IT’er Marjolein Faber was makkelijk op de kast te krijgen. Met een poster van toenmalig SP-leider Jan Marijnissen bijvoorbeeld, zegt een oud-collega. Of met zomaar een kop uit de krant van die dag, aldus een ander in haar toenmalige team. „Een vriendelijke, wat onorthodoxe dame in kleding en gedrag”, zegt Mart van Ineveld, die tegelijk met Faber bij het bedrijf Stater NV werkte, zij het op een andere afdeling. „Ze was opvallend loyaal aan haar collega’s. Daar stond ze pal voor en dat sprak ze ook uit.”
Bij Stater, een financiële dienstverlener waar Marjolein Faber in 2000 ging werken, maakte ze van haar denkbeelden geen geheim, volgens twee directe ex-collega’s. Zij werken nog steeds bij het Amersfoortse bedrijf, op verzoek blijven ze anoniem. Volgens beiden liet Faber zich soms laatdunkend uit over mensen met een migratieachtergrond. Eén van hen, een collega uit haar begintijd, herinnert zich het ongenoegen over de Nederlandse overheid dat ze geregeld uitsprak, terwijl de Verenigde Staten in haar ogen juist geweldig waren. Met haar man had ze toen net een huis gekocht in Florida.
Marjolein Faber-van de Klashorst (Asiel en Migratie, PVV) is zonder twijfel de meest besproken minister uit het eerste jaar van het kabinet-Schoof. PVV-leider Geert Wilders ontzag haar in de voorbije week opzichtig in zijn klacht over uitblijvend strenger asielbeleid. Met haar weigering om te tekenen voor lintjes voor vrijwilligers die zich voor asielzoekers inzetten, bracht ze afgelopen april bijna het kabinet ten val.
Eerder wekte ze woede met de bewering dat de Oekraïense president Zelensky niet democratisch gekozen was – ze nam dat later terug. Coalitiegenoten noemen haar bruuskeringen ineffectief, juist nu ze steun zou moeten verwerven voor haar strengere asielwetgeving, die nog door beide Kamers moet.
Maar mensen die Faber in een eerder leven meemaakten zijn niet verbaasd. Wel over het feit dat ze minister is geworden, niet over hoe ze zich in die rol opstelt. Wat heeft haar dan gevormd? Hoe werd ze na een anonieme carrière in de IT een van Wilders’ trouwste volgers? Om meer te weten te komen over haar leven vóór de politiek heeft NRC met veertig mensen contact gezocht, van wie ongeveer de helft in meer of mindere mate meewerkte aan dit artikel. Bij een ontmoeting eerder deze maand gaf de minister aan geen vragen te beantwoorden. Wel zei ze: „Ik weet waar u mee bezig bent.”
John Berends heeft haar nooit willen psychologiseren. „Dat ga ik nu ook niet doen”, zegt de CDA’er en voormalig commissaris van de koning in Gelderland. Tussen 2019 en 2024 botste hij geregeld met Faber, die de PVV-fractie leidde in de Gelderse Provinciale Staten. „Je ziet heel veel mensen verkleuren in de politiek. Dat je denkt: waarom doet-ie dat nou ineens? Zij doet nu niet anders dan toen ik haar heb leren kennen. Imago en identiteit liggen bij haar behoorlijk op één lijn.”
Voor haar vijftigste had Faber (64) geen publiek leven of noemenswaardige maatschappelijke verdiensten. Er is niets over haar – of van haar – te vinden in het publieke domein voor ze in 2010 de politiek in ging voor de PVV-fracties in Gelderland en de Eerste Kamer.
Of het moet de weblog zijn van haar echtgenoot, waarin hij aan enkele bevriende IT’ers al bijna 25 jaar verslag doet over eten, hun zoons, Formule 1, motorritten, de vakanties in de VS („het beloofde land”) en een enkele uitspatting. Zoals vier dagen Efteling ter gelegenheid van hun veertigjarige huwelijk in 2023. Over politiek gaat het bij hem nooit – al vermeldt hij dat zijn vrouw hem in 2010 voor Vaderdag de memoires van islamcriticus en voormalig VVD-politica Ayaan Hirsi Ali cadeau doet. Hij reageert niet als een van zijn IT-vrienden ten tijde van Wilders’ ‘Polenmeldpunt’ in 2012 optekent dat hij „kotsmisselijk” wordt van de PVV.
