‘Er is eigenlijk niets gebeurd’, zegt een blonde jongen in een wit T-shirt en een blauwe korte broek in zijn iPhone. „Eén iemand riep ‘Allahu akbar’ [God is groot], dat was alles.” Zojuist is een kleine bijeenkomst voor de slachtoffers van Israëlisch geweld in Gaza en Libanon afgelopen. Een verboden protest, want studenten op de campus van Penn mogen, sinds hier eind mei een pro-Palestina-kampement werd opgebroken, niet meer zonder toestemming zoiets organiseren.
Ongeveer veertig studenten, docenten en demonstranten van buiten de University of Pennsylvania, zoals de universiteit voluit heet, hebben zich deze vrijdagochtend in Philadelphia in de miezerregen verzameld. Ze dragen gedichten voor en delen witte rozen en anjers uit. Onmiddellijk snellen potige beveiligers toe om hun te vertellen dat ze in overtreding zijn en moeten vertrekken. Ze maken foto’s van de betogers. Vervolgens arriveert de politie, met kluwens tie-wraps.
De situatie dreigt grimmig te worden, maar de mannen in uniform grijpen niet fysiek in. Binnen een uur waaieren de demonstranten weer uit tussen de gebouwen en de kenmerkende iepen op de campus.
Tienduizenden dollars collegegeld
Na een verhit collegejaar 2023-2024, met kampementen, confrontaties en arrestaties, lijkt de rust dit najaar teruggekeerd op Penn (28.000 studenten) en andere Amerikaanse universiteiten. Alle tenten, vlaggen en spandoeken zijn verwijderd. Het veldje rond een standbeeld van Founding Father Benjamin Franklin is nog altijd met dranghekken afgezet. Universiteitsvoorzitters, onder wie die van Penn, die het veld moesten ruimen in de landelijke discussie over antisemitisme, veiligheid en de academische vrijheid van meningsuiting, zijn vervangen door weinig uitgesproken managers. Maar onderlinge spanningen tussen studenten en woede richting autoriteiten blijven borrelen. Wantrouwen overheerst.
Geen van de demonstranten, die vrijwel allemaal hun gezicht verbergen achter mondmaskers, wil met naam en toenaam iets zeggen over hun aanwezigheid of hun demonstratierecht. De jongen die telefonisch verslag doet, wil niet zeggen wie hij is. Ook vertelt hij niet aan wie en waarom hij doorgeeft dat op dit protest geen pleidooi klonk voor een wereldwijde intifada, verheerlijking van Hamas of een vrij Palestina „from the river to the sea”. Iedereen houdt elkaar in de gaten.
„Het is tragisch hoe het debat volledig is gesmoord”, zegt hoogleraar Jonathan Zimmerman. Hij is historicus aan Penn en gespecialiseerd in vrijheid van meningsuiting. „Een universiteit moet een plek zijn voor open dialoog waar soms dingen gezegd worden die schuren en kwetsen. Maar angst regeert.”
Wij voelen ons aangeschoten wild
Hij verwijt de universiteit dat die te veel restricties oplegt – al dan niet onder druk van geldschieters van wie ze afhankelijk is. Studenten mogen niet eens meer kreten op de stoepen van de campus krijten. „Maar er is eveneens sprake van zelfcensuur. Conservatieve studenten durven zich niet uit te spreken in een overwegend linkse omgeving als een universiteitscampus. Progressieve studenten zijn bang dat ze als antisemitisch gebrandmerkt worden als ze opkomen voor de Palestijnse zaak. Dat is een heel ongezonde situatie voor een instituut waar mensen komen om te leren.”
Ook studenten die niets met de onrust te maken hebben gehad praten liever niet over de sfeer op hun campus of de aanhoudende strijd tussen voor- en tegenstanders van Israël. Kwame Ocran (32), masterstudent muziekgeschiedenis, heeft daar een verklaring voor. „De meesten betalen tienduizenden dollars om aan een topuniversiteit te studeren. Als ze niet heel persoonlijk betrokken zijn, gaan ze de waarde daarvan niet op het spel zetten door te praten over wat er mis is in het Midden-Oosten of op de universiteit zelf.”
