Op een gravelbike wordt de wereld kleiner, op een prettige manier

Fietsen op onverharde wegen Op een gravelbike, een racefiets met bredere banden en meer profiel, leer je op een andere manier een land kennen, ontdekt NRC-redacteur Martine Kamsma op fietsvakantie in Italië. „De haast valt vanzelf van je af.”

‘Dus jij denkt nog steeds dat dit een fietsroute is?” Daar stonden we. Tussen grote keien midden in een droge, begroeide rivierbedding, ergens in de Toscaanse Val d’Orcia, onderweg naar het Meer van Bolsena. Hij had al geprobeerd door het struikgewas te ploegen om te kijken of het pad daar misschien verder liep. „Strava zei toch…”

Strava. Geweldige app om routes te vinden en te maken. Tot een ooit veelbefietste route eenmaal ter plekke onbegaanbaar blijkt. En de nieuwe fiets kon veel, maar hier moesten we toch capituleren en, in strijd met onze onuitgesproken regels, terug om verder te kunnen.

De nieuwe fiets was een gravelbike. Iets tussen een racefiets en een mountainbike in. Hij een splinternieuwe Cinelli Nemo TIG Disc, staal, in Italië besteld, in Nederland opgebouwd met een Campagnolo Ekar gravelgroepset, 160 mm remschijven, Duke Worldrunner-velgen, DT Swiss-naaf, Sapim-spaken en 42 mm Teravail Washburn-banden. Hij weet dit soort dingen. Ik een tweedehands Wilier Triestina, waarover ik weinig wist, behalve dat hij een stuk goedkoper was dan de Cinelli. Tijdens een proefrit door de bossen bij Nijmegen was ik op slag verliefd geworden. Solid as a rock. Verkocht.

Mijn oude wegfiets, een Ridley, was mijn trouwe metgezel geweest tijdens vakantietochten in Zuid-Europa. Hij had me van Faro naar Lissabon gebracht, over spiegelglad asfalt in Andalusië laten scheuren, kennis laten maken met oude spoorlijnen in de Cevennen en op één dag de Maloja- en de Albulapas in Zwitserland over gesleurd.

Maar hij was ook een beetje verwend. Schelpenpaadjes oké, maar als het iets ruiger werd meteen stuiteren en stug doen. Snel uit balans. Een tikje gevoelig ook, veel lekke banden. De iets bredere banden dan de standaardracebandjes voor de fietspaden thuis gaven wel iets meer grip op onverharde wegen, maar breder dan 28 millimeter paste simpelweg niet tussen de vorken. En daarmee waren de grenzen van het offroad fietsen dus snel in zicht.

Terwijl we inmiddels de smaak te pakken hadden. Niet per se langer, sneller of verder wilden we. Maar vaker weg van de weg, dwars door alles heen, door bossen en velden, over geitenpaadjes en stenige bergkammen.

Of eigenlijk, bleek snel, wilde hij vooral naar de Strade Bianche. De witte Toscaanse grindweggetjes, waar beroemde rondes werden gefietst, in een wolk van stof en klassieke wielerromantiek. Hoewel zowel de recreatieve Eroica (sinds 1997) als de professionele Strade Bianche-wielerkoers (sinds 2007) toch tamelijk moderne bedenksels waren. Al kun je dan ook weer zeggen hoe knap die Italianen dat doen, iets nieuws meteen klassiek maken. De ciabatta is ook pas in 1982 bedacht. Maar dat terzijde.

Licht peddelen

Het was dus tijd voor een robuustere fiets. Maar niet zo’n toerfiets met spatborden en bagagedragers, zoals we die onderweg veel zagen. We waren inmiddels verknocht geraakt aan het lichte peddelen met weinig meer dan een puntzak van 10 liter onder het zadel en een rolletje aan het stuur.

Onderweg werden we weleens geobserveerd door andere fietstoeristen, volgehangen met Ortlieb-tassen, slaapzakken, tentstokken en wapperende handdoeken, die zich zichtbaar afvroegen hoe wij dat deden. Nou ja, iets minder spartaans dan zij waarschijnlijk. Slapen in hotels en elke avond uit eten in hetzelfde kreukvrije jurkje. Zoals het de postmoderne hedonist betaamt. Zogenaamd nergens aan gehecht, lekker avontuurlijk, maar wel de dag willen afsluiten met een negroni, een warme douche en een zacht bed om met de telefoon aan de oplader Strava bij te werken.

Hoewel we onderweg weinig mensen zagen die ook zo rondtrokken, en we onszelf behoorlijk origineel vonden met onze lichtgewichtuitrusting, waren we natuurlijk gewoon een fietsend cliché. Wij hadden het ook maar gewoon in een hipsterfietswinkel gezien, of in een wielerpodcast gehoord. Dat hele gefrut met tasjes en lampjes – je hoefde maar vijf minuten te googelen en je zag: het was vreselijk in de mode. En het heette bikepacking.

