Toen de vader van Bram de Jong in 2016 overleed, bleef zijn toen 65-jarige moeder achter in een groot huis in het buitengebied van Gouda. Dat werd steeds lastiger. Ze had last van allerlei lichamelijke ongemakken zoals vergevorderde artrose, kwam steeds minder op de bovenverdieping van het huis, had meer en meer zorg nodig. Bram (41) woonde toen ruim tien kilometer verderop, maar ging, net als zijn zus, na zijn werk vaak naar zijn moeder toe. Meestal bleef hij een paar uurtjes hangen, al had hij thuis een druk gezin met kleine kinderen. Dat ging steeds meer „wringen”, vertelt hij. „De zorg hangt toch een beetje als een molensteen om je nek.” Hij vroeg zich ook af: „Als dit nog vijf jaar voortkabbelt: hoe moet het dan? Je wordt er niet beter op als je ouder wordt.”
Dus besloot De Jong te verhuizen naar zijn ouderlijk huis en voor zijn moeder een mantelzorgwoning van 77 vierkante meter op het erf te laten bouwen. De kosten waren hoog – 150.000 euro – maar de voordelen groot: zijn moeder bleef op de plek wonen waar ze al 45 jaar woont, De Jong en zijn gezin helpen haar en houden een oogje in het zeil, voor de kinderen is oma altijd dichtbij en ze kan af en toe even op ze passen.
Op papier een prachtig idee. Maar de gemeente bleek minder enthousiast. Formeel was het bouwen van een mantelzorgwoning vergunningsvrij, maar De Jong meldde het voor de zekerheid toch. „Je bent onzeker, het is een enorm project dat je één keer in je leven doet. Ik vond het ook netjes om dat als nette burger even te melden. Je wil geen gezeur.”
Dat gezeur kreeg hij wel. De Jong werd van het ene naar het andere gemeentelijke loket gestuurd, kreeg te horen dat er misschien toch wel een vergunning nodig was, of dat de gemeenteraad er nog iets van moest vinden en kreeg ook „iemand van de Wmo” (Wet maatschappelijke ondersteuning) op zijn dak. „Die kwam kennismaken, maar later lag er ineens een rapport waaruit zou blijken dat er geen mantelzorgsituatie bij mijn moeder was. Redelijk bizar.”
Het was allemaal „vertragingstactiek”, zegt De Jong achteraf. Het duurde ruim een jaar, een ingehuurde jurist kwam er ook niet doorheen en De Jong overwoog al een rechtszaak. Tot er ineens een ambtenaar kwam, net begonnen, die zijn verhaal aanhoorde en positief reageerde. Waarna hij eindelijk aan de bouw durfde te beginnen.
Vaker gedoe
De situatie van De Jong staat niet op zichzelf. In Doorn dreigde een inwoner een van zijn twee mantelzorgwoningen op zijn terrein af te moeten breken en zo te moeten kiezen tussen zijn moeder of zijn schoonouders. Uiteindelijk besloot de gemeente dat beide woningen mochten blijven. Eerder kwam Mirella Klomp al in de publiciteit omdat haar gemeente dwarslag toen ze haar ouders in een bijgebouw van haar huis wilde laten wonen. Inmiddels lijkt de gemeente wel mee te willen werken.
Sommige gemeenten werken mee, andere zeggen: hoe krijgen we de garantie dat er later geen bed and breakfast van wordt gemaakt?
Veel gemeenten doen moeilijk als het gaat om het bouwen van mantelzorgwoningen, stelt MantelzorgNL, belangenvereniging voor mantelzorgers. Lange tijd was het neerzetten ervan vergunningsvrij als aan bepaalde wettelijke voorwaarden werd voldaan, zoals niet in de voortuin plaatsen, bij twijfel een mantelzorgverklaring vragen en de keuken en badkamer weghalen als de ‘mantelzorgsituatie’ was beëindigd.
Maar mensen gaan, net als De Jong, toch geregeld even langs de gemeente om het te melden of voor advies. „En dan begint de ellende vaak”, zegt Fleur Kusters van MantelzorgNL. Argwaan en onervarenheid staan dan in de weg. „Sommige gemeenten werken goed mee, maar er zijn er ook die zeggen: ‘We weten niet of we dit willen, hoe krijgen we de garantie dat er later geen bed and breakfast van wordt gemaakt?’ Dan zijn er ineens allemaal beren op de weg.”
Gemeenten vrezen soms ook klachten van omwonenden. De mantelzorgverklaring geeft vaak problemen omdat onduidelijk is wie die moet afgeven. Kusters: „Mensen worden van het kastje naar de muur gestuurd. Intussen tikt de tijd voort.” Sinds 2024 mogen gemeenten, als ze een omgevingsvisie hebben opgesteld, ook een vergunning vragen voor de bouw van een mantelzorgwoning, wat het bouwen nog ingewikkelder kan maken.
