‘Wat doe jij het goed, poppie”, zegt dierenarts Françoise Reij (49) tegen de Duitse herder Amy. De hond krijgt een vaccinatie in een omgebouwde vrachtwagen op een parkeerplaats naast de molen in Winsum. Met Susanne Smit (37) is Reij de Regio Dierenarts, een rijdende dierenartspraktijk begonnen. Sinds de eerste week van september staan ze op vijf plekken in de gemeente Het Hogeland in Groningen.
Ze willen de zorg op het Groningse platteland persoonlijk, betaalbaar en toegankelijk maken. Zeventien jaar werkten ze samen in een praktijk in Winsum. Reij als dierenarts, Smit als dierenartsassistent. Maar toen de praktijk zes jaar geleden werd overgenomen door investeerder IVC Evidensia, die meer dan driehonderd dierenartspraktijken, spoedziekenhuizen en dierencrematoria in Nederland bezit, merkten ze dat het werk veranderde. „Het management zat op afstand en we mochten de roosters niet meer zelf maken”, zegt Smit. Reij: „Het werd minder persoonlijk.”
Ook merkte Smit, die achter de balie zat, dat steeds meer klanten klaagden over de hoge kosten. Televisieprogramma Kassa nam in 2022 een enquête af over dierenartskosten. Daaruit bleek dat 34 procent van de ruim 2.300 ondervraagden het moeilijk vond om de medische kosten van hun dier te betalen. Volgens veel respondenten waren die gestegen nadat de praktijk was overgenomen.
Lees ook
Een prikje voor de hond? Dat is dan 846 euro. Hoe de zorg voor je huisdier véél duurder is geworden
Visgraatparket
Adviesbureau Berenschot concludeerde in 2022 dat de opmars van commerciële klinieken inderdaad een „opwaartse druk op de tarieven” veroorzaakt. In december 2022 nam de Tweede Kamer een motie aan van Kamerlid Sandra Beckerman (SP) om de prijsontwikkelingen in de dierenzorg te onderzoeken. Uit onderzoek van NRC bleek dat drie commerciële ketens van dierenartspraktijken grote invloed uitoefenen op dat externe onderzoek. De ketens schreven met ambtenaren mee aan de onderzoeksvragen, waardoor voor hen ongunstige onderwerpen buiten het onderzoek bleven. Het onderzoek loopt nog.
Reij en Smit willen „goede zorg verlenen voor een eerlijke prijs”, zegt Reij in de spreekkamer in de vrachtwagen. Met een kleine praktijk, zonder veel personeel en een duur pand, leek hen dat mogelijk. In maart kochten ze een kleine vrachtwagen, die ze met hulp van vrienden verbouwden tot een spreekkamer.
Op de vloer van de rijdende praktijk ligt visgraatparket. Een inbouwkast bevat lades vol met medicijnen. Daarbovenop staan plastic bakken met hulpmiddelen als hechtdraad, steriele gaasjes en een muilkorf. Er is een kast met een plek voor een computer en twee krukken. Aan de muur hangt een inklapbare behandeltafel. Op de grond staat een grote weegschaal. Steriliseren, castreren, inenten, bloedonderzoek uitvoeren, echo’s en röntgenfoto’s maken: het kan allemaal in deze beperkte ruimte. „De meeste spreekkamers in praktijken zijn niet groter”, zegt Reij. Voor grote operaties van honden huren ze vanaf oktober een ruimte van een andere dierenarts.
Een hondje ondergaat gedwee behandeling door de mobiele dierenartsen.Foto Sake Elzinga
Bedum, Winsum, Zuurdijk
Met de mobiele praktijk kunnen Reij en Smit verschillende dorpen in Het Hogeland aandoen. Per dagdeel wisselt het of ze in Winsum, Warffum, Uithuizen, Bedum of Zuurdijk staan. De wagen parkeren ze dan bij een dierenwinkel- of pension. „Dorpspraktijken verdwijnen. Wij willen juist zo veel mogelijk in de dorpen werken”, zegt Reij.
Al in de eerste week had de Regio Dierenarts veel afspraken. „We hebben nu al zo’n twintig patiënten op een dag”, zegt Smit. Veel klanten die ze hielpen in de praktijk waar ze eerder werkten, gingen met ze mee. „Mensen kennen ons, omdat we al lang in deze regio werken”, zegt Reij.
De tweede klant van de middag is een man uit Uithuizen. Hij is naar Winsum gereden, zo’n achttien kilometer verderop, met zijn hondje Romy. Na onderzoek van Reij blijkt het diertje een ontsteking te hebben. Haar baasje krijgt een antibioticakuur mee en moet daarvoor 66,35 euro betalen. Opgelucht verlaat de man de vrachtwagen.
