Hij had er lang over nagedacht. Gesprekken gevoerd met zijn moeder, en later met technisch directeur Jordy Zuidam van FC Utrecht. Daar waren ze verrast toen Tim Pieters in 2021, op zijn negentiende, besloot te stoppen met betaald voetbal. Hij deed iets wat profs zelden doen: overstappen naar een studie. Rechten, in dit geval. Want hij wilde advocaat worden. Strafrecht leek hem wel mooi.
„Ik weet dat ik goed kan voetballen, maar ik moet ook niet doen alsof ik een van de besten ben die er rondlopen”, zei hij dat jaar tegen sportzender ESPN. De kans dat hij zou slagen in een maatschappelijke carrière, achtte hij groter. Op dat moment speelde hij in de Eerste Divisie bij Jong FC Utrecht, waar hij een talentvolle linksbuiten was. Hij scoorde regelmatig, gaf vaak assists.
De voetbalwereld ligt hem ook niet helemaal, gaf hij toe. Dat zijn niet de mensen waar hij „normaal” mee omgaat. „Het is een vrij harde wereld. Ik weet niet of ik dat vijftien jaar had volgehouden.” Dus begon hij in zijn geboorteplaats Utrecht te studeren. „Dan kan ik wat vaker doen waar ik zin in heb. Een stukje meer vrijheid.” Hij ging terug naar zijn oude club, USV Hercules, één van de oudste sportverenigingen van Nederland.
Knipperen met je ogen
Op een van de meest memorabele avonden in het Nederlandse bekervoetbal groeide Tim Pieters (nu 22) donderdag uit tot een van de uitblinkers. Hercules, tiende in de derde divisie (vierde niveau van Nederland), won met 3-2 van Ajax in de tweede ronde van de KNVB-beker. Sensationeel. Je moest af en toe knipperen met je ogen. Gebeurde dit echt? Nooit eerder verloor Ajax in het bekertoernooi van een amateurclub. Het seizoen wás al vreselijk voor de Amsterdammers – directeur Sven Mislintat weg, trainer Maurice Steijn ontslagen, op de laatste plek in de Eredivisie gestaan – maar dit tartte elk verbeeldingsvermogen. Een dieptepunt in de clubgeschiedenis.
Ze hadden er vooraf geloof in bij USV Hercules, in april 1882 opgericht als cricketclub. „Ik wil wel meegeven, Ajax is op dit moment niet wat het moet zijn”, zei coach René van der Kooij in de voorbespreking tijdens de sportmaaltijd tegen zijn spelers, bleek uit beelden. „Sterker nog, Sparta en PEC Zwolle voetballen makkelijker dan Ajax.”
Het slechte, natte veld in stadion Galgenwaard – Sportpark Voordorp van Hercules was niet geschikt voor zo’n groot duel – zag Van der Kooij als een voordeel. Daardoor kon het voor Ajax lastiger zijn om de amateurs met snel combinatievoetbal kapot te spelen. En de coach had een duidelijk wedstrijdplan – dan weer ‘hoog’ druk zetten op Ajax, dan weer compact terugzakken. En tussendoor eruit breken met snelle aanvallen.
Het bleek allemaal uit te komen. Gastón Ávila, zomeraankoop van Ajax van 12,5 miljoen, wordt na een kwartier aan de zijkant eenvoudig voorbijgelopen. Hij probeert nog wel in te grijpen, maar tast volledig mis. Topaankoop Josip Sutalo (ruim 20 miljoen) wordt gepasseerd alsof hij er niet staat, waarop Pieters eenvoudig de 1-0 kan binnentikken. Na een kwartier in de tweede helft schiet hij, na een schitterende dieptepass van Oussama Lahri, Hercules met een fraai afstandsschot op 2-0. „We hadden erop getraind, als je tegen Ajax een kans hebt moet je schieten”, zegt Pieters na afloop voor de camera.
De vechtlust en gedrevenheid bij Hercules zijn prachtig om te zien. Tot twee keer toe haalt verdediger Shanon Carmelia, international van Curaçao, in de 70ste minuut een bal van de lijn.
