Op 5 mei 1945 was de Tweede Wereldoorlog in Nederland voorbij, behalve op de Waddeneilanden. Die werden pas weken later bevrijd. NOS-presentator Winfried Baijens reist alle vijf de eilanden af in De Wadden, een andere oorlog. Hij begint op Texel dat op 20 mei 1945 als eerste aan de beurt was. Het leven ging in de eerste oorlogsjaren eigenlijk gewoon door, maar het strand was verboden gebied. De Texelse economie draaide op volle toeren. We horen over de Texelse Joden, de stoomtrein, de arbeiders uit verre landen, en over het verschrikkelijke bloedbad van mei 1945, waarbij meer dan duizend doden vielen. Op 11 juni verschijnt de laatste aflevering van de podcast, over Schiermonnikoog, dat na de bevrijding een toevluchtsoord werd voor fanatieke Groninger SS’ers. We horen hier oorlogsgeschiedenis die bijna nooit verteld wordt.
De Nederlandse regering gaat 3 miljoen euro doneren aan Radio Free Europe/Radio Liberty (RFE/RL), een Amerikaanse mediaorganisatie met zevenhonderd journalisten in vaste dienst die nieuws brengen in 27 talen in 23 landen in Oost-Europa, Centraal-Azië, en het Midden-Oosten. Dit maakte minister Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC) dinsdag bekend, voordat premier Dick Schoof het ontslag van het kabinet indiende bij de koning. „Met de donatie wil Nederland RFE/RL in staat stellen hun belangrijke werk voort te zetten.” De Nederlandse bijdrage volgt op een Europese steunbetuiging.
Radio Free Europe (RFE) en Radio Liberty (RL), oorspronkelijk twee zenders, zijn overblijfselen van de Koude Oorlog. Ze werden opgericht en gefinancierd door de Amerikaanse inlichtingendienst CIA in de strijd tegen het communisme en het communistische gedachtengoed. De zenders moeten het westerse standpunt propageren. Later fuseerden de zenders, die waren verboden in het Oostblok en wier activiteiten scherp in de gaten werden gehouden. In 1995 verhuisde het hoofdkantoor van München naar Praag.
‘Maximale bezuiniging’
President Donald Trump zette de financiering van de zenders, die na de val van de Muur uitgroeiden tot instrumenten voor public diplomacy, in maart op losse schroeven. Hij tekende een presidentieel decreet waarin werd opgeroepen tot een „maximale” bezuiniging op het agentschap voor mondiale media. Dit had niet alleen gevolgen voor RFE/RL, maar ook voor andere nieuwsorganisaties die geld van het Amerikaanse Congres krijgen, zoals Voice of America , Radio Free Asia, en de Middle East Broadcasting Networks.
In tegenstelling tot Voice of America (een federale entiteit) zijn die laatste drie nieuwsorganisaties non-profit-organisaties. Het geld dat het Congres voor ze had vrijgemaakt, heeft Trump met zijn decreet bevroren. Hierop klaagde RFE/RL het agentschap voor mondiale media aan in een poging het bevrogen geld alsnog te krijgen. Dit leidde tot een slepende juridische strijd die nog steeds voortduurt.
Maar ondertussen had de zender dringend geld nodig om te kunnen blijven opereren. Twee weken geleden kondigde de Europese Unie al een noodinjectie van 5 miljoen euro aan. „Deze steun is niet alleen voor de journalistiek – het is voor de democratie zelf”, zei EU-buitenlandchef Kaja Kallas.
Na het decreet van Trump was Voice of America gedwongen bijna al haar personeel op betaald verlof te sturen en haar publicaties en uitzendingen stop te zetten – voor het eerst sinds de zender in 1942 werd opgericht. Het is de oudste en grootste van de internationale Amerikaanse omroepen en maakt content in 48 talen. In mei kondigde de door Trump aangestelde Voice of America-directeur aan dat One America News, een extreemrechtse en Trumpgezinde zender die complottheorieën promoot, gratis berichtgeving zal verzorgen op Voice of America.
Natuurlijk hebben ze gehoord dat het kabinet is gevallen. „We hebben het op het journaal gekeken”, zegt Elly (73) tegen haar man Harry (77). Met achternaam in de krant willen ze niet, maar „kom wel even in de camper zitten”, zegt ze. Ja, ze heeft de laatste keer PVV gestemd, voor het eerst. „De keer daarvoor heb ik niet gestemd, toen geloofde ik er niet in. En vroeger stemde ik D66, omdat ik Hans van Mierlo zo’n leuke man vond.” Harry snuift. „Hoe iemand beslissingen kan nemen, hè.”
Harry stemde al vaker PVV. Maar gecharmeerd van PVV-leider Geert Wilders zijn ze intussen allebei niet meer. „Jij gaat toch ook niet meer PVV stemmen, Harry?”