Een consult bij de Regio Dierenarts kost 45 euro, een spoedconsult 60 euro. Een consult in het weekend en de avond tot 23.00 uur, kost 180 euro. Sterilisatie van een poes 160 euro. Castratie van een kater 70 euro. De tarieven van een andere dierenarts van IVC Evidensia zijn volgens de website hoger. Een consult kost daar 54,50, een uitgebreid consult 85 euro, een spoedconsult 90 euro en een spoedconsult buiten openingstijden tot 23.00 uur 200 euro. Sterilisatie van een poes kost „inclusief narcose, pijnstilling en nazorg” 216 euro. Castratie van een kater 108 euro.
Nageltjes
„Van ons hoeft het allemaal niet zo massaal en groot”, zegt Reij. En de rijdende artsen zien een belangrijk voordeel van hun praktijk: de dieren zijn relaxter. „Katten in een wachtkamer is echt een ding. Dat vinden ze niet fijn. Honden komen hier geen andere honden tegen. Dat is voor de dieren prettiger”, zegt Reij. Baasjes wachten in hun auto of op de parkeerplaats tot hun dier aan de beurt is.
Voor ons hoeft het allemaal niet zo massaal en groot
En wanneer het regent, dan wachten ze maar in zijn zaak, zegt mede-eigenaar Johan Korsaan van dierenspeciaalzaak Discus Profauna in Winsum, waar de Regio Dierenarts drie dagdelen in de week op de parkeerplaats staat. Hij is blij met de mobiele praktijk. „Van klanten horen we vaak dat ze veel geld aan de dierenarts kwijt zijn. Sommige mensen gaan niet eens meer, uit angst voor de kosten. De prijzen zijn in korte tijd heel hard gestegen.”
Korsaan krijgt vaak „best specialistische vragen” van klanten, over „bijvoorbeeld oorontsteking of vieze ogen”. Hij heeft het idee dat ze dan eerst bij hem controleren of het echt nodig is om naar de dierenarts te gaan. „Daar ben je meteen geld kwijt aan een consult. Maar niet alles hoeft voor geld. Als iemand een kat heeft waarvan de nageltjes geknipt moeten worden, dan doe ik dat gewoon gratis. Het huisdier is de dupe als mensen het geld niet hebben. Dan kun je wel zeggen: dan moet je maar geen huisdier nemen. Maar voor veel mensen is een dier heel belangrijk.”
Deze rode kat wordt onderzocht door de mobiele dierenartsen. Daartoe ligt het dier op een weegschaal.Foto Sake Elzinga
Lees ook
Katten domineren finale grappige- huisdieren- fotowedstrijd 2024
Het is even balanceren om de zee te bereiken, door de harde wind slaan de golven tegen de rotsige kust. Maar eenmaal in het water bij snorkel- en duikplek Oil Slick Leap is daar niets meer van te merken. Caitie Reza doet haar duikbril op en zwemt behendig naar een markeringspunt, zo’n 25 meter verderop. Hier, op de bodem van de zee, ligt het succesvolste resultaat van koraalvernieuwing dat haar organisatie wist te bereiken.
Reza duikt en wijst. Ruim duizend vierkante meter aan springlevend hertshoornkoraal deint in het kalme water. Talloze vissen in allerlei kleuren zwemmen langs: blauw, geel, paars, rood en alle schakeringen daartussen. Het koraal werd tussen 2013 en 2018 geplant door Reef Renewal Foundation Bonaire, een organisatie die zich inzet om de biodiversiteit van het koraal op Bonaire te beschermen, herstellen en vernieuwen. Sindsdien groeide het zelfstandig uit tot een bloeiend rif. „Onze trots”, zegt Reza als ze bovenkomt. „Al weet ik dat het maar een klein stukje is, vroeger was de hele kust hiermee omgeven.”
Een half uur eerder liet ze achthonderd meter zuidelijker, bij snorkelplek Jeff Davis, zien hoe dood koraal eruitziet. Het is donker, er zijn nauwelijks vissen en het is met zand bedekt – levend koraal is in staat om zelf zand van de uiteinden te verwijderen. Het lijken net grote, dode onderzeestruiken en zijn overal te zien rondom Bonaire.
„Ernaar kijken maakt me treurig”, zegt Reza, terwijl ze langs zwemt. Even verderop neemt ze een grote hap lucht en duikt dertien meter de diepte in. Daar pakt ze een klein schijfje uit iets wat op een grote antenne lijkt en komt boven. Het is een stukje hersenkoraal. Gekweekt om straks ook uit te groeien tot een groot nieuw rif.
