Op pad in de Deurnsche Peel, het kwetsbaarste stukje Nederland

Reportage

Stikstof Het stikstofbeleid is erop gericht de uitstoot te halveren, zodat natuurgebieden kunnen herstellen. Geen gebied in Nederland dat zó groot en zó kwetsbaar is als de Deurnsche Peel, berekende NRC aan de hand van cijfers van het RIVM.

De Deurnsche Peel is een van de meest kwetsbare hexagonen qua stikstof.

De Deurnsche Peel is een van de meest kwetsbare hexagonen qua stikstof.



Foto Merlin Daleman

Al wandelend door de Deurnsche Peel, een natuurgebied op de grens van Noord-Brabant en Limburg, kun je aan Wim van Opbergen vragen wat je precies ziet. Hij zal dan naar de berkenbomen wijzen. Naar de varens die als een tapijt de grond bedekken. Naar het gras dat overal tussen groeit. Maar als natuurliefhebber kan hij er niet van genieten.

Want een belangrijkere vraag is: wat zien we hier niet, maar zouden we wel moeten zien?

Hij zal eerst z’n armen uitstrekken en zeggen dat dit álles er niet zou moeten zijn – het gras niet, de varens niet, de bomen al helemaal niet. Sterker: we zouden hier niets eens moeten kunnen lopen. Je zou tot ver boven je enkels in het water moeten staan. Elke stap zou moeten voelen alsof je in een spons trapt.

Je zou veenmossen moeten zien, lavendelheide, veenbessen, zonnedauw. Je zou hoogveenglanslibellen moeten zien vliegen, koraaljuffers, tengere pantserjuffers. Je zou moeten zien dat de Deurnsche Peel een hoogveengebied is, het drassige oerlandschap dat ooit een groot deel van Nederland bedekte.

Je zou, je zou, je zou. Maar je ziet het niet, want het is er niet.

Van Opbergen kent het gebied als geen ander, hij komt er al sinds hij zich ruim veertig jaar geleden aansloot bij Werkgroep Behoud de Peel. De Deurnsche Peel werd kort daarna een beschermd natuurgebied, net als de nabijgelegen Mariapeel en de Groote Peel.

Je zou, je zou, je zou. Maar je ziet het niet, want het is er niet

Hij zou hier graag vaker komen, maar het schrijven van bezwaarschriften slokt alle tijd op. Gedurende de jaren waren het er zo’n drieduizend, een tiende daarvan kwam tot aan de Raad van State. Soms hadden Van Opbergen en de andere mensen van de werkgroep succes, dan hielden ze een vergunning tegen. Of ze dwongen af dat een boer in ieder geval niet méér stikstof ging uitstoten.

Prullenbak

Maar geen succes was zo groot als de zaak die ze in mei 2019 wonnen, toen de hoogste bestuursrechter de stikstofaanpak van het kabinet naar de prullenbak wees. Dat was ónze zaak, vertelt Van Opbergen trots, samen met het MOB van Johan Vollenbroek.

De stikstofimpasse die daarna ontstond is juridisch gezien terug te voeren naar die zaak. En dieper: op de onwil en het onvermogen van achtereenvolgende kabinetten om de stikstofuitstoot verder naar beneden te krijgen en daarmee natuurgebieden te beschermen en te herstellen, zoals Europese regelgeving – waar Nederland mee had ingestemd – voorschrijft.

Geen gebied in Nederland dat zó groot en zó kwetsbaar is als de Deurnsche Peel, berekende NRC aan de hand van cijfers van het RIVM. Het instituut deelde Nederlandse natuur op in hexagonen, zeshoeken van één hectare groot. Hoeveel stikstof een natuurgebied aankan is vastgelegd in een ‘kritische depositiewaarde’ (kdw) en wordt uitgedrukt in ‘mollen’. Die neerslag zou hier onder de 500 mol moeten zitten. Het vijfvoudige slaat er neer.

Met zijn nieuwe stikstofbeleid hoopt het kabinet de uitstoot te halveren, en daarmee de natuurdoelen in driekwart van de Nederlandse natuurgebieden te halen. Die gebieden zou je nog het ‘laaghangend fruit’ kunnen noemen: de neerslag is er boven de normen, maar is op papier en met politieke wil daaronder te krijgen. Natuurherstel krijgt daar dan een kans: flora en fauna die dreigt te verdwijnen leeft op. Wat al verdwenen is, keert wellicht terug.