De camper staat op een parkeerplaats voor Wijkcentrum Vrijzicht, waar het stembureau van wijk De Heeze in Apeldoorn zit. In 2023 maakten 1.225 mensen daar gebruik van. De grootste partij, met 27 procent, was met 324 stemmen de PVV. Het jaar daarvoor was dat nog de VVD, met 216 stemmen. De PVV eindigde toen, met 126 stemmen, op de derde plek.
Wijkcentrum Vrijzicht, waar het stembureau van de wijk De Heeze in Apeldoorn zit.
Foto Wouter de Wilde
Voor Elly kwam het omslagpunt om op Wilders te stemmen toen ze haar eerste man, met wie ze tot zijn overlijden drieënhalf jaar geleden samen was, verwaarloosd zag worden in de zorg. „Het was afschuwelijk. Hij zat in een verzorgingstehuis, ze lieten hem alleen maar tekenfilms kijken.” Tot ze hem, zonder aankondiging, verhuisden naar een ander tehuis omdat zijn schoonzus, met dezelfde achternaam, daar zat en ze dachten dat dát zijn vrouw was. „Door de stress is hij overleden, een beroerte”, zegt ze met een snik.
Gebrekkige zorg, onderbetaalde zorgmedewerkers en leerkrachten, de belofte van nieuwe woningen die er niet zijn gekomen en een falend asielbeleid. Samen heeft het ertoe geleid dat ze niet rouwig is om de val van het kabinet. „Ze zaten toch alleen maar de bakkeleien. Wat een kleuterklas.” Van Harry hoeft het niet meer met de huidige coalitiepartijen. „Ik heb een paar keer PVV gestemd. Nu zat-ie in de coalitie. Kapt-ie ermee. Piemel.” Elly lacht. „Het is voor krant hoor!” Ja, zegt Harry, „maar zo is het toch”.
Het hondje van Elly (73), die net zoals haar man Harry (77) in 2023 op de PVV stemde.
Foto Wouter de Wilde
Omslag
Dat tussen 2021 en 2023 zo’n kiezersomslag heeft plaatsgevonden in De Heeze verbaast Kaya Brink (19) niet. „Ik denk dat veel mensen het gevoel hebben gehad dat ze iets is afgenomen. Wilders zei dingen waardoor ze dachten dat hij ze zekerheid kon bieden. Maar hij heeft het, natuurlijk, niet waar kunnen maken.” Voor het volgende kabinet, waarvoor waarschijnlijk na de zomer gestemd gaat worden, zal hij voor het eerst stemmen. „Maar niet op PVV.”
In ontmoetingsplek en activiteitencentrum De Graanhof is de wekelijkse cursus ‘speksteen bewerken’ in volle gang. „Had ik maar grote puntschoenen”, zegt Thie Ottens (78). „Dan had ik daarmee…” De boodschap is voor de rest van de groep duidelijk. „We hebben hier elke week Wereldkeuken, dan komen asielzoekers koken. Wij staan allemaal redelijk aan de andere kant van het spectrum”, zegt Tineke Burgstede (81).
De discussie verspreidt zich over tafel. Dat is vaker het geval, zegt de cursusleidster. „Lief en leed wordt hier gedeeld, politiek is daar onderdeel van.” Voor de participanten staan hun spekstenen werkjes – vooral abstract, maar ook één uilenhoofd, het symbool van wijsheid. „Maar wanneer komen er weer mensen met verstand aan de macht?”, wordt geroepen.
In activiteitencentrum De Graanhof wordt tijdens de cursus ‘speksteen bewerken’ gediscussieerd over de kabinetsval.
Foto Wouter de Wilde
„Dit was het niet in elk geval”, zegt Ottens. Ottens vraagt Burgstede of zij nog vertrouwen heeft om te stemmen. „Ik ga sowieso stemmen”, zegt ze. „Dat is mijn generatie.” Maar heb je er nog vertróúwen in, vraagt hij door. Ze is even stil. „Dat vind ik moeilijk.” Ze weet wel dat ze het niet erg vindt dat deze coalitie vroeg gestorven is. „We hebben geen Wilders nodig. Integendeel.”
Daar is Jetse Stuiver (bijna 60), die met een hogedrukspuit in de weer is, het niet mee eens. „Het is goed dat het gevallen is”, zegt hij. „De volgende keer stem ik weer op Wilders en dan hoop ik dat hij weer de grootste wordt. Groter dan nu. Dat hij het alleen kan gaan doen.” Samen met andere partijen ziet Stuiver niet voor zich. „De VVD heeft alles kapotgemaakt en Wilders moet dat nu gaan oplossen. Alles.”
Harry en Elly weten nog niet hoe het verder moet met de politiek. „Misschien moet jij het maar gaan doen”, zegt Elly. „Of we doen het samen.” Harry schudt zijn hoofd. „Daar heb ik geen tijd voor joh.” Ze gaan eerst met de camper naar Luxemburg, en wie weet wat daarna komt. En als ze onderweg zijn tijdens de nieuwe verkiezingen? „Niks. Ik blijf niet thuis voor een rood potloodje hoor.”