Lees ook een NRC-reconstructie uit oktober over het dal waarin Ajax belandde na de komst van directeur Sven Mislintat
Bierdouche
Doldwaze taferelen in de Galgenwaard. Met toeschouwers op de tribune die altijd kunnen zeggen dat ze erbij waren, die winderige 21ste december 2023. Met de coach die tijdens een tv-interview een bierdouche krijgt, en spelers van Ajax die gefrustreerd afdruipen. Na de bedroevende start in de Eredivisie, leek Ajax zich langzaam te herstellen onder de nieuwe coach John van ’t Schip – die donderdag ontbrak vanwege de bruiloft van zijn zoon. Maar deze afgang – vlak voor de winterstop – zet alles weer onder druk.
Ajax-spelers druipen af na de nederlaag. Op de achtergrond viert USV Hercules de overwinning. Foto Gerrit van Keulen/ANP
Pieters vertelt dat hij in een Utrechts studentenhuis woont waar sommige huisgenoten hadden ingezet op een zege van Hercules en dat hij zou scoren. Wat zij precies hebben gewonnen – het zou om duizenden euro’ s gaan – was donderdagavond nog niet duidelijk.
Hij had een deadline voor zijn studie, maar rondde die donderdagmiddag af in de bibliotheek. Dus kan Pieters donderdagavond de overwinning gaan vieren. „Ik denk dat dit wel de wereld over gaat.” Hij vroeg zich af of hij toch niet beter voor het profvoetbal had kunnen kiezen.
Als bomen al praten, liegen ze. Dat concluderen wetenschappers die onderzoek doen naar communicatie en hulpverlening door planten via schimmelnetwerken. Daarmee zetten zij een theoretische bijl aan de wortels van het vaak als idyllisch besproken ‘wood wide web’, ofwel het hulpvaardige internet van de natuur. Ook eerder al daalde er stevige kritiek neer op het vaak aangehaalde bewijs.
Hoe het begon: in 1997 beschreef de Canadese bosecoloog Suzanne Simard met vijf co-auteurs in Nature hoe bomen suikers uitwisselden, schijnbaar via schimmels. Simard betoogde verder: bomen kunnen ook noodsignalen uitzenden en gericht hulpmiddelen sturen naar verre buren in nood. Haar boodschap en zijzelf gingen de wereld over, ontmoetten een vooral willige pers en inspireerden veel onderzoekers tot eigen publicaties. Het woudwijde web werd geboren. Planten zouden met hun wortels zijn aangesloten op een groots ondergronds schimmelnetwerk waarlangs ze boodschappen en hulpstoffen zenden. Een bestseller van de Duitse boswachter Peter Wohlleben, Het verborgen leven van bomen (2015), bracht het discours pas goed op gang. Bomen waren geen inerte objecten maar intelligente personen met gedachten en verlangens, en ze converseren via schimmels die hun wortels verbinden „als glasvezel-internetkabels”.
Over flinke afstand communicerende en elkaar helpende bomen, in het oorspronkelijke beeld zonder aanzien van soort of ras, brachten een welkome boodschap. De wereld ging er mee aan de haal, van kinderboek tot milieumanifest. Het beeld van bomen-netwerken was ongekend zonnig, ook in cultuurkaternen van kranten. In een misschien door ontkerkelijking gegroeide behoefte aan troostbiedende verhalen groeide een hype. Vanwege het bomen-altruïsme op grote schaal en de ‘intelligentie’ van bomen zou de biologie herschreven moeten worden en zelfs de aard van de mens opnieuw gedefinieerd. Die was immers onderdeel van een mooier geheel dan ooit gedacht.
Maar de kritiek hakt er inmiddels hard in. Van het oorspronkelijke beeld staat steeds minder overeind.