De wereld werd niet groter, eerder kleiner, op een prettige manier. Fijnmaziger.

Dan maar een cliché. Want na vijf vakanties op de racefiets was de eerste grote ronde op de gravelbike een totaal nieuwe ervaring, of experience, zoals dat heet. De wereld werd niet groter, eerder kleiner, op een prettige manier. Fijnmaziger.

Routes plannen was makkelijker en leuker. Waar we voorheen de gedroomde route vaak moesten aanpassen omdat het terrein, met Google Streetview of een papieren kaart erbij, toch te ruig leek, waren de mogelijkheden nu eindeloos. Van A naar B kon nu ook via eeuwenoude pelgrimsroutes, smalle bergpaden, verlaten en vergeten landweggetjes.

Meer grip, minder gestuiter

De gravelbike dwong ook een ander tempo af, merkten we. Op de racefiets wilden we hard en ver. Een gravelbike met bredere banden is misschien iets minder snel dan een fiets op dunne racebandjes – dit vraagt om een verhandeling apart – maar het fietst een stuk comfortabeler. De haast valt vanzelf van je af. Meer profiel, minder luchtdruk, dus meer grip en minder gestuiter op het zadel. Aan het einde van de dag zit je nog steeds lekker.

Een berg afsuizen over een racebaan van asfalt op een racefiets is iets totaal anders dan over kronkelige paadjes hobbelen met een gravelbike. Je knalt niet met witte knokkels van bocht naar bocht, maar probeert behendig de volgende kuil of boomwortel te omzeilen. Dat vraagt een ander soort concentratie. Op een lange stoffige landweg hoor je alleen nog maar het knisperende grind onder je banden, alsof er een zenboeddhist in je oren fluistert.

Tegelijkertijd is de gravelbike nog steeds een fijne wegfiets. Het stuur, waarvan de onderkant iets naar buiten waaiert, geeft een solide gevoel in de bochten. En er zijn gravelbanden met profiel aan de zijkanten en een gladde strook in het midden, zodat de weerstand op de weg beperkt blijft. Op lange afstanden is het fijn dat je wat hoger zit dan op een racefiets.

Of de aankoop van die nieuwe fiets nou een gevolg was van nieuwe inzichten of van begeerte, in Italië deed het er niet meer toe. We waren onderweg. We hadden de tijd. En we deden wat we het leukst vinden van vakantiefietsen. Elke avond de schets van de grote ronde erbij pakken en puzzelen op de mooiste etappe voor de volgende dag. Hoe ver willen we? Waar gaan we slapen? Hoe laat vertrekken we? Bij het krieken van de dag op de fiets stappen, schoenen vastklikken, en de hele dag aan niets anders denken dan de volgende afslag en waar te lunchen. Elkaar soms een poosje uit het oog verliezen en dan in het volgende dorp de ander (hem) al met een ijskoude limonade op het terras zien zitten.

En ja hoor, die Strade Bianche hebben we gezien. Niets eraan viel tegen. Eindeloze witte linten van grind in een heuvelachtig landschap afgezoomd met cipressen. Achter de korenvelden en de zonnebloemen een stadje met torens. Daar doorheen fietsen, dwars door de hordes toeristen, en buiten de stadsmuren van San Gimignano je fiets tegen een boom zetten en daar in alle rust je supermarktlunch opeten met uitzicht over de stad.

Maar minstens zo mooi waren de paden die we niet hadden verwacht of gepland en die niet zo opzichtig mooi wilden zijn. In regio’s die minder aangeharkt zijn dan Toscane, zoals de ruige bergen van de Abruzzen of het rommelige landschap van Lazio. Voor dag en dauw een rondje om het Colosseum in Rome fietsen om je daarna tussen toeterende auto’s in de ochtendspits te storten. Totdat de drukte na Tivoli ineens stopt en een riviertje langs de weg alles tropisch groen maakt. Als daar dan een paar kilometer een onverhard paadje langs de weg loopt, is dat de bonus voor de gravelfietser. De nieuwe fiets voelde zich meteen thuis in Italië.

Je kunt op elke fiets de wereld ontdekken. Toch zijn er maar weinig fietsen zo instagrammable als de gravelbike. Stapels koffietafelboeken met mythische fietstochten liggen in de boekwinkel, met telkens de gravelbike in de hoofdrol. En probeer maar eens weerstand te bieden als je weer eens ergens een reisverslag ziet langskomen met foto’s van een eenzame fietser in een onherbergzaam landschap op een weg naar de horizon. Dus deze zomer wordt het Schotland, en de nieuwe fiets gaat mee.