Gekweekt hersenkoraal in het laboratorium van Reef Renewal Bonaire. Foto Dan Bender
Afhankelijk van algen
De opwarming van de aarde raakt Bonaire hard. Naast de dreiging van een stijgende zeespiegel, hogere temperaturen en toenemende kans op tropische stormen, warmt het zeewater snel op – met grote gevolgen voor het koraal. Want koraal is afhankelijk van algen om te overleven. Door een symbiotische relatie met eencellige algen krijgt het koraal voeding en zuurstof. Met stijgende temperaturen, al vanaf één graad extra, sterven de algen en komt het witte skelet van het koraal bloot te liggen, een proces dat verbleking heet. Als dat te lang duurt of te vaak gebeurt, sterft het koraal af.
Het aantal koraalriffen in de wereld neemt al decennia af, zegt Reza, in de auto op weg naar de volgende snorkelplek. „Dertig jaar geleden moesten vissers op Bonaire het koraal letterlijk weghakken om in het water te komen, dat is al lang niet meer zo.” Hier, zegt Reza, is in vergelijking met andere plekken nog altijd veel koraal, mensen die voor het eerst duiken zijn vaak wildenthousiast over de hoeveelheid. „Maar vooral de afgelopen twee jaar heeft het koraal enorme klappen gekregen. Het klinkt dramatisch en cliché”, zegt ze, „maar we zijn echt op een kantelpunt beland.”
Bij stijgende temperaturen komt het witte skelet van koraal bloot te liggen, een proces dat verbleking heet. Foto Dan Bender
2024 was met een gemiddelde jaartemperatuuur van 29,1 graden het warmste jaar ooit gemeten op Bonaire. De zeetemperatuur bereikte dat jaar uitschieters tot 30,6 graden en lag met een gemiddelde van 28,7 graad 1,1 graad warmer dan normaal. Ook 2023 was een warm jaar, met een gemiddelde zeetemperatuur die bijna een halve graad hoger lag dan gemiddeld. Het leidde tot een verbleking van 84 procent van het koraal in 2023 en 77 procent in 2024 – bij het begin van de meting in 2016 lag dat op 16 procent.
Koraalpoliepen
Daarbovenop kwam in 2023 de uitbraak van de zeer besmettelijke ziekte van steenkoraalweefselverlies (stony coral tissue loss disease). Deze ziekte treft vooral harde koralen en breekt het weefsel af, waardoor het koraal binnen weken of maanden na infectie afsterft. Het werd voor het eerst ontdekt in Florida in 2014 en heeft inmiddels koraal in vrijwel het hele Caribisch gebied aangetast. In Bonaire zijn sommige soorten naar schatting voor 40 procent dood door deze ziekte, andere soorten zelfs voor 99 procent.
Onderzoekers van Stichting Nationale Parken Bonaire (STINAPA), verantwoordelijk voor het beheer, het behoud en de bescherming van de natuurparken op Bonaire, gebruikten een speciale antibioticapasta om de koraalpoliepen tegen deze ziekte te beschermen. Door het aanbrengen van deze pasta op besmette koralen, een arbeidsintensief proces, probeerden ze de uitbraak zo veel mogelijk in te dammen. „Dat lukte maar beperkt, want het duurde negen maanden na de eerste uitbraak voor we toestemming kregen van de Nederlandse overheid om het te gebruiken”, zegt bioloog Caren Eckrich, verbonden aan STINAPA, in het kantoor aan de kust van Bonaire. De reden daarvoor waren de strikte richtlijnen die bestaan voor het gebruik van antibiotica en de zorgen over het gebruik ervan in open water. „Toen we konden beginnen, had de ziekte zich al over veel koraalriffen verspreid.”
Koraal wordt de ‘kraamkamer’ van de oceaan genoemd, omdat veel zeedieren terugkeren naar het koraal waar ze werden geboren
Gevraagd naar het belang van koraalriffen, begint Eckrich een bevlogen verhaal over de schoonheid van koraal en de biodiversiteit die de riffen waarborgen. „Koraalriffen zijn een van de meest geavanceerde ecosystemen ter wereld, waar duizenden soorten beschutting, bescherming en voedsel vinden”, zegt ze. Koraal wordt ook wel de ‘kraamkamer’ van de oceaan genoemd, omdat veel zeedieren terugkeren naar het koraal waar ze zelf werden geboren, om zich daar voort te planten. „Wij, mensen, zijn de eigenaren van deze fantastische juwelen. Het is onze taak voor het koraal te zorgen. Niet alleen voor ons mensen, maar juist voor al die soorten die er een thuis vinden.”