Eekhoorntjesbrood
De basis blijft, en is al langer bekend. Schimmelnetwerken staan in verbinding met bomen, struiken en kleinere planten. Mycorrhiza-schimmels, zoals die van eetbare paddestoelen – truffels, cantharellen en eekhoorntjesbrood –, verspreiden zich met hun filamenten door de bosgrond. Ze verbinden zich via de wortels met planten. Daarmee hebben ze een symbiotische relatie; iedereen schiet er wat mee op. De planten ontvangen moeilijk bereikbare voedingsstoffen uit de bodem en de schimmels krijgen koolstofverbindingen – dankzij de fotosynthese van de planten. In ieder geval tijdelijk worden zo ook de wortels van naburige bomen met elkaar verbonden. Zo’n gemeenschappelijk netwerk heet CMN, common mycorrhizal network. Maar is het ook een soort neuraal netwerk, zij het zonder neuronen?
Beeld Getty Images, bewerking NRC
Neem een opeens aangevreten plant. Eerder leek belaging door een herbivoor of ziekteverwekker ertoe te leiden dat andere planten hun verdedigingsmechanismen opschalen. Nogal wat onderzoekers namen aan dat dit berust op actief signaleren door het slachtoffer, via hun netwerk. Dat bewijs is nu omstreden en veelbesproken. Daarom is de stap van het nieuwe onderzoek wel handig. Ook hier slaan we het bewijs voor een ondergronds communicatiesysteem nog even over. Wat gebeurt er als het er zóú zijn? Een team van onderzoekers van de Universiteit van Oxford en de Vrije Universiteit Amsterdam gebruikte computer- en rekenmodellen om allerlei hypothetische omstandigheden te onderzoeken. En ze vonden niet bepaald belangeloze eerlijkheid. Oxford-bioloog Thomas Scott desgevraagd: „Als je zelf op het moment kwetsbaar bent, schiet je er weinig mee op als anderen hun afweer dankzij jou tijdig kunnen verhogen. Bovendien concurreren die anderen al met jou om zonlicht en voedingsstoffen. Het is buitengewoon moeilijk om situaties te vinden waarin planten evolutionair worden geselecteerd op het waarschuwen van soortgenoten voor een dreigende aanval.”
Scott maakt het nog erger, voor zonnig gestemde natuurbeschouwers. „De planten krijgen in veel scenario’s juist de voorkeur oneerlijk te signaleren. Te liegen. Ze kunnen bijvoorbeeld aangeven dat er vraat plaatsvindt als er géén herbivoor aanwezig is. Dan misleiden ze lokale concurrenten zodat die investeren in dure afweermechanismen. Inderdaad – je buren schade berokkenen in plaats van altruïstisch te zijn. Eerlijk en actief signaleren zou alleen onder heel beperkende voorwaarden een stabiele strategie zijn. Hooguit tegenover je bestuiver of zaadverspreider, als je daarmee niet in directe concurrentie staat.”
Maar is er misschien een uitzondering? Hoe zit het met directe verwanten, denk aan de broer van een wilg, de zus van een zaailing? Die hebben immers genen gemeen. En verwantenselectie en altruïsme tegenover als familie geziene soortgenoten was toch een belangrijk fenomeen bij dieren? Scott wijst op een bijzondere eigenschap van bomen. „Verwanten-competitie staat daar tegenover. Een zeker altruïsme werkt als je nakomelingen of broers en zussen zich verspreiden om elders de competitie met anderen aan te gaan. Planten zijn nogal immobiel, en zullen dus door selectie geneigd zijn juist te wedijveren met naburige familie.”
Zoeken naar alternatieven voor ‘goede verhalen’ is heel belangrijk
Onbedoeld eerlijk, dat zijn planten mogelijk wel. Scott: „Stel dat naburige planten hun afweermechanismen inderdaad zouden opschalen wanneer er een wordt aangevallen. Dat kun je ook anders verklaren. Misschien kunnen planten niet onderdrukken dat bij een aanval een onbedoelde clue vrijkomt die voor anderen als signaal dient. De tweede mogelijkheid is die van de helpende schimmel. Die is afhankelijk van de planten op zijn netwerk voor koolhydraten, dus die in goede conditie te houden kan tellen. Misschien detecteert hij het als er een is aangevallen en waarschuwt de anderen om zich voor te bereiden. Dat is ook een puur theoretische mogelijkheid.”