‘Radicaal inconsistent’
Bij de universiteitskrant, The Daily Pennsylvanian, hebben ze zich erbij neergelegd dat studenten zich steeds minder durven uitspreken. „Mensen zijn bang voor de consequenties van hun woorden en hun herkenbaarheid”, zegt Molly Cohen (21), voorzitter van de krant. Sommigen vrezen online en offline aangevallen te worden. „Maar de meesten denken aan wat een potentiële werkgever online over hen vindt.”
Cohen, student politicologie, is zelf onder druk komen te staan omdat ze zowel betrokken is bij de universiteitskrant als de organisatie van Joodse studenten op Penn. „Maar daar zeg ik liever niet te veel over.”
Penn is recentelijk van plek 6 naar plek 10 gezakt op een belangrijke ranglijst van de beste universiteiten. Niemand weet waarom deze topuniversiteit slechter beoordeeld is, maar er wordt gespeculeerd dat het zou komen door de dramatische getuigenis van toenmalig universiteitspreses Liz Magill in het Congres, haar aftreden onder druk van donateurs kort daarna en de chaos op de campus afgelopen jaar. (Al gebeurde op Harvard ongeveer hetzelfde en behield het plek drie.)
Minder zorgen klinken over een andere ranglijst: Penn staat op plek 248 van de 251 universiteiten die gerangschikt werden naar de mate van bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Volgens de Foundation for Individual Rights and Expression durft driekwart van de studenten het niet publiekelijk oneens te zijn met een docent. Bijna 60 procent vermijdt om buiten de klas een politiek controversieel standpunt in te nemen in gesprek met medestudenten.
Zowel joodse als islamitische studenten klagen dat de universiteit niet genoeg doet om hen te beschermen. „Wij voelen ons aangeschoten wild”, zegt een tengere studente van Bengaalse afkomst met een keffiyeh (Palestijnse sjaal) onderweg naar het protest.
Noah Rubin (21) een student bedrijfskunde en techniek, spreekt zich juist wel uit. „Ik zet mijn reputatie op het spel, maar ik weet dat ik aan de goede kant van de geschiedenis sta”, zegt hij. Rubin heeft de universiteit aangeklaagd omdat hij zich onveilig voelt. „Studenten die aanwezig zijn bij bijeenkomsten waar Hamas wordt geroemd, of die op sociale media iets antisemitisch zeggen, moeten gestraft worden”, vindt hij. „Docenten die dat doen moeten ontslagen worden.”
Het is tragisch hoe het debat volledig is gesmoord
Penn schorste onlangs een hoogleraar rechten die zich jarenlang racistisch uitliet over zwarte Amerikanen en migranten uit Azië. Er zijn geen sancties bekend tegen medewerkers wegens vermeend antisemitisme.
Jonathan Zimmerman ziet de roep om veiligheid en bescherming tegen woorden als „radicaal inconsistent – dat klinkt iets vriendelijker dan hypocriet – aan beide kanten van het politieke spectrum”. Iedereen meet met twee maten. „Op rechts is jarenlang geklaagd dat er een cancel culture zou heersen op campussen waardoor conservatieven niet zouden kunnen zeggen wat ze denken.”
Op links werd gepleit voor bescherming van mensen tegen alle uitspraken die ze als racistisch konden ervaren. En dat overal ‘veilige ruimtes’ voor minderheden gecreëerd moesten worden. „Mensen die daar eerder de mond vol van hadden, houden er weinig rekening mee dat dingen die zij nu zeggen door anderen als gewelddadig en gevaarlijk worden ervaren.”
De meeste studenten beperken zichzelf al meer dan genoeg in wat ze durven zeggen, constateert Zimmerman, en dat zuigt het debat uit het studentenleven. „Natuurlijk moet de universiteit ervoor zorgen dat studenten hier fysiek veilig zijn. Maar blijf alsjeblieft weg bij het idee dat die hen moet beschermen tegen kwetsende woorden of het ongemak van een tentenkamp.”