De mantelzorgwoning van Bram de Jong.
Foto’s: Merlin Daleman
Een op de drie geeft mantelzorg
De vraag naar mantelzorg neemt tot 2040 alleen maar toe, omdat de overheid langer thuis wonen stimuleert. Nu geeft ongeveer een op de drie mensen van zestien jaar of ouder hulp aan naasten, bleek eerder uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Het kabinet verwacht dat in 2040 „iedereen in meerdere of mindere mate zorgt voor een naaste”, staat in de ‘mantelzorgagenda’ (maatregelen die mantelzorgers moeten ondersteunen) van het kabinet-Rutte IV, dat vorig jaar werd gepresenteerd.
Juist de mantelzorgwoningen lijken een mooie bijdrage te kunnen leveren. Marjolein Broese van Groenou, hoogleraar informele zorg aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, noemt het „een stukje van de puzzel. Niet iedereen kan het betalen. Niet iedereen wil dit ook, dus het is geen oplossing voor een heel grote groep.” Risico is ook, zegt ze, dat een oudere later, bijvoorbeeld bij zware dementie, alsnog naar een verpleeghuis moet. „Er zijn grenzen aan hoeveel intensieve zorg je thuis kan verlenen.”
Mensen worden van het kastje naar de muur gestuurd. Intussen tikt de tijd voort
Mantelzorgers of de zorgontvangers betalen de bouwkosten zelf (gemiddeld 70.000 euro, zegt MantelzorgNL), de ouderen doen minder een beroep op formele zorg, en ze laten ook nog eens een woning in deze krappe huizenmarkt achter. „Het mes snijdt zo aan drie kanten”, zegt Leendert Bom van Zorgbouw Zuidwest. Zijn bedrijf bouwt al sinds 2015 mantelzorgwoningen in Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden. „In het begin moesten we nog mensen overtuigen, maar afgelopen jaren gaat het steeds meer leven. Mensen zien ook de voordelen van je ouders dichtbij. Er zijn ook steeds minder verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Je moet wel.”
Volgens recent onderzoek van verzekeraar Achmea, MantelzorgNL en kennisplatform ZorgSaamWonen is er veel interesse. In de nabije toekomst zouden honderdduizend 45-plussers (met een koopwoning, een tuin van minimaal 80 vierkante meter en voldoende geld) bereid zijn een mantelzorgwoning neer te zetten. Een landelijk overzicht van hoeveel er nu al zijn, is er niet. Fleur Kusters wijst op het kabinetsstreven om in 2030 290.000 extra ouderenwoningen te hebben gebouwd „Misschien kun je met deze mantelzorgwoningen wel een derde daarvan realiseren. Daar hoef je als overheid geen tijd en geld in te stoppen. Hoe makkelijk kan het zijn?”
Niet wildenthousiast
In de Tweede Kamer vinden partijen als het CDA, de BBB en de SGP dat het makkelijker moet worden mantelzorgwoningen neer te zetten. Ook minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, BBB) vindt dat, maar ze toonde zich in oktober tijdens de behandeling van haar begroting ook bevreesd. Ze zei dat „niet alle buren wildenthousiast zullen staan te springen als je dat eventjes overal in Nederland mogelijk maakt” en wees op regelgeving op het gebied van water, bodem en geluid.
Jasper van Heeren, jurist bij MantelzorgNL, zegt best te begrijpen dat gemeenten „iets van invloed willen hebben op de bouw van mantelzorgwoningen. Maar als je als gemeente echt twijfelt of er niet toch een student in zit, stuur je er toch een handhaver op af en stuur je die student weg? Dat is geen world-shocking-problem.”
De problemen spelen ook bij premantelzorgwoningen – waarin ouderen gaan wonen voordat ze hulpbehoevend zijn. Voor deze woningen mochten gemeenten altijd al om een vergunning vragen. Bouwer Leendert Bom: „De ene gemeente heeft eigen beleid met eigen voorwaarden, de andere gemeente heeft helemaal geen beleid. Soms vragen ze een heel rapport waarin je moet aantonen dat je binnen de komende tien jaar zorg nodig hebt. Hoe moet je dat bewijzen?”
Fleur Kusters van MantelzorgNL zegt vaak verbaasde reacties te krijgen van mantelzorgers die zich afvragen: „‘Waarom al die vertraging en argwaan?’ Ze snapt die reacties goed: „Niemand begrijpt wat nu eigenlijk het probleem is.”