In alle gevallen luisteren bomen hooguit goed áf, zonder complexe informatie te zenden. De intelligentie en empathie die bomen ineens werd toegeschreven, is dan niet echt noodzakelijk.
Vanuit Canada meldt onderzoekster Justine Karst de insteek van Scott en anderen te kunnen waarderen. „De kracht is dat zij theoretische alternatieven beschouwen voor het idee dat signalering zou zijn geëvolueerd. Zoeken naar alternatieven voor ‘goede verhalen’ is heel belangrijk”, reageert ze desgevraagd. Als bosecoloog is Karst een van de topspecialisten. „Maar ik ben voorzichtig met twee aannamen die zij, voor de discussie, volgen. Zoals: dat de stroom van hulpbronnen tussen planten en schimmels een evenwichtige ‘handel’ is. Deze biologische marktvisie is behoorlijk populair. Maar we moeten openstaan voor andere mogelijkheden.”
Met het onderuithalen van een misschien al te mooi verhaal heeft Karst zelf ruime ervaring. Met twee collega’s gaf zij het web-verhaal recentelijk een nieuwe wending, met een kritisch inkijkje in de wetenschappelijke geschiedenis. „We hebben alle drie onze hele carrière bosschimmels bestudeerd, en zelfs wij waren verrast door de buitengewone beweringen die in de media opdoken. Hadden we iets gemist? Daarom hebben we veelgeciteerde veldstudies grondig opnieuw bekeken, waaronder een aantal van onszelf – en ook hoe ze werden aangehaald.”
Beeld Getty Images, bewerking NRC
Dat bracht nogal confronterend nieuws. Er was niet alleen de populair-wetenschappelijke en culturele zegetocht van het woudwijde web. Ook de wetenschap zelf liet zich aardig meevoeren. Er waren enorme leemtes, tegenstrijdigheden en onjuiste representaties in onderzoeken, maar vooral ook: in het citeren ervan. Karst, samenvattend: „Zelf zeggen dat zaailingen over het algemeen beter groeien of overleven wanneer ze met elkaar verbonden zijn via CMN’s, is een generalisatie die simpelweg niet wordt ondersteund. Andere algemeen gerapporteerde beweringen – dat bomen CMN’s gebruiken om gevaar te signaleren, om nakomelingen te herkennen of om voedingsstoffen te delen met andere bomen – zijn gebaseerd op even dun of verkeerd geïnterpreteerd bewijs.”
De opwinding over een nieuw idee leidde tot het te graag bevestigd willen zien, door al dan niet bewust wensdenken. „Dat staat bekend als ‘confirmation bias’, en het is gemakkelijk in die val te trappen. Dat zagen we ook terug in ons eigen werk. Selectief aanhalen van studies, waarbij alternatieve verklaringen verdwenen, maar ook steeds weer citeren – van weergave tot weergave – stuurde het discours steeds verder van de werkelijkheid af. Een voorbeeld? Een studie uit 2009 die genetische technieken gebruikte om de verspreiding van mycorrhiza-schimmels in kaart te brengen, wordt nu vaak aangehaald als bewijs dat bomen voedingsstoffen naar elkaar overbrengen via CMN’s – hoewel die studie de overdracht van voedingsstoffen niet werkelijk onderzocht.”
Waar Nature eerder het werk van Suzanne Simard groots bracht, plaatste het nu de bevindingen van Karst en anderen. De algemene reactie bij vakgenoten? Karst: „Een van opluchting, geloof ik. De betovering is als het ware verbroken. Dit is goed nieuws voor het veld, omdat het veel frisse ideeën en alternatieve manieren van denken over CMN’s mogelijk maakt.”