Hij zou hier graag vaker komen, maar het schrijven van bezwaarschriften slokt alle tijd op

Wat dan resteert is het hoog hangende fruit: de gebieden waar óók herstel moet gaan plaatsvinden, maar waar dat nog veel moeilijker te bereiken zal zijn. Europese regelgeving schrijft immers voor dat natuur in álle Natura 2000-gebieden zich moet herstellen. Dus ook de Deurnsche Peel, kwetsbaarste onder de kwetsbare natuurgebieden, dat is geregistreerd als hoogveengebied. Met een beroep op die regels kunnen rechters vergunningen blijven weigeren of intrekken, kan Nederland dus op slot blijven.

Eentonige woestenij

De vraag is: herstel naar wat?

In 1841 beschreef P.E. de la Court, landdrost van Brabant, het hoogveen op de Peel met een schattend oog als „een akelige en eentonige woestenij, noch boom, noch struik verlustigt het oog”. Toen twaalf jaar later de mens op georganiseerde schaal zijn schep in het veen begon te steken, kanalen ging graven en het droge turf afvoerde, bleef van dat hoogveengebied weinig over.

Daarna kwam de intensieve veeteelt, die ammoniak ging uitstoten en het grondwater ging oppompen om het land mee te besproeien, kwamen de vliegtuigen en zware industrie, wier stikstofuitstoot óók nog tientallen kilometers verderop neerdaalt in natuurgebieden. Dat alles schaadde de Deurnsche Peel dusdanig dat Van Opbergen nu zegt: „Het ís hier geen hoogveen, het is een restant van hoogveen.” Verdeeld over de drie Peelen zijn nog maar een paar plukjes écht hoogveen. „Miniatuur.”

Dus je kunt zeggen: de Deurnsche Peel is vooral nog hoogveen op papier. Maar dat papier doet er wel toe. Omdat het gebied van oorsprong hoogveen was moet het zich als zodanig herstellen, volgens de daarvoor geldende strenge normen. En dat herstel ís mogelijk, blijkt uit rapporten en plannen van de provincie. Mits de stikstofneerslag drastisch daalt. En mits de grond flink veel natter wordt.

Wim van Opbergen van Werkgroep Behoud de Peel. „In een ring van twee kilometer rondom de natuur zou veel minder landbouw moeten zijn, zodat de grond natter wordt.”

Van Opbergen tuurt met zijn verrekijker naar wat volgens zijn gps het middelpunt van hét hexagoon zou moeten zijn. Dat is niet te bereiken: het gebied staat grotendeels onder water, als gevolg van vernattingsmaatregelen die het veen nog een beetje kans moeten geven. Maar als straks de zomer begint zal het waterpeil al gauw anderhalve meter zakken, vijf keer zoveel als hoogveen kan hebben, en wordt alle mogelijke vooruitgang teniet gedaan. Volgende winter proberen ze het opnieuw.

Hoe droogte en stikstof elkaar versterken, „dat is het stikstofprobleem in een notendop”, zegt Van Opbergen. Veenmossen hebben weinig voeding nodig en groeien heel langzaam. Stikstof, vol met voedingsstoffen, stimuleert de groei van grassen en bomen die vervolgens alles overwoekeren.

Hij heeft wel een oplossing om die droogte, deels veroorzaakt door hitte en deels doordat boeren grondwater oppompen om hun grond te sproeien, aan te pakken. „In een ring van twee kilometer rondom de natuur zou veel minder landbouw moeten zijn, zodat de grond natter wordt.”

Een paar kilometer verderop, op zijn varkensboerderij net over de grens in Limburg, schudt Mario Berkers zijn hoofd. In zijn krappe kantoortje heeft hij net koffie op tafel gezet. In de hoek staat een klein bureau met computer, aan de muren hangen planningen en een kalender met schaars geklede boerinnen. De voorman van boerenorganisatie ZLTO kent Van Opbergen goed; ze hebben, zei Van Opbergen, „respect voor elkaars standpunten”. Maar ze zijn het wel oneens. Berkers: „Ik zeg dan altijd tegen Wim: je kunt ook twee kilometer ín het gebied doen. Maar dan zegt hij dat er geen natuur meer over is. Terwijl: wat is natuur?”