Faber woont al bijna bijna dertig jaar in Hoevelaken. Buurtgenoot Jan Hofman, onderwijsdirecteur en actief voor de lokale CDA, trof haar afgelopen zomer toen ze kort na haar beëdiging op de oprit haar cabrio waste. „Op zo’n moment is ze alleraardigst”, zegt hij. „Ik denk dat de mens en de politicus echt verschillend zijn. De politicus, daar heb ik problemen mee.”
Haar meisjesnaam was een begrip in het Amersfoort van de vorige eeuw
Marjolein Hillegonda Monica Faber-van de Klashorst werd in 1960 geboren. Ze wilde boerin worden, zei ze in een introductiegesprek voor haar departement dat online te vinden is, want ze is een groot dierenliefhebber. „Maar ik ben die boer niet tegengekomen.” In en rond Amersfoort genoot Marjolein een beschermde opvoeding, vertelde ze. Bij haar hoorzitting in de Tweede Kamer noemde ze zichzelf „blijmoedig”, wat ze van haar moeder heeft – dat was iemand met „een opgeruimd karakter” die „altijd thuis was”.
Naar eigen zeggen zat ze als kind met gespitste oren te luisteren als het, bij haar opa thuis, ging over de handel, met ooms en neven die over de vloer kwamen. Haar meisjesnaam was een begrip in het Amersfoort van de vorige eeuw. Veel van de mannen in de familie dreven een slagerij. Er was een G. en een W. en een J.D. en een S. van de Klashorst. „De ruime etalages lokken den voorbijganger tot koopen”, beschrijft De Eembode in 1928 over de zaak van Splinter van de Klashorst aan de Arnhemseweg. Hij was de opa van Marjolein.
Haar vader Gerrit had een groothandel voor horecavlees, die hij in 1970 verkocht. Volgens twee branchegenoten werd hij ‘Zwarte Gerrit’ genoemd, om zijn haarkleur. „Die Klashorsten waren het type recht voor zijn raap”, zegt de ondernemer die zijn zaak overnam.
Bij haar maidenspeech in de Eerste Kamer bracht Faber eind 2011 haar vader in herinnering. Ze hield een betoog ter ondersteuning van een verbod op onverdoofd slachten, dat – zonder succes – door de Partij voor de Dieren was ingebracht. „Ook tijdens de moeilijke oorlogsjaren zorgde hij ervoor dat hij patronen op zak had voor zijn schietmasker”, zei ze over haar vader. „Om het stomme dier dat hij naar de slachtbank leidde zo veel mogelijk leed te besparen.”
Gerrit was 22 toen hij in 1943 met twee familieleden van zijn vrouw Gerda werd opgepakt voor ‘clandestien slachten’. Buiten het bonnensysteem om vlees verwerven of verkopen was verboden. Volgens de administratie van de Duitse bezetter brengt hij vijf dagen door in een Scheveningse cel, al stelt ‘M.H.M Faber-van de Klashorst’ op de site van het Nationaal Monument Oranjehotel in een notitie dat het zes weken was. „Dankzij het omkopen van een bewaker kon Van de Klashorst zijn vader bellen”, schrijft ze in 2021. „Zijn vader heeft hem uiteindelijk vrij gekregen.”

Neef Frans, net als Marjolein een kleinkind van Splinter, herinnert zich dat zijn vader Joseph en ‘ome Gerrit’ altijd samen waren. „Die twee deden er alles aan om mensen in de straat aan wat meer eten te helpen. Je had alleen kool en aardappelen, soms wat zelfgemaakt brood.” Via een boerderij in Hoevelaken konden ze aan vlees komen, en eieren en hout. Maar in garnizoensstad Amersfoort stikte het van de Duitsers. „Die hadden koelruimtes en de rokerij ingenomen voor hun vlees. Ze zaten er bovenop.”