Lees ook
Het kabinet dat zou opkomen voor de burger ging ten onder aan amateurisme en onvermogen
In de categorie ‘meest gelezen’ stond de hele dinsdag nummer 1 op de website van de Franse krant Le Monde: ‘Historicus Pierre Nora overleden’. Het is moeilijk voorstelbaar dat een Nederlandse historicus op evenveel belangstelling van een groot publiek zou kunnen rekenen. Dat zegt iets over Frankrijk – een cultuur van diepe verbondenheid met de natie. Maar het zegt vooral ook iets over de statuur van Pierre Nora, de historicus die maandag op 93-jarige leeftijd overleed.
Hoewel Nora, geboren in Parijs in 1931, zelf beslist weinig schreef (onder meer een boek over zijn ervaring als docent in de toenmalige kolonie Algerije), was hij een centrale figuur in het verhitte en eindeloze debat over de bestudering van het Franse verleden. Als eindredacteur van de sectie geschiedenis bij uitgeverij Gallimard had hij sinds 1965 beslissende invloed op de geschiedschrijving. Onder zijn toeziend oog stegen in de jaren 70 en 80 Franse mediëvisten als Emmanuel Le Roy Ladurie (Montaillou) en Georges Duby (De kathedralenbouwers) naar de top van internationale bestsellerlijsten. Hij liet Frankrijk kennismaken met buitenlandse historici als Keith Thomas of Thomas Nipperdey.
Symbolen van de Franse natie
Samen met Jacques Le Goff publiceerde hij in 1974 een overzichtswerk over de stand van zaken van de Franse historische wetenschap, getiteld Faire l’histoire, geschiedenis bedrijven. In drie delen schetsten zij een overzicht van de vragen, methoden en onderwerpen die de moderne geschiedschrijving typeerden. In 1980 zette hij historisch tijdschrift Le Débat op.
Maar de belangrijkste bijdrage van Nora aan de Franse cultuur was het munten van een wervend begrip waarmee hij halverwege de jaren 80 het nationale verleden op een cruciaal moment nieuw leven wist in te blazen: lieux de mémoire, plaatsen van herinnering. Onder die titel zette hij een zevendelige reeks op waarvoor hij collega-historici beknopte stukken liet schrijven over tastbare en ontastbare symbolen van de Franse natie: de vlag, de keuken van Pierre Bocuse, het Larousse-woordenboek, de Parijse muur waartegen de opstandige communards in 1871 werden doodgeschoten, de Marseillaise.
Een groep Franse intellectuelen na een bezoek in 1982 aan president François Mitterrand. Van links naar rechts: Maxime Rodinson, Pierre Nora, Michel Foucault, Simone de Beauvoir, Alain Finkielkraut, Jean Daniel and Claude Lanzmann.
Foto Yves PARIS / AFP
Dat gebeurde in een tijd dat zowel de geschiedwetenschap als het maatschappelijk debat over de nationale identiteit in woelige baren verkeerde. Terecht was de monolithische, bijna sacrale geschiedschrijving, geïnitieerd of gefinancierd door de overheid, losgelaten. Maar wat was dan wel het organiserend principe van historisch onderzoek? De paden van het postmodernisme liepen hopeloos door elkaar.
En: wat behelst de natie waar de historicus onderzoek naar doet? Dat was in elk geval niet meer de negentiende-eeuwse eenheidsstaat met zijn uitgestrekte koloniën. Het verdwijnen van de milieux de mémoire – de kernen van herinnering, zeg maar één gedeelde opvatting van het collectieve verleden – maakte ruimte voor de lieux de mémoire, zoals Nora schreef.
Bezorgd
De centrale plaats die Nora gaf aan de herinnering in de geschiedschrijving, bleek een ei van Columbus. Daardoor was er plaats voor grote en kleine gebeurtenissen, voor politiek en mentaliteit, voor leiders en kleine luiden. Hij omschreef de lieux de mémoire „als de schelpen op het strand wanneer de zee van de levende herinnering zich terugtrekt, niet meer geheel in leven, nog niet geheel dood”.
Het begrip vond weerklank tot ver buiten Frankrijk. In een interview met NRC Handelsblad uit 1992 erkende Nora dat de term hem „compleet voorbij gehold” was. Hij kreeg „elke dag, elk uur” uitnodigingen om erover te spreken. Die populariteit verklaarde hij in dat interview aldus: „De grote onzichtbaarheid van de toekomst, de angst, de duizeling, dat is de werkelijke reden van de populariteit van les lieux.”
Hij toonde zich bezorgd over de invloed van globalisering, democratisering, massificatie en mediatisering op de geschiedschrijving. „Onze levende herinnering wordt steeds meer weggedrongen door het heden”, zei hij. „Onze maatschappijen zijn gedoemd tot vergeten.”