het artikel gepubliceerd commentaar schrijft Benjamin Mills, hoogleraar evolutie van het aardsysteem aan de Universiteit Leeds, dat een nauwkeurige reconstructie van de temperatuur in het verleden belangrijk is „om de geschiedenis van het leven op aarde beter te begrijpen, om het toekomstige klimaat te voorspellen, en om geïnformeerd te zoeken naar andere, bewoonbare planeten”.
Temperatuurschommelingen
Uit de reconstructie blijkt dat de temperatuur de afgelopen 485 miljoen jaar meer op en neer is geschommeld dan eerder gedacht. Verder zijn de temperaturen in het verre verleden minder hoog dan gedacht. „Met name als je dichter bij die 485 miljoen jaar geleden komt, kwamen eerdere schattingen soms rond de 50°C uit”, zegt Mills.
Het onderzoek laat ook zien dat de aarde in al die tijd vaker in een warme dan in een koude toestand verkeerde – sinds 34 miljoen jaar zit de aarde weer in een koude fase. Verder is de wereldwijd gemiddelde temperatuur nooit ónder de circa 11°C gezakt, en nooit boven de circa 35°C uitgekomen. Mills: „Dat duidt op een temperatuurregulerend systeem, en dat is bemoedigend voor het leven op aarde.”
Reconstructies zoals deze zijn eerder gemaakt. Maar die baseerden zich op ofwel klimaatmodellen ofwel geologische data, met name fossielen waaruit temperatuurgegevens kunnen worden afgeleid. Die twee benaderingen zijn dit keer gecombineerd. Elke methode heeft z’n voor- en nadelen, schrijft Judd in haar e-mail. „Fossielen geven een snapshot van de omstandigheden op een specifieke tijd en plek. Het is alsof je het beeld wilt ontrafelen van een puzzel van duizend stukjes, terwijl je maar een paar stukjes hebt.” Klimaatmodellen geven wel een wereldwijd beeld, legt Judd uit, maar daarbij moet je een bepaalde CO2-concentratie invoeren om het model te laten draaien. „Die waarde goed schatten voor periodes honderden miljoenen jaren geleden is erg lastig.” In dit geval hebben de onderzoekers de klimaatmodellen gecombineerd met de geologische data – ze noemen het ‘data-assimilatie’.
Sterke correlatie
Het levert een aantal opmerkelijke uitkomsten op. De meest verrassende vindt Judd zelf de sterke correlatie tussen de gemiddelde temperatuur en de concentratie CO2 in de atmosfeer. „We weten dat die twee vandaag de dag sterk gekoppeld zijn, maar dat ze over honderden miljoenen jaren ook zo’n sterke relatie laten zien, dat was onverwachts.”
Want, zegt Judd, er zijn ook andere factoren die met name op langere tijdschalen van invloed zijn op klimaat, zoals de zon. Die is de afgelopen honderden miljoenen jaren iets feller gaan schijnen. Op de huidige, door de mens veroorzaakte opwarming is dat effect verwaarloosbaar. Maar op langere tijdschaal zou je er iets van verwachten te zien in de gemiddelde temperatuur. Mills: „Dat is inderdaad een probleem.” Judd en collega’s suggereren dat het effect van een langzaam steeds helderder schijnende zon misschien is gecompenseerd door veranderingen in de albedo (de reflectiviteit) van de aarde, of in de aanwezigheid van andere broeikasgassen zoals methaan.
Een andere opvallende uitkomst van de studie is de hoge klimaatgevoeligheid. Die geeft weer hoeveel de temperatuur aan het aardoppervlak opwarmt bij een verdubbeling van de concentratie CO2 in de atmosfeer. Ze komen uit op 8°C, maar zeggen er wel bij dat het om een opwarming over miljoenen jaren gaat, en dat hierbij naast CO2 bijvoorbeeld andere broeikasgassen en veranderingen in de vegetatie van invloed zijn.
Appy Sluijs, hoogleraar paleoceanografie aan de Universiteit Utrecht, heeft zijn bedenkingen bij die 8°C. Een groot onderzoek naar de klimaatgevoeligheid kwam vier jaar geleden uit op 2,6 tot 4,1°C. Inmiddels houdt het IPCC, het klimaatbureau van de Verenigde Naties, min of meer dezelfde bandbreedte aan. Maar Mills wijst erop dat het hierbij gaat om de klimaatgevoeligheid op korte termijn. Van de gevoeligheid op lange termijn, zegt hij, werd al gedacht dat die ongeveer twee keer zo groot is. Mills: „Dus die 8°C is niet zo verrassend.”
Klimaatsceptici
De twijfel van Sluijs zit vooral bij de gebruikte methode, de data-assimilatie. „Met deze methode passen de klimaatmodellen zich aan aan de geologische data die je invoert. Maar hoe weet je dat de modellen daarna de werkelijkheid weergeven? Je test niet de natuurkunde van het klimaatsysteem. De uitkomst blijft een schatting.”
De uitkomsten van de studie hebben Judd niet alleen verrast. Ze is ook bezorgd dat klimaatsceptici en -ontkenners ermee aan de haal gaan. „Ik ben bang dat ze erop wijzen dat het klimaat het grootste deel van de laatste 485 miljoen jaar in een warme toestand heeft verkeerd, en dan zeggen: zie je wel, er is nu niks aan de hand.”
Maar de opwarming nu gaat zó snel. De meeste organismen evolueren niet snel genoeg om dat tempo bij te kunnen houden. „Het geeft een hogere kans op massale uitsterving.” En de aarde kan zich op den duur wel weer aanpassen. „Maar het is geen garantie dat hetzelfde geldt voor menselijke samenlevingen.”