De opwinding over het idee was zo groot, dat mensen het graag bevestigd wilden zien
De kritiek was zeker niet alleen op Simard gericht, maar die trok zich die wel aan. Onlangs kwam zij met een niet al te overtuigend weerwoord. De visies en beeldspraken die ze in populair en autobiografisch werk naar voren bracht, had ze in haar wetenschappelijke werk niet precies zo gebruikt. En het publiek had nu eenmaal behoefte aan smakelijke en prettig verteerbare bewoordingen. Maar je kunt je natuurlijk afvragen of je, als dat publiek er massaal mee wegloopt, voor de balans niet eens op de rem moet gaan staan. Inmiddels heeft Simard haar idylle uitgebreid met ‘De Moederboom’ – die in elk gebied gezocht moet worden. Wat ouder, wijs en gul beschermend neemt die boom heel veel in haar omgeving onder haar holistische hoede. Ze kan overigens tweeslachtig zijn, dat wel.
Karst: „Volgens Simard zijn we nu ‘reductionisten’, en kunnen dus niet begrijpen hoe bossen functioneren omdat ze te complex zijn. En wij zouden gewoon iets tegen antropomorfisme hebben. Zij en haar medepublicisten zien het reflecteren op ons eerdere onderzoek en onze ideeën als tegenstrijdig – als een zwakte. Natuurlijk is het moeilijk om ook ons eigen onderzoek onder de loep te nemen. Maar als we niet van gedachten kunnen veranderen in het licht van nieuw bewijs of uitdagingen voor oude ideeën, dan zijn we geen wetenschappers, dan zijn we ideologen.”
Het lijkt te vroeg om te kunnen beweren dat bomen verwanten herkennen, communiceren of hulpmiddelen verzenden. De communicatiestructuur van mensen heeft gefaald bij het beoordelen van die van bomen. „Het was fascinerend om de verspreiding van het woudwijde web in verschillende media te volgen. Zorgwekkend is: hoe over de hele linie dit idee zo zelden tegen het licht werd gehouden. Dus ja, dat draait uiteindelijk om meer dan alleen de wetenschap op zich. We laten zien hoe gemakkelijk bevestigingswensen, ongecontroleerde beweringen en goedgelovige berichtgeving in de loop van de tijd onderzoeksresultaten heel makkelijk onherkenbaar vervormen. Dat zou moeten dienen als een waarschuwend verhaal voor zowel wetenschappers als journalisten.”
Sinds 2009 schrijf ik elke vijf weken een column in de wetenschapssectie van de NRC. Recent nodigde de redactie mij uit om vaker columns te gaan schrijven. Dat vond ik een heel eervol verzoek; ik heb echter besloten er niet op in te gaan, want ik breng dat niet op. Als gevolg daarvan is dit mijn laatste column.
Ik neem met spijt afscheid van deze krant. Bij mijn ouders – en wellicht ook mijn grootouders – viel elke avond de Nieuwe Rotterdamsche Courant in de bus. Dat was een autoriteit waar ze op vertrouwden. Jammer dat mijn vader en moeder niet hebben meegemaakt hoe hun zoon er de stem van de wetenschap in mocht vertegenwoordigen. Het gaf mij de kans om de wereld te vertellen hoe het zit met voeding en gezondheid en met energie en klimaat.
Het is een mooie intellectuele uitdaging om een wetenschappelijke vraag tot de bodem toe uit te zoeken en in achthonderd woorden een begrijpelijk antwoord te formuleren. Zonder die deadlines iedere vijf weken was ik daar nooit toe gekomen. Mijn columns leidden weer tot interviews met andere media. Mijn boek Voedingsmythes is ook gebaseerd op columns. Twee columns werden gebruikt in de opgaven van het vwo-eindexamen Nederlands. Ik vond het ook prachtig toen ik een app van een kleinkind kreeg dat ik in haar vwo-leerboek Nederlands sta.
Waarom moest ik zo nodig de mensen vertellen hoe het volgens mij zit? Status, ijdelheid, ja, dat speelt vast mee. Maar ik heb dankzij de belastingbetalers de kans gekregen om mijn leven te wijden aan wetenschap; dat schept de verplichting om uit te leggen wat die wetenschap ontdekt heeft. Mijn uitleg moet onderbouwd zijn, vandaar dat ik altijd mijn bronnen vermeld.