Gerrit botst niet alleen met de bezetter. Ook in de naoorlogse jaren was het nog verboden om buiten het bonnensysteem vlees te verhandelen. Hij en zijn broer krijgen een voorwaardelijke celstraf, in 1946. Veel meer dan dat ze „opzettelijk handelen in strijd met” het Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 staat niet in de vonnis-extracten die NRC vond. Hun vader moet een jaar later voorkomen en krijgt zes weken cel – er was sprake van recidive. „Er was nog steeds weinig vlees te krijgen, dus ze verkochten weleens wat buiten de bonnen om”, zegt Frans. „Ze zijn gewoon gepakt.”
Frans is 89 en woont al sinds zijn achttiende in Australië, waar zijn vader in de jaren vijftig een Hollandse slagerij opende. Frans’ vrouw June, geboren Britse, werd op latere leeftijd parlementariër en minister in de deelstaat West-Australië voor de (rechtse) Liberale Partij. Dat hun Nederlandse nicht inmiddels beroemd is, horen ze via NRC voor het eerst. Met de Nederlandse familie is geen contact meer, „zo gaat dat”. Erg politiek, zegt Frans, waren de Van de Klashorsten niet in die naoorlogse jaren. „Dat was meer voor mensen met veel geld”, lacht hij. „Wij werkten zes dagen per week. En op zondag gingen we naar de kerk.”
In de jaren zeventig streek het gezin van Marjolein Faber neer in een vrijstaand huis in Leusden-Zuid. Na de mavo en havo aan het Corderius College begon Marjolein aan een beroepsopleiding radiodiagnostiek. Later volgde ook een tweejarige opleiding nucleaire geneeskunde ‘in vivo’, een toen nieuwe richting van lichaamsonderzoek met behulp van radioactieve stoffen. In het Amersfoortse ziekenhuis De Lichtenberg kon ze eind jaren zeventig aan de slag. Tot ze in 1986 overstapte naar de automatisering, waar een schreeuwend personeelstekort was.

Haar loopbaan vertoont gelijkenis met die van haar man. Hij is aan de laboratoriumschool opgeleid, maar kon na zijn diensttijd geen werk meer vinden in een ziekenhuis. Ook hij is de IT ingerold via een ‘IBM-agent’, een automatiseringsbedrijf dat software van de Amerikaanse computergigant implementeerde bij Nederlandse bedrijven en instellingen.
Volgens twee collega’s in het Diemense IBM-bedrijf waar Marjolein Faber begon, kwam ze niet bepaald bescheiden binnen in de IT-wereld. „Ze was toen al stronteigenwijs”, zegt Henk Jan ten Zijthoff, die er ook werkte als verkoper. „En iedereen op het pluche was een uitvreter – dat soort ideeën had ze al.” Erik Versloot, een van de toenmalige eigenaars van het bedrijf: „Die overtuiging van haar eigen gelijk zit in dat karakter. Ze spuide overal ongenuanceerd haar mening, vaak ongefundeerd.” Voorbeelden hiervan kan hij zich na al die decennia niet herinneren. „Het ging niet zozeer over politiek, maar bij wijze van spreken over de kaas in de kantine.”
Ze begon op de helpdesk en werd intern opgeleid als programmeur. Later werkte ze als IT-freelancer terwijl de kinderen opgroeiden, om via een ander IBM-bedrijf uiteindelijk terecht te komen bij Stater in (toen nog) Leusden. Ze werd onder meer teamleider bij functioneel beheer, dat aanpassingen in het kredietbeleid van klanten, doorgaans hypothecaire financiers, verwerkte. Een van de programmeurs bij Stater zegt dat Faber – „zeer ongebruikelijk” – aanvankelijk had bedongen dat ze alleen onder schooltijd zou werken.
Ze werd in het zonnetje gezet om haar jarenlange inzet als judomoeder
Haar twee zoons konden goed judoën, één zat dicht tegen de Nederlandse top aan. Bij een reünie van sportschool Theo Meijer in Leusden werd de minister afgelopen september in het zonnetje gezet om haar jarenlange inzet, zoals bij het vervoer rond toernooien. Meijer, zelf voormalig olympisch judoka, noemt haar „zeer bevlogen en betrokken” als judomoeder. „We hadden geen bestuur zoals in een vereniging, dus pakten ouders heel veel op. Zij was daarin echt een aanjager.”