Voor mensen dient koraal als kustbescherming – zeker op een laaggelegen eiland als Bonaire. Koralen zijn een soort bossen onder water, die hoge golfslag verminderen en zo erosie tegengaan. Ook dienen koraalriffen als inkomstenbron: vanwege de vele vissen die er zwemmen en omdat de schoonheid van het koraal duikers en snorkelaars aantrekt. Bonaire is afhankelijk van (veelal onderwater)toerisme. Er wordt veel geld mee verdiend: de helft van het bruto binnenlands product en de helft van de banen op het eiland is in de toeristische sector. Het is tegenstrijdig. Bonaire heeft belang bij toeristen, die op grote schaal per vliegtuig of cruiseschip naar het eiland komen, waarmee ze juist bijdragen aan een sector die verantwoordelijk is voor de uitstoot van veel broeikasgassen, waardoor klimaatverandering wordt veroorzaakt.
Lees ook
Het koraal kwijnt weg, maar het massatoerisme is te belangrijk voor Caribisch Nederland
Massavoortplanting
Na een korte autorit trekt Caitie Reza opnieuw haar flippers aan. De harde wind is gaan liggen en de zon piept hier en daar tussen het dikke wolkendek door, wat de zee meteen een turquoise gloed geeft. Op deze derde plek, bij Buddies Reef, laat ze de nieuwste aanwinsten van Reef Renewal zien: van de 236.000 koraallarven die de organisatie via een soort koraal-IVF kweekte in een lab, nestelden zich 25.000 op stervormige, keramische tegels. Ze werden teruggezet in zee, om daar zelf verder te groeien. Zo klein nog dat ze met het blote oog niet te zien zijn.
Een vrijwilligers monitort een van de koraalkwekerijen van Reef Renewal Bonaire en noteert hoeveel het koraal is gegroeid. Foto Dan Bender
Koralen planten zich voort door in een keer tienduizenden eicellen en sperma los te laten. „In een gezonde zee vinden eitjes en spermacellen elkaar, omdat koralen dicht bij elkaar groeien”, legt Reza uit. „Maar door het verdwijnen van zoveel riffen op Bonaire, is de kans daarop steeds kleiner geworden.” In een goed voorbereide actie wisten medewerkers van Reef Renewal op vrijdag 23 mei, tijdens een massavoortplanting van gegroefd hersenkoraal, op vier verschillende plekken en van veertien verschillende kolonies ei- en spermacellen op te vangen.
„We hadden hier maanden voor getraind”, vertelt Reza. „Dertig mensen stonden klaar met netten en tubes om alles op te vangen. Een magisch moment, dat tegelijk heel stressvol was, want de timing is essentieel: soms duurt het moment van loslaten maar een paar minuten. Eenmaal opgevangen, moesten we heel snel naar het vasteland. De bundels van sperma en eitjes barsten binnen een uur open, en je wil dat dit plaatsvindt in de gecontroleerde omgeving van een laboratorium. Het was een enorme opluchting toen dat uiteindelijk is gelukt.”
Door de cellen en zaadjes op te vangen, kan Reef Renewal voor elkaar krijgen wat de natuur zelf niet goed meer lukt: genetische diversificatie. „We kijken welke koralen weerstand tonen tegen ziektes en verbleking”, zegt Reza, „en die soorten kweken we verder. Door veel variaties uit te proberen tussen verschillende riffen, proberen we de soorten te versterken, zoals dat ook in de natuurlijke omgeving zou gebeuren – als die nog gezond zou zijn.”
Ter discussie
Naast lof voor het werk dat organisaties als Reef Renewal doen, stellen sommige wetenschappers gelijktijdig de impact ervan ter discussie. „Hartstikke goed wat ze doen natuurlijk, maar het blijft postzegelwerk, alsof ze met één broodtrommel een hongersnood willen oplossen. Het is veel te kleinschalig om echt iets te kunnen uithalen”, zegt Mark Vermeij, hoogleraar tropische mariene ecologie aan de Universiteit van Amsterdam en als koraalspecialist verbonden aan onderzoeksinstituut Carmabi op Curaçao.