Donald Trump zat op Penn, was veel in New York
Donald Trump vertelt vaak en graag dat hij aan een Ivy League-universiteit studeerde: de Wharton School, van de University of Pennsylvania. Op die bedrijfskundefaculteit „lijken ze hem liever uit de geschiedenis te willen wissen”, zegt Taina Santana (20), die er nu tweedejaars is. Ze vertelt het voor de oranje, bakstenen gevel van een pand dat nog niet bestond toen Trump hier in 1968 afstudeerde. „De enige keer dat hij in de klas ter sprake kwam, was toen we grappen maakten over zijn veroordeling. Penn vindt Trumps persoonlijkheid en gebrek aan intelligentie slecht voor haar reputatie.”
Donald Trump werd in 1946 in Queens, New York geboren en ging naar de particuliere Kew-Forest School. Toen hij daar lastig was, stuurde zijn vader hem op zijn dertiende naar de New York Military Academy, een gesegregeerde kostschool voor alleen (rijke) jongens, waar hij zowel discipline als pestgedrag ontwikkelde.
Trump ging in 1964 studeren aan Fordham, een katholieke universiteit in de Bronx. Maar na twee jaar wilde hij daar weg en kon hij overstappen naar Penn. Jaargenoten hebben verteld dat hij weinig met het campusleven in Philadelphia had. Hij droeg altijd een pak, ging nooit naar feestjes en zat elk weekend in New York, waar hij vervolgens het vastgoedbedrijf van zijn vader overnam. „Slim maar ongeïnteresseerd”, noemde een studiegenoot hem.
Tijdens Trumps eerste campagne en regeertermijn ontdekten journalisten dat de president loog dat hij als beste van zijn klas zou zijn afgestudeerd. En dat hij zijn toelating waarschijnlijk te danken had aan de beste vriend van zijn oudere broer.
In het debat met Kamala Harris vorige maand schepte Trump weer op over zijn opleiding. Maar ook Harris haalde Wharton aan. Zij confronteerde hem met de doorrekening die de school van zijn campagnebeloftes heeft gemaakt en concludeert dat zijn plannen de Amerikaanse staatsschuld met 5,8 biljoen dollar kunnen doen oplopen (tegenover 1,2 biljoen als zij haar plannen uitvoert). De universiteit is nu ook slecht voor zíjn reputatie.
Kamala Harris beleefde vormende jaren op Howard
Toen Kamala Harris zich moest voorbereiden op het verkiezingsdebat met Donald Trump deed ze dat deels op de universiteit waar zij in 1986 afstudeerde als politicoloog: Howard University. „Iedereen hier is ontzettend trots op haar”, zegt Dylan West (21) die nu studeert op de campus in Washington DC. „Ze is zonder twijfel onze belangrijkste alumna.”
Howard, de oudste overwegend zwarte universiteit in de VS, wordt ook wel ‘Black Harvard’ genoemd. „Dit is waar Harris haar zwarte identiteit heeft ontwikkeld”, zegt West. „Ik weet niet of zij die daarvoor echt had. Dat zij ervoor koos om hier te studeren, stuwt de opkomst van jonge zwarte kiezers zoals ik.”
Kamala Harris werd in 1964 geboren in Oakland. Haar Indiase moeder en Jamaicaanse vader waren academici in Californië. Daar maakte Harris als kind onderdeel uit van een experiment om het onderwijs te desegregeren. Elke dag werd zij voor school met een bus naar een witte wijk gebracht. Die Thousand Oaks Elementary basisschool zou zich willen omdopen tot Kamala Harris Elementary.
Vanwege een baan van haar moeder in Montréal ging Harris in Canada naar de middelbare school. Haar ouders waren gescheiden en ze groeide grotendeels op zonder haar vader. Aan Howard omringde ze zich bewust met zwarte intelligentsia en kinderen van de burgerrechtenbeweging. Ze was betrokken bij protesten tegen de apartheid in Zuid-Afrika en werd lid van Alpha Kappa Alpha, een prominent zwarte-vrouwendispuut dat nu een actieve rol speelt in haar verkiezingscampagne – maar op de campus van Howard alleen zichtbaar op een groen en roze geschilderde boom.
Over Harris’ cijfers is weinig bekend, maar ze hielpen haar niet aan een beurs voor een topuniversiteit. Aan de Californische Hastings-universiteit, waar ze haar rechtenmaster haalde, was ze volgens studiegenoten niet meer dan gemiddeld. Maar het was voldoende om aanklager, senator, vicepresident en presidentskandidaat te worden.