‘Op een evenement als de Paralympische Spelen mogen we best kritisch zijn, vind ik’

Toen Esther Vergeer voor het eerst deelnam aan de Paralympische Spelen, 24 jaar geleden in Sydney, hoorde ze bij aankomst overal geschroef en geboor in het olympisch dorp. De organisatie was druk bezig de verblijven en faciliteiten, een paar weken eerder nog gebruikt door olympische atleten, geschikt te maken voor sporters met een handicap. Sporters zoals zij, de beste rolstoeltennisster ter wereld – ze won in Sydney de eerste van zeven gouden medailles.

Vorige week was het rustig toen Vergeer (43) als chef de mission van de Nederlandse paralympische ploeg haar intrek nam in het olympisch dorp in het noorden van Parijs. Nauwelijks werklui, nergens gestreste officials, druk bellend om alles op tijd geregeld te krijgen. Een „gespreid bedje”, noemt Vergeer de ontvangst. „Het ziet er fantastisch uit allemaal, heel ruim en comfortabel. De aankleding, een koffielounge waar je gezellig kunt zitten.”

Dat is deels te danken aan haar werkgever, sportkoepel NOC-NSF, die er volgens Vergeer voor heeft gezorgd dat het de paralympische sporters aan niets ontbreekt (er is een barrista mee om de kwaliteit van de koffie te bewaken). Maar het zegt vooral iets over de organisatie van ‘Parijs 2024’, en hoe serieus die de Paralympische Spelen neemt. „Alles wat voor de Olympische Spelen is georganiseerd, is er ook voor de paralympiërs”, zegt Vergeer. „Dat was in mijn tijd wel anders.”

Esther Vergeer.
Foto ANP

Het toont de gegroeide status van het sportevenement dat deze woensdag wordt afgetrapt met een openingsceremonie en dat de volgende dag begint met onder meer baanwielrennen, zitvolleybal en rolstoelbasketbal. Een kleine twee miljoen kaarten zijn verkocht, maakte de organisatie vorige week bekend. Onder meer de paardensport in Versailles, voetbal (voor slechtzienden) bij de Eiffeltoren en de atletiek in het Stade de France zijn populair. De NOS zendt de Paralympische Spelen, die anderhalve week duren, (online) live uit en komt met een dagelijkse avondtalkshow.

„Van al die aandacht gaan we heel erg genieten”, zegt Vergeer. „Bij de Paralympische Spelen in Sydney moesten we het nog doen met wat zendtijd tijdens het medische programma Vinger aan de Pols.”

Moeilijk te snappen

Toch valt er nog een wereld te winnen, denkt Vergeer. Buiten de Paralympische Spelen komt het grote publiek zelden in aanraking met parasport, waardoor zowel verslaggevers als toeschouwers de sporters en hun verhalen vaak niet of nauwelijks kennen. Bovendien is het evenement, waar 4.400 deelnemers strijden om 549 medailles in 22 sporten, „voor de leek vaak moeilijk te snappen”, erkent Vergeer. „Zelfs ik, die al jaren in de parasport rondloop, vind het soms vrij onoverzichtelijk.”

Ze doelt op de veelheid aan klassen binnen de parasport. Terwijl op de Olympische Spelen twee gouden medailles zijn te verdienen op, zeg, de 50 meter vrije slag – een voor de vrouwen en een voor de mannen – zijn dat er op de Paralympische Spelen in Parijs veertien. Reden: om een eerlijke strijd te garanderen en het evenement zo inclusief mogelijk te houden, worden parasporters ingedeeld in klassen die zijn afgeleid van de ernst van hun fysieke of verstandelijke handicap. Simpel gezegd: een parazwemmer zonder benen, hoeft niet uit te komen tegen iemand die alleen een hand mist.

Dit classificatiesysteem is regelmatig onderwerp van controverse. Het Spaanse basketbalteam dat goud won tijdens de Paralympische Spelen van Sydney werd gediskwalificeerd toen bleek dat een deel van het team ten onrechte als verstandelijk gehandicapt was aangemerkt. De zaak was de eerste in een reeks van – meestal onbewezen – beschuldigingen en vermoedens dat sporters met hulp van artsen en officials handicaps ‘overdreven’ om uit te kunnen komen tegen atleten met zwaardere beperkingen.