Veenmossen hebben weinig voeding nodig en groeien heel langzaam. Stikstof, vol met voedingsstoffen, stimuleert de groei van grassen en bomen die vervolgens alles overwoekeren

Aangeschoven is ook Toon van Hoof, voormalig boer, nu voorzitter van een stichting die zich inzet voor de boeren in de Peel. Die zegt: „Als ik naar buiten kijk zie ik práchtige natuur. Ik zie heel veel wild. En waarom zou een varen geen natuur zijn?”

Wat natuurbeschermers als Van Opbergen willen, zegt Berkers, is „wensnatuur”. „Ze willen terug naar hoe het was in 1900 en daarom moeten wij weer met paard en wagen gaan rijden. Ondertussen mag ASML maar blijven uitbreiden en moet de rest van de maatschappij mee in de vaart der volkeren.” Nergens wordt zoveel in de natuur gewerkt als op de Peelen, zegt Van Hoof. „Tien boswachters zitten met elkaar te brainstormen wat mooie natuur is. Naast mijn huis ligt een enorme berg hout, allemaal omgekapte bomen uit de Peel. Dat heet dan natuurbeheer.”

Aangeraakt

Het klopt: geen centimeter op de Peelen is níét door mensen aangeraakt, aldus Van Opbergen. De dammen in de oude turfsloten heeft hij jaren terug nog helpen bouwen. Als hij ziet dat een stuw niet goed staat, maakt hij een foto – „even het waterschap mailen dat ze dat moeten bijstellen.” Er wordt vernat, er wordt gezaagd, er wordt geploegd zodat het gras minder kans krijgt. Er zijn zware machines voor nodig die door het gebied rijden, „die rijden het veen zo kapot”.

„We beheren ons te pletter”, zegt hij. „Boeren zeggen dan: maar de natuur is toch niet slechter geworden? Nee, maar dat komt door ónze inspanningen. En herstel krijgt geen kans.” Je kan beheren wat je wil, maar de berken en het gras komen steeds terug. „Door te hoge stikstofneerslag.”

Dus dat is ook zijn punt: als je de stikstofneerslag in het gebied onder de normen krijgt, en als je dan dus weer écht hoogveen krijgt, dan heb je ook geen beheer meer nodig. Dan heb je een „biodivers landschap met cultuurhistorische waarde”, dat trouwens ook „mooi is, en voorkomt dat alles er hetzelfde uitziet”.

Kan dat?

Van Hoof grinnikt: „Zelfs als je alle boeren en mensen hier uit de omgeving weghaalt lukt dat niet.” Uit het buitenland alleen al slaat er meer stikstof op de Peelen neer dan het gebied volgens de norm aankan. Van Opbergen maakt zich op korte termijn dan ook geen illusies. „De tachtig procent reductie die hier nodig is haal je niet zo snel. Maar bedenk wel: ‘het buitenland’, dat zijn óók veehouderijen.”

„We beheren ons te pletter”, maar de berken en het gras komen steeds terug „door te hoge stikstofneerslag”

Halveren van de uitstoot, het landelijke stikstofdoel, is daarentegen geen probleem, zeggen Berkers en Van Hoof. „Met innovatie kun je veel bereiken, en veel boeren stoppen er zélf al mee”, zegt Van Hoof. Berkers: „Ik ga mijn bedrijf niet opgeven, maar boeren willen wél graag meedenken over het halveren van de uitstoot, zolang de oplossingen maar realistisch zijn. Maar daarna moet het ook klaar zijn.”

Voor Van Opbergen begint het dan pas. „We hangen voor halvering niet aan 2030 of 2035: als het maar snel gebeurt. Dan kun je een begin maken met herstel. Er zal dan weer wat veenmos gaan groeien. Maar voor echt herstel móét je de doelen halen.” En als dat met de kabinetsmaatregelen niet gehaald wordt? „Dan blijven we procederen.”