Overheden claimen aan ‘rifherstel’ te doen door zo’n organisatie te subsidiëren, terwijl de oorzaken niet worden aangepakt
„Niets ten nadele van Reef Renewal, maar het probleem van kleine koraalkweekorganisaties is dat overheden zich erachter gaan verschuilen”, vervolgt hij. „Die claimen dan aan ‘rifherstel’ te doen door zo’n organisatie te subsidiëren, terwijl het echte probleem er niet mee wordt opgelost, omdat de oorzaken niet worden aangepakt.” Want om koraal te beschermen moet de waterkwaliteit omhoog, moet overbevissing van ecologisch belangrijke soorten, zoals papegaaivissen, worden tegengegaan en moet de uitstoot van broeikasgassen omlaag. „Dat is al zeker veertig jaar bekend. Alleen gebeurt het niet”, zegt Vermeij.
„Kleine eilanden als Bonaire kunnen zelf niets doen tegen klimaatverandering – en dat gebruiken ze als excuus om helemáál niets aan rifbeheer te doen. Wat ze wel kunnen, is iets doen aan de visserij en de verbetering van de kwaliteit van het kustwater. Dat is bovendien veel goedkoper dan actief koraal terugplanten”, zegt hij. „Als we 10 procent zouden terugkweken van alle koralen die de afgelopen tien jaar kapot zijn gegaan, kost dat pakweg 26 biljoen dollar, volgens een recente studie. En dat gaat niemand betalen, natuurlijk.”
Het is systeemkritiek die ook Catie Reza begrijpt. Het onderstreept volgens haar alleen maar de bestaansreden van clubs als Reef Renewal. „Natuurlijk moeten we blijven opschalen. Terwijl wij groeien, groeit ook het vakgebied van koraalherstel – en onze impact is al exponentieel toegenomen. En ja, er móéten wereldwijde maatregelen komen om klimaatverandering tegen te gaan. Tot die tijd doen we wat we kunnen. We kopen er in feite tijd mee.”
In het laboratorium worden ei- en spermacellen in optimale omstandigheden bij elkaar gevoegd, waarna de larven zich op tegels nestelen. Foto Dan Bender
Eenmaal in het laboratorium werden de ei- en spermacellen in de meest optimale omstandigheden bij elkaar gevoegd, waarna de larven zich op de stervormige keramische tegels konden nestelen. „We hebben het zo comfortabel mogelijk gemaakt voor de larven”, vertelt Reza, „met de juiste temperatuur en door ze pekelkreeftjes te voeren, het lekkerste eten denkbaar.”
Na tweeënhalve week, op 9 juni, werden de 25.000 larven teruggezet in zee. „Heel bijzonder”, blikt Reza terug: „Er zijn zoveel variabelen bij het kweken van koraal, er kan van alles misgaan. Maar met elk voortplantingsseizoen leren we meer. Nieuwe technieken en technologieën maken het proces steeds betrouwbaarder. Het is een lange weg, maar we boeken echt vooruitgang. We moeten hoop houden. We kunnen niet anders.”
Lees ook
Nest voor nest waken natuurbeschermers op het strand van Bonaire over het voortbestaan van de zeeschildpad
Niet één minister die verantwoordelijk is voor een beleidsterrein, maar een team van ministers, om de samenwerking tussen departementen te bevorderen. Zo luidt een van de ingrijpende aanbevelingen uit het rapport Deskundige overheid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat dinsdag wordt gepresenteerd.
De belangrijkste beleidsthema’s, evenals de teams van ministers, zouden tijdens de formatie kunnen worden vastgesteld. Ambtenaren werken dan bijvoorbeeld niet alleen voor de minister van Volkshuisvesting, maar voor het team ‘Woningcrisis’. Hierdoor worden ministeries „aan elkaar vastgeklonken”, schrijft de WRR, een onafhankelijke adviesorgaan voor regering en parlement. „Duidelijk dient te zijn: samen uit, samen thuis, zo moet het ook echt werken.”
„Het besef dat ministeries losse eilanden zijn, is wel ingedaald binnen de Rijksoverheid”
Hoe de overheid functioneert, staat al jaren ter discussie – na onder meer de Toeslagenaffaire en het Groningse gasdossier. Terugkerende kritiek, bijvoorbeeld van NSC, is ook dat de ambtenarij over te weinig vakkennis zou beschikken. Eerdere pogingen om de overheid beter te organiseren, hebben amper effect gehad, schrijft de WRR. „Een rigoureuzere aanpak” is vereist, zegt raadslid Paul ’t Hart van de WRR.
Helemaal nieuw lijkt het idee niet. Er werden al pogingen gedaan om samenwerking tussen ministeries te stimuleren. Zo werd begin dit jaar onder leiding van demissionair premier Dick Schoof een stikstofcommissie opgezet, met negen ministers en twee staatssecretarissen. Vooralsnog heeft deze commissie alleen een ‘startpakket’ met oplossingsrichtingen gepresenteerd.
