Op de koffie in Nederland: ‘Ik laat de moed nooit zakken, maar soms is het best pittig’

Het zoontje van Eraima Domitilia is bang voor oorlog. Op zijn kamer bewaart hij een hamer en een zaag, dan kan hij zich verdedigen. Eraima Domitilia zelf zegt: „Oorlog boeit me niet, ik kan er toch niets aan doen.” Ze woont in Schiebroek-Zuid. Peter de Ruiter, in de Archipelbuurt in Den Haag, denkt dat we „een paar dingen toch echt anders moeten doen” als we willen overleven. Hij is jaren geleden al opgehouden met vlees eten. In Amersfoort-Vathorst heeft Edwin van den Brom eigenlijk maar één wens voor het nieuwe jaar: dat mensen vaker thuis zullen zijn. Hij is pakketbezorger. En Miranda Hoekman in Kwadendamme? Zij wil in 2025 graag gezond blijven. En genoeg geld verdienen voor haar volgende droomreis naar Costa Rica.

We zullen een paar dingen toch echt anders moeten doen als we willen overleven

Peter de Ruiter
Archipelbuurt in Den Haag

Negentien keer in dertig jaar deed NRC buurtonderzoek door interviews te houden met willekeurige bewoners. In 2025 volgen we vier buurten intensiever. Samen zijn die buurten – drie stadswijken en een Zeeuws dorp – min of meer representatief voor Nederland. We vragen er mensen hoe het met ze gaat, waar ze zich zorgen over maken, hoe ze naar de wereld kijken en naar hun eigen leven. We doen daar regelmatig verslag van en per keer kiezen we een thema.

Nu het januari is: wat verwachten ze van het nieuwe jaar? Waar zijn ze bang voor? Waar hopen ze op?

Schiebroek-ZuidRotterdam

De beste vriendin van Eraima Domitilia (32) lag nachten wakker toen Rutte had gezegd dat er oorlog dreigde. „Ik niet”, zegt Eraima. „Oorlog boeit me niet, ik kan er toch niets aan doen.” Ze draagt een wit T-shirt met Minnie Mouse erop, met op haar hoofd een donkerroze strikje. Haar zoon Eallison (10) zit in zwart trainingspak naast haar. Hij at vanmiddag eerst zijn eigen eten op, nam toen nog een broodje kaas van de schoollunch en moest daarna overgeven. De conciërge belde, Eraima haalde hem op uit school. Hij is alweer opgeknapt.

Als bewoners in Schiebroek-Zuid met elkaar praten over de armoede en overlast in de buurt, is Eraima steeds degene die zegt dat het er óók prachtig is. Van haar buurvrouw hoort ze wel eens dat er wordt gedeald op straat, „maar ik zie het niet”. Als er iets in het nieuws komt, is dat altijd aan „de andere kant van de buurt”, niet hier. Ze laat haar zoon sinds kort alleen naar school lopen. De winkeliers op de Teldersweg zagen hem opgroeien, daar kan hij altijd terecht.

Voor haar deur staat een prunus op een immens grasveld. In de zomer zit ze het liefst daar, op de galerij. Dan zet ze met vriendinnen zwembadjes op het gras en bakt ze „friet, frikandellen en van die hamburgertjes” voor de kinderen.

Eraima Domitilia (32) en haar zoon Eallison (10) in het speeltuintje vlakbij hun huis in Schiebroek-Zuid.
Foto Hedayatullah Amid

Eraima’s vader woont op Curaçao, haar moeder overleed toen ze achttien was. In de vier jaar erna woonde ze bij een tante in Maassluis, bij vrienden, bij haar toenmalige vriend. „Ik feestte mijn verdriet weg.” Ze werd zwanger en had geen huis. „Toen dacht ik: zo heeft mijn moeder me niet opgevoed. Ik besloot alleen nog maar vooruit te kijken, naar de leuke dingen.” Via instanties belandde ze in deze sociale huurflat, twee hoog met twee slaapkamers. Ze werkte haar schulden weg, begon een opleiding, ging bejaarden verzorgen. Nooit wil ze hier weg.

Ze werd ook pleegmoeder van een meisje dat haar hulp nodig had. Dat meisje kreeg een zoontje, Sharvy, maar ze kon niet voor hem zorgen. Nu woont Sharvy (1) bij Eraima. Eallison noemt hem zijn broertje. De moeder van Sharvy (18) noemt hij zijn grote zus. En Lisa (31), beveiliger op een mbo en al tien jaar Eraima’s vriendin? „Mammie.”

Wat verwachten moeder en zoon van 2025? „Dat ik ga puberen”, zegt Eallison. „Ik zweet al.” Een nieuwe Minecraft-film. Op basketbal misschien. Een hoger leesniveau. „We moeten van de juf ‘AVI uit’ zijn aan het eind van groep zes. Maar ik weet niet of dat lukt.”

‘Niet nog een pleegkind in huis’, zegt Eallison.
‘Nééé’, lacht zijn moeder

„Hij is streng voor zichzelf”, zegt Eraima. Zij gaat haar rijbewijs halen, school en werk weer opstarten. Alles lag stil toen baby Sharvy kwam, anders was ze over twee maanden afgestudeerd als verzorgende. Misschien blijft ze met ouderen werken. Of ze wordt kraamhulp. Ze gaat in het nieuwe jaar ook beter haar grenzen bewaken, zegt ze. „Ik zeg op alles altijd ja.”

„Niet nog een pleegkind in huis”, zegt Eallison. „Nééé”, lacht zijn moeder.

„Ik ben bang voor oorlog” zegt Eallison. Hij begint er zelf ineens over. „Ik heb een hamer en een zaag op mijn kamer. Als de vijand komt kan ik ze onthoofden en mijn deur dichttimmeren.”

„Waar ben je bang voor?”, vraagt Eraima.

Eallison: „Dat er slechte mensen komen. Of dat u echt honger heeft en mij opeet, zo…” Hij kruipt op haar schoot en hapt naar haar arm.

Ze gieren het uit.


Lees ook

In dit stukje Rotterdam staat op elke kindertekening een dronken man

Een buurtmaaltijd bij de Goede Herderkerk, gemaakt door kinderen uit Schiebroek-Zuid.

Schiebroek-Zuid in Rotterdam.

Foto’s: Hedayatullah Amid

ArchipelbuurtDen Haag

Louis Couperus (1863-1923) woonde in de Archipelbuurt en in de Archipelbuurt weten mensen nog wie hij was: de schrijver van ooit beroemde romans als Eline Vere en De stille kracht. Niet álle mensen