Wat Vergeer betreft heeft een grote verscheidenheid aan klassen andere bezwaren. Ze heeft het over „versnippering”, wat de parasport niet alleen moeilijk te volgen maakt voor buitenstaanders, maar ook ten koste gaat van het niveau. „Daar kunnen we als paralympische sport echt een stap in zetten”, zegt ze.

Kunt u dat uitleggen?

„De Paralympische Spelen zijn het podium waarop je het sterkste deelnemersveld wilt zien. Waar de beste parasporters ter wereld het tegen elkaar opnemen, net als tijdens de Olympische Spelen. Daarvoor moet je klassen hebben met veel competitie. En niet dat we in iedere sport voor iedere handicap een aparte klasse creëren, zodat maar zoveel mogelijk atleten kunnen meedoen.”

Dat klinkt alsof de gedachte ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ leidend is tijdens Paralympische Spelen.

„Dat is te denigrerend en zo is het ook niet. Veel onderdelen, ik durf wel te zeggen alle onderdelen waar Nederlanders aan meedoen in Parijs, zijn wél sterk bezet. Maar er zijn er ook waarbij dat niet zo is. Nee, ik ga geen voorbeelden geven.”

Hoe wordt hier in de paralympische wereld over gedacht?

„Als je ons vergelijkt met andere landen zijn we in Nederland op het gebied van omgang met gehandicapten vrij ver ontwikkeld. We zijn net als iedereen onderdeel van de maatschappij, we doen volwaardig mee. Dat is niet vanzelfsprekend in andere landen.

„Daar hebben ze soms dus ook een ander beeld bij mensen met een handicap, en hoe die zich verhouden tot topsport. We moeten de komende jaren met alle betrokkenen om tafel om na te denken waar we nu eigenlijk naartoe willen met de paralympische sport.”

Dat lijkt me een ingewikkeld gesprek.

„Ja, maar het is wel hoog tijd dat het gevoerd wordt. De Paralympische Spelen zijn ooit bedacht voor gewonde soldaten die sportprestaties wilden leveren. Sindsdien is er ontzettend veel veranderd. Nu moeten we bedenken: wat vinden we belangrijk, wat willen we uitstralen?

„Ik durf de uitkomst niet te voorspellen, maar ik denk wel wel dat Nederland het standpunt gaat innemen dat het moet gaan over topsport. We willen groeien, we -willen professionaliseren.”

Waarom is dat zo belangrijk?

„Je moet daar altijd naar streven, vind ik. En als de gemiddelde wereldburger snapt wat paralympische sport is en het niveau hoog is, krijgt hij daar ook sneller een gevoel bij. Dan wordt het interessanter om naar te kijken, wat vervolgens weer sponsors aantrekt en media enthousiasmeert.”

De kijker ziet ook: de ene handicap is de andere niet. Dan het is logisch dat voor elk type beperking een andere klasse is.

„Dat is ook zo. Maar als jij 1,63 meter bent, kun je ook niet basketballen in de NBA. Daar is ook geen aparte klasse voor.”

Maar het hele idee van parasport is toch juist dat beperkingen deelname niet in de weg staan?

„Natuurlijk, maar dat betekent wat mij betreft niet dat je met álle handicaps in álle sporten moet kunnen uitkomen op de Paralympische Spelen. Als je klein en snel bent en heel graag naar de Olympische Spelen wilt, kun je misschien beter gaan hockeyen dan gaan basketballen. Als je basketballen leuker vindt, kun je dat natuurlijk gewoon doen, maar niet als topsport. Zo moeten we ook naar de paralympische disciplines kijken. Dus maak sport zoveel mogelijk toegankelijk voor iedereen, welke handicap je ook hebt. Maar op de Paralympische Spelen willen we sport laten zien waarin veel competitie is en waarin de beste atleten ter wereld uitkomen.”

Dat is een harde boodschap.

„Op een evenement als de Paralympische Spelen mogen we best kritisch zijn, vind ik.”

Naar welke onderdelen met Nederlandse deelnemers kijkt u het meest uit?

„Dat is een gemene vraag, want dan moet ik er een paar uitpikken. Maar dan noem ik de tennissers, die spelen op Roland Garros. En de rolstoelbasketbalsters. Zij gaan nu voor hun achtste titel op rij en dat is echt heel knap. Het is ook te gek om te zien. Daarnaast de verspringers en 100 meter-lopers Fleur Jong en Joël de Jong. En Jetze Plat, die gaat voor drie medailles in drie verschillende sporten. Zij doen allemaal mee in sporten die ver zijn doorontwikkeld.”