Is de stikstofcommissie een goed voorbeeld van die samenwerking tussen ministeries?
„Ik zie die juist als een typische hulpconstructie die weinig grote veranderingen teweegbrengt: de intentie is er om samen te werken, maar uiteindelijk werkt het zo goed en zo slecht als de houding van de bewindspersonen. De demissionair minister van Landbouw, Femke Wiersma (BBB, blijft verantwoordelijk voor de aanpak. Dus andere ministeries kunnen op elk moment besluiten een stap terug te zetten. Wiersma kan daarbij ook altijd de verantwoordelijkheid weer naar zich toetrekken en andere ministeries buitenspel zetten. Daar schiet je op lange termijn dus niets mee op.”
Paul ’t Hart. „Na veertig jaar bestuurskunde weet ik: de krachtigste sturingsinstrumenten zijn geld en politieke verantwoording.” Foto Studio Oostrum
Een ‘team-X’ van ministers valt en staat toch ook bij de bereidheid om samen te werken?
„Dat klopt, maar ik ben er na veertig jaar bestuurskunde wel achter: de twee krachtigste sturingsinstrumenten zijn geld en politieke verantwoording. De WRR stelt voor dat ministers gezamenlijk verantwoordelijk worden om grote opgaven als de energietransitie op te lossen en zich daarvoor eveneens samen verantwoorden in de Tweede Kamer. De ministers zorgen daarbij voor een gemeenschappelijk budget dat uit de individuele begrotingen wordt gehaald. Zo bouw je prikkels in om de samenwerking tussen bewindspersonen en ministeries te versterken, die ontbreken momenteel.”
Het WRR-rapport verwijst naar een ander verstrekkend advies uit 1993 van de toenmalige adviescommissie-Wiegel (naar VVD-leider Hans Wiegel). De overheid kampte toen, wellicht nog meer dan nu, met ‘verkokering’, waardoor ambtenaren andere ministeries zagen als concurrenten. De commissie-Wiegel stelde voor terug te gaan naar acht kleinere kerndepartementen, die vervolgens eenheden konden samenstellen die dan zouden werken aan specifieke beleidsterreinen, het zogenoemde ‘blokkendozenmodel’.
Voor het ‘blokkendozenmodel’ ontbrak het aan politiek draagvlak. Dat kan nu ook weer gebeuren. Maar u stelt dat dit voorstel minder radicaal zou zijn. Waarom?
„Het besef dat ministeries opereren als losse eilanden, dat is door de jaren heen wel ingedaald bij de Rijksoverheid. Daardoor is nu de ruimte ontstaan om weer eens goed te kijken naar de vraag: hebben wij onszelf goed georganiseerd? Tegelijkertijd huiveren de politiek en topambtenarij voor grote reorganisaties, dat is ook begrijpelijk. Het pad dat wij in het rapport bewandelen, is een middenweg. Zo blijven de afzonderlijke ministeries in het voorstel wel gewoon bestaan.”
„Je wil niet dat de Rijksdienst de speelbal blijft bij iedere kabinetsformatie”
Een ander voorstel is een ‘Commissaris voor de Rijksdienst’. Wat voor bevoegdheden zou die krijgen?
„We keken naar de Deltacommissaris, die in 2009 door het kabinet-Balkenende IV is ingesteld om het hoogwaterbeleid in Nederland te coördineren. Zo’n Rijkscommissaris voert niet direct opdrachten uit van de minister, maar fungeert als een regisseur die partijen bij elkaar brengt. De Deltacommissaris kreeg jaarlijks een budget van 1 miljard euro, een soort smeerolie: hij kan eisen stellen aan partijen, maar die ook binden met financiering. Zijn of haar benoemingstermijn moet langer zijn dan een kabinetsperiode, het liefst zeven jaar. Zo creëer je enige afstand tot de politiek, wat hard nodig is. Je wil niet dat de Rijksdienst de speelbal blijft bij kabinetsformaties, waardoor bijvoorbeeld opeens wordt besloten het ministerie van Volkshuisvesting op te heffen. Je breekt ambtelijke expertise af die je een paar jaar later dan toch hard nodig blijkt te hebben. Zie die maar weer eens op te bouwen.”
Hoe moet die verhouding tussen de Rijkscommissaris, ambtenarij en politiek dan wel eruitzien?
„Dat hebben wij niet tot drie cijfers achter de komma uitgedacht. Ik denk wel dat in die verhouding het primaat van de politiek is doorgeslagen. En dat het, gegeven de enorme instabiliteit in de politiek, dringend gewenst is dat de ambtelijke dienst wat meer een positie krijgt.”