Bossen opstoken
Hebben mijn schrijfsels geholpen? Niet veel. We blijven bossen opstoken in kolencentrales om zogenaamd de CO2-uitstoot te verminderen. Ook groene waterstof en CO2-opslag marcheren vrolijk voort op weg naar hun definitieve mislukking. Verder hebben we nog altijd geen taks op suikerhoudende dranken, terwijl dat zo’n simpele, effectieve maatregel tegen obesitas is. Bij alcohol is er wel iets aan het schuiven. Het wordt steeds meer geaccepteerd dat iemand niet drinkt, en steeds meer mensen zijn zich bewust van de ziektes die door alcohol worden veroorzaakt. Misschien heb ik daar iets aan bijgedragen met columns in deze krant, colleges aan studenten, nascholingen voor artsen en media-optredens.
Een verschil met zo’n college of nascholing is dat je bij een column nooit weet hoe deze overkomt. Bij een voordracht hoor ik de lach, de verbazing of de verstilling in de zaal die mij vertellen dat mijn verhaal binnenkomt, maar een column verdwijnt in een zwart gat. Bij toevallige ontmoetingen krijg ik wel regelmatig lof van onbekenden. Dat is bemoedigend, maar het zegt niets over hoeveel mensen in totaal mijn stukje hebben gelezen en wat ze ervan vonden.
De professionals die deze krant maken vroegen mij om meer columns, dus ik doe kennelijk iets goed. Alleen zouden meer columns voor mij een te zware belasting worden; dan liever stoppen, beter te vroeg dan te laat. Ideeën zat, daar ontbreekt het niet aan, maar om zo’n idee uit te bouwen tot een eerste versie is een zware klus. Elke column moet een samenhangend en goed leesbaar verhaal vormen met een duidelijke boodschap, en het moet kloppen met de stand van de wetenschap. Dat betekent dus veel wetenschappelijke artikelen kritisch bestuderen. Ik moet zelf ook enthousiast voor een onderwerp blijven, want zonder de gretigheid van ‘Ja, dit wil ik vertellen’ loopt het schrijfproces halverwege dood. Lang douchen helpt; menige column begon als een email aan mijzelf die ik op mijn telefoon intikte, gewikkeld in een badlaken en nog druipend van het water.
Als de eerste versie klaar is leg ik die voor aan mijn vrouw. Dat levert een tweede versie op en die gaat naar mijn meelezers, een groep van familieleden en vrienden plus soms een expert op het betreffende onderwerp. Dan volgt de definitieve versie die naar de krant gaat. Tot slot bedenken de eindredacteur en ik samen een kop. Hij kan dat veel beter dan ik, maar ik hou wel de regie. Een paar weken later begint het hele proces opnieuw. Ik probeer qua onderwerp af te wisselen tussen voeding en klimaat, met een enkele keer een uitstapje naar de joodse bijbel, het Oude Testament. Ik hoop dat ik sommige lezers heb kunnen introduceren tot de schoonheid en wijsheid van die oude teksten.
Carrière
Dat is nu allemaal voorbij. Ik dank Louise Fresco die mij introduceerde bij de Volkskrant en daarmee mijn carrière als krantenschrijver startte, mijn vrouw en mijn meelezers die met hun commentaar de kwaliteit van mijn stukjes opkrikten en de wetenschapsredactie van NRC die zo consciëntieus met mijn bijdragen omging. Zestien jaar geleden stapte ik over van Volkskrant naar NRC omdat ik niet wilde dat mijn teksten werden veranderd zonder mijn toestemming, Daar heeft de NRC zich strikt aan gehouden. Ook dank aan u, onbekende lezer, want zonder u geen krant en geen wetenschapscolumns. Vaarwel!
Martijn Katan is biochemicus en emeritus hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor cijfers, bronnen en belangen zie mkatan.nl.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Onnodige röntgenfoto’s voor je hond of een overbodig bloedonderzoek voor je kat. Redacteur Stefan Vermeulen zag van binnenuit dat dierenartsen door investeringsfonds Evidensia onder druk worden gezet om meer winst te behalen. Steeds meer artsen en medewerkers zijn het beleid van deze private-equityclub zat en stappen massaal op.
Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie via [email protected].