Op ontwikkelingshulp gaat flink bezuinigd worden. Hoe meet je wat projecten opleveren?

Ngo’s moeten het de komende jaren doen met een miljard euro minder subsidie. Per 2026 wordt de subsidiepot voor niet-gouvernementele organisaties verlaagd van 1,4 miljard naar 0,4 miljard euro. Het is een van de maatregelen waarmee Nederland wil bezuinigen op ontwikkelingshulp, oplopend tot structureel 2,4 miljard per jaar vanaf 2027.

Hoewel minister van Ontwikkelingshulp Reinette Klever (PVV) in 2025 nog met de kaasschaaf werkt – overal gaat een beetje af – volgen er vanaf het voorjaar „inhoudelijke keuzes” voor de jaren erna.

Met welk werk over de grens stopt Nederland dan? Niet alles kan meer wanneer een derde van het budget voor ontwikkelingshulp verdwijnt. Het kabinet zegt in te willen zetten op „voedselzekerheid” en „watermanagement”. Thema’s waarbij Nederland „aanzien en belang” heeft. Verder is nog onbekend waar de klappen precies gaan vallen.

Weten wat werkte in het verleden kan richting geven. Alleen gaat het meten van resultaten binnen de Nederlandse ontwikkelingshulp niet altijd goed. Dat schrijft de Rekenkamer in een brief met aandachtspunten aan de Tweede Kamer, ter voorbereiding van het begrotingsdebat dat voor deze week op de planning staat. In die brief haalt de Rekenkamer twee eigen onderzoeken aan die dit jaar zijn verschenen. Beiden concluderen dat resultaten van Nederlands ontwikkelingshulpbeleid niet goed worden geïnventariseerd. Dit leidt tot „een beperkt beeld van de werkelijkheid”.

Het volgen van resultaten bij ontwikkelingshulp is „een vak apart,” zegt president van de Rekenkamer Pieter Duisenberg. „Nederland werkt vaak samen met andere landen, steunt projecten via hulporganisaties of is afhankelijk van lokale uitvoerders.”

Water en sanitaire voorzieningen

De Rekenkamer onderzocht onder meer Nederlandse projecten op het vlak van schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen in Ghana, Mozambique en Bangladesh. Ter plekke zagen onderzoekers dat het tellen van het aantal mensen dat door deze projecten bereikt wordt, niet vlekkeloos gaat. Mensen werden meegeteld „die al beschikking hadden over schoon drinkwater”.


Lees ook

Minister kort op hulporganisaties: ‘Kan best een tandje minder’

Reinette Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voorafgaand aan de wekelijke ministerraad op het Catshuis in Den Haag.

Daarbij rekende lokaal uitvoerende organisaties (zoals ngo’s of VN-organisatie UNICEF) ook wateraansluitingen mee waar vervuild water uit kwam, bijvoorbeeld door verouderde of kapotte leidingen. Gebruikers konden dat water dan niet direct drinken. Volgens de Rekenkamer heeft de minister geen zicht op hoe voorzieningen er na afloop van een project bij liggen.

Uit een steekproef blijkt dat dit problematische gevolgen kan hebben. Onderzoekers van de Rekenkamer bezochten door Nederland betaalde sanitaire faciliteiten op negen scholen in Ghana en Mozambique en zagen dat die niet goed zijn onderhouden. „Kranen waren gestolen” en de toiletten „zijn soms kapot.” Hoewel scholen blij zijn met de toiletten – leerlingen hoeven hun behoeften niet meer in de buitenlucht te doen – hebben ze niet altijd de middelen om zelf de waterrekening te betalen of de septic tanks te legen. Hierdoor zijn niet alle meegetelde toiletten meer bruikbaar.

Tegelijkertijd vindt er ook nuttig werk plaats dat de gebruikte meetmethodes juist niet registeren. Bijvoorbeeld van projecten die helpen met het verwerken van uitwerpselen.

Cijfers geven onvolledig beeld

Ook bij ander ontwikkelingshulpbeleid lukt het niet altijd om de resultaten goed in kaart te brengen. Volgens het ministerie bereikten Nederlandse onderwijsprogramma’s voor vluchtelingen in de regio 1.387.637 mensen in de periode 2021-2023. Echter, schrijft de Rekenkamer in een ander rapport van begin dit jaar, betreft dat alleen „het aantal mensen dat is gestart met een opleiding of training, en niet hoeveel mensen die ook daadwerkelijk afronden.”

Ook de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB), de onafhankelijke evaluatie-dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken, constateert dat het meten van impact van beleid moeilijk kan zijn. In een analyse over Nederlands beleid op het thema „seksuele en reproductieve rechten en gezondheid” schrijven ze dat het ministerie en diens partners het aantal gezondheidswerkers die trainingen volgen mogelijk dubbel tellen. Dezelfde personen volgen namelijk meerdere trainingen. Bovendien meten ze niet of de trainingen leidden tot verbeterde vaardigheden onder de deelnemers.

Toenames van het aantal vrouwen dat „moderne anticonceptie” gebruikt in landen waar Nederland projecten uitvoert, presenteert het ministerie onterecht als een resultaat van eigen beleid, aldus de IOB. Die getallen hadden net zo goed kunnen stijgen „in de afwezigheid van [Nederlandse] interventies”.

Een groter probleem

Het meten van de impact van overheidsbeleid – en daar vervolgens lessen uit trekken – gaat niet alleen bij ontwikkelingshulp moeizaam. President van de Rekenkamer Duisenberg ziet „een breder patroon”. Ook de doelen die de Nederlandse overheid vooraf stelt, zijn volgens hem niet duidelijk genoeg, dat maakt het „achteraf lastig vaststellen welke resultaten zijn geboekt”.

In de Kamer worden de zorgen rondom het meten van resultaten van ontwikkelingshulp breed gedragen. Maar de achterliggende redenen verschillen per politieke partij. PVV-Kamerlid Dennis Ram wil vooral weten hoe programma’s bijdragen aan de „belangen van Nederland,” blijkt uit Kamervragen die hij afgelopen zomer stelde. Hoe helpen ze bijvoorbeeld migratie te verminderen? Daniëlle Hirsch (GroenLinks-PvdA) vindt juist dat de huidige systematiek te eenzijdig nadruk legt op „meetbare doelen” en niet op impact. Zo kan een gebouwde waterput ook leiden tot „meer ongelijkheid tussen vrouwen en mannen als de mannen controle hebben over de verdeling van het water.”

Op verzoek van de Kamer werkt minister Klever van Ontwikkelingshulp momenteel aan nieuwe manieren om resultaten te meten en inzichtelijk te maken. Dat nieuwe meetsysteem hoort in 2026 van start te gaan. Met het oog op de bezuinigingen moet het nieuwe systeem gelijk zorgen voor minder werkdruk, schrijft Klever in een brief aan de Kamer. In het debat over de begroting van haar ministerie zullen oppositiepartijen vooral aandringen op het inperken van die bezuinigingen. De vraag is in hoeverre ze coalitie-partij NSC – eerder kritisch op de omvang van de herzieningen – weten mee te krijgen.


Lees ook

Ook ministers hebben aan het eind van hun budget nog een stukje maand over

Ook ministers hebben aan het eind van hun budget nog een stukje  maand over