Lees ook
Regeringscommissaris hekelt bureaucratische overheid: ‘Ambtenaren moeten zoveel nodeloze handelingen verrichten dat het wel fout móét gaan’
Er was een boer die naar de huisarts ging met psychische problemen. Kreeg hij het advies om een tijdje op vakantie te gaan. Waardeloze tip, vond hij. Vrij nemen? Dat kan helemaal niet als het druk is op de boerderij.
Er was een boer die nooit hulp zou zoeken, omdat hij zeker wist dat het niets zou oplossen.
Een boer die überhaupt niet wist dat je naar de huisarts kunt gaan als je last hebt van psychische problemen.
En de twee boeren die niet meer konden meedoen aan het onderzoek, omdat hun eigen worsteling te groot was.
De GGD IJsselland deed, in opdracht van de provincie Overijssel, twee jaar onderzoek naar de mentale gezondheid van boeren en tuinders in de regio. Mannen van middelbare leeftijd lopen sowieso een hoger risico, maar uit veel onderzoeken blijkt dat er bij boeren meer aan de hand is. Ze ervaren meer psychische druk dan gemiddeld en vinden het moeilijk om goede hulp te vinden. Eenzaamheid speelt ook een rol, net als het slechte imago dat boeren in sommige delen van de samenleving hebben.
Het idee van de onderzoekers was om samen met boeren en deskundigen tot oplossingen te komen en vervolgens samen met zorgmedewerkers tot actie over te gaan. Maar eerst stuitten ze op een bekend probleem, vertelt GGD-onderzoeker Annelot van Rooij: het was moeilijk om boeren te vinden die wilden praten.
Toen Ida Besten ging meedoen, begon het te lopen. Zij is boerin in Haarle, Overijssel, en was psychiatrisch verpleegkundige. Ze maakte de podcast BoerenHartstocht waarin agrariërs vertellen over hun leven. Toen zíj berichtjes ging sturen in appgroepen, wilden boeren wel meewerken.
Uiteindelijk deden 174 boeren mee met het onderzoek, dat begin dit jaar openbaar werd. Nu zit Ida Besten aan de keukentafel op haar boerderij, samen met Annelot van Rooij, om te vertellen over hun onderzoek.
Waarom hebben boeren zo vaak psychische problemen?
Besten: „Boeren zijn in staat om te denken: het is hard om heel veel aan te kunnen. Op een boerderij ga je om met leven en dood. Met de seizoenen, weersomstandigheden, klimaatverandering. Maar als het gaat om je persoonlijke leven, dan is de gedachte vaak: het lost zich vanzelf wel op. Het gaat natuurlijk altijd om allerlei facetten, maar we zien nu dat er ook druk wordt ervaren door de overheid en negatieve beelden over boeren die veel mensen hebben.”
Van Rooij: „Een boer in het onderzoek gaf een voorbeeld dat me is bijgebleven. Hij had een paar zieke koeien. Die had hij apart van de andere dieren in de wei gezet, aan de voorkant van de boerderij, zodat hij er beter zicht op had. Toen kwamen er mensen boos aanbellen waarom hij zijn dieren niet goed verzorgde, terwijl hij juist alles deed om ze beter te maken. Dat bevestigt zo’n boer in het beeld dat de samenleving op hem neer zou kijken.”
Hoe groot is de rol van het gezin, dat alles zich thuis afspeelt?
Besten: „Wij hebben twee dochters en een zoon, al wat ouder nu. Eén van onze dochters heeft weleens gezegd: ‘goh, er wordt hier alleen nog maar over stikstof gesproken, kunnen we het nog over iets anders hebben?’ Dat was een signaal voor ons, dat we onze onzekerheid en angst niet zo moeten overbrengen.”
Van Rooij: „Alles is verweven op zo’n boerderij. Een aantal boeren zei ook tegen mij: jij gaat gewoon naar kantoor, naar je collega’s die misschien een keer vragen hoe het met je gaat en of je het niet te druk hebt. Op de boerderij gaat het altijd maar gewoon door.”
De telefoon gaat. Ida Besten neemt op, zegt niets, maar rent de deur uit. Het blijkt een automatisch bericht van de melkrobot. Eén van de emmers met melk die even apart gehouden moet worden, is vol. Peter, haar man, was er al bij. Licht hijgend gaat ze weer zitten.
In het onderzoek zegt een boerin dat haar man hulp nodig heeft, maar dat ze hem niet naar de dokter krijgt.