Haar oudere broer is de horeca ingegaan, als ondernemer en investeerder. Op een verzoek aan hem voor een gesprek over hun ‘roots’ komt geen reactie. Een neefje, bestuurlijk actief in de beginjaren van de jongerentak van Forum voor Democratie, wil evenmin meewerken aan een artikel. Hoe de ideologische ontwikkeling van Marjolein Faber precies verliep, blijft zo in nevelen gehuld. In spaarzame interviews zegt ze dat ze van „VVD-huize” is en altijd al aangetrokken werd door de politiek. De VVD vond ze echter soft op migratie en te veel op de hand van het bedrijfsleven.
Toen de in 2002 vermoorde Pim Fortuyn opkwam en de rechts-radicale beweging momentum kreeg, was ze naar eigen zeggen nog niet klaar voor de politieke arena. Later, haar zoons waren inmiddels volwassen, betrad ze die alsnog. „Mensen kunnen dan later niet zeggen: Faber je hing erbij op de bank en je keek er naar”, zei ze in een PVV-spotje uit 2016. Op de John Frost-brug in Arnhem, „waar jonge mensen zijn gesneuveld voor onze vrijheid”, vertelt ze in het filmpje dat ze zich zorgen maakt. „Hoe meer islam er binnen komt, hoe meer onze eigen cultuur, onze vrijheid onder druk komt te staan.”

In 2009 had ze zich aangemeld bij de PVV. Eerst voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2010; ze kwam op nummer 32 (onverkiesbaar). Daarna werd ze lijsttrekker in Gelderland voor de Provinciale Statenverkiezingen van 2011, toen Wilders als gedoogpartner van Rutte-I op zoveel mogelijk zetels in de Eerste Kamer hoopte. Faber nam daar ook zitting in, vanaf 2014 als fractieleider.
Geen van de mensen die NRC sprak weet waar haar afkeer van de islam op terug te voeren is. In de ‘PVV-klasjes’ waaraan ze deelnam was dat ideologische traject geen thema, zeggen twee van Fabers partijgenoten die betrokken waren bij haar eerste schreden in de politiek. Collega-politici van andere partijen constateren dat haar islamhaat al direct diep zat. „Bij sommige PVV’ers ontwikkelt dat zich gaandeweg”, aldus SP-senator Tiny Kox, die met Faber in de Eerste Kamer zat. „Zij wilde graag laten blijken dat ze er veel van wist.”
In de Raad van Europa, waar Faber zitting had in de parlementaire vergadering met politici uit 46 aangesloten landen, viel haar inbreng op. Deze organisatie zet zich onder meer in voor de mensenrechten, zij pakte vooral het podium om te fulmineren over de islam. „Wij waren dat gewend uit de Eerste Kamer”, zegt Kox, die ook deelnam aan de Raad van Europa. Hij herinnert zich dat hij naast een „stevig conservatieve” politica uit Zweden zat. „Haar mond viel open toen ‘onze’ Faber het woord nam.”
Toen John Berends in 2019 aantrad als commissaris van de koning in Gelderland, sprak Faber het vermoeden uit dat hij beloond was omdat hij als burgemeester de stad Apeldoorn „met een mega-azc had opgezadeld” en Fortuyn-moordenaar Volkert van der G. huisvestte na diens vervroegde vrijlating. Vier jaar later, toen Berends zijn functie neerlegde tijdens een onderzoek naar zijn bestuursstijl, nam zij het voor hem op. „Wij zijn nooit gebrouilleerd geraakt”, zegt hij.
Een „bijzondere” eigenschap van Faber vindt Berends hoe zij de „consequenties van haar handelen neemt”. Hij doelt op de – „vaak persoonlijke” – aanvallen die ze over zich afroept. „Ze kan uitdelen, maar ook incasseren. Ze denkt nooit: wat voor schade kan het aanrichten voor mij? Dat is ook een stijl. En daar kun je een mening over hebben, maar ik analyseer nu slechts. Ze is voor de duvel niet bang.”