Besten: „Het is supermoeilijk om dat te veranderen. Als je jaren iets gewend bent, jezelf overschreeuwt misschien wel, dan lukt het niet om daarvan los te komen. Er is voldoende hulp en begeleiding, maar die weten mensen vaak niet te vinden.”
Van Rooij: „En de hulp die je krijgt als je wél gaat moet dan nog aansluiten bij je leefwereld. Een huisarts die niet goed begrijpt hoe jouw bedrijf werkt, hoe je leven eruitziet, die kan je eigenlijk niet goed helpen. Zeker als je zelf al een muurtje hebt opgetrokken.”
Jullie schrijven dat het ‘in beperkte mate’ gelukt is om huisartsen ervan te doordringen met welke problemen agrariërs te maken hebben.
Van Rooij: „Het zou goed zijn als er meer samenwerking komt tussen huisartsen, ggz en meer specialistische hulp voor boeren. Je hebt verschillende hulptelefoonlijnen voor boeren en tuinders die mentale klachten hebben, maar ook erfcoaches die bij mensen thuiskomen. Veeartsen zien veel, maar hebben weinig contact met anderen. Dat is zonde, want het duurt nu vaak lang voordat problemen aan het licht komen. Huisartsen zelf kunnen ook verder vragen als ze weten dat er een boer in de spreekkamer zit. Als diegene komt met rugklachten, is het best zinnig om eens te vragen hoe het leven er verder voor staat.”
Besten: „Het zit ook bij de boeren zelf hoor. Het is goed om te weten dat er een praktijkondersteuner voor geestelijke gezondheidszorg bij de huisarts werkt. Ik stond met mijn oren te klapperen toen ik hoorde dat veel mensen daar geen idee van hadden.”
Dat is niet alleen een probleem bij boeren, toch?
Besten: „Boeren zijn geen unieke menssoort, maar ze hebben wel een heel eigen beroep, met aparte vaktermen, een bijzondere cultuur en achtergrond. Het is gewoon handig als artsen daar iets meer gevoel bij hebben. Anders keert een boer zich sneller af.”
Jullie adviseren om boeren weerbaarder te maken als ondernemer en ze praktisch te ontzorgen. Wat betekent dat in de praktijk?
Van Rooij: „Dat iemand helpt op het bedrijf als de boer het even niet meer kan bolwerken, bij ziekte of rouw bijvoorbeeld. Het is goed als duidelijk is wie dan kan helpen en hoe. En het gaat ook om het opbouwen van een onderneming die niet al je energie opslokt. Als je een investering doet, moet je even nadenken: scheelt dit me energie, of vraagt het nog meer werk? En geeft het extra druk op de financiën of juist niet?”
Besten: „Wij hebben bijvoorbeeld voor een melkrobot gekozen omdat Peter graag samen met ons aan tafel eet. Dat hij niet steeds weg moet om te melken. Dat maakt ons sterker als gezin. Maar het gaat ook om een plan maken voor als het minder gaat: wat doe je als het niet draait? Kun je groei loslaten, en waar haal je dan nog je motivatie vandaan? Dat soort gesprekken moet je voeren, anders ben je erg kwetsbaar als het gebeurt.”
Het wordt allemaal erg beladen als het gaat om de bedrijfsopvolging door de kinderen.
Van Rooij: „Ja, dat noemden boeren in het onderzoek steeds weer als een moeilijke periode. Ouders willen het goed achterlaten, kinderen willen soms veranderen terwijl hun ouders nog op het bedrijf rondlopen.”
Besten: „Wij hebben twee dochters. Eentje is wat meer GroenLinks-minded en onderzoekt in haar studie ook de gezonde leefomgeving. Onze andere dochter is neurowetenschapper en onze zoon wil het bedrijf overnemen. Daar hebben we pasgeleden als gezin een lang gesprek over gehad. Want je weet dat je de bedrijfsopvolger meer moet gunnen in wat je nalaat, anders kan het bedrijf niet blijven bestaan.”
Dat moet een spannend gesprek zijn geweest.
Besten: „Je wil het voor iedereen goed doen. En nu het boerenbestaan toch onzeker is door alle stikstofregels, is het heel spannend. Het was een heel liefdevol gesprek. Ze stonden open voor elkaars gezichtspunten. De zoon wil boeren en een goed inkomen om van te leven. De dochters vroegen hoe hij rekening zou houden met de omgeving waarin hij boert. Aan ons vroegen ze hoe we het bedrijf gingen loslaten, ze zeiden dat we tijd voor onszelf moesten nemen. Ik dacht na dat gesprek: dit komt wel goed. Het was echt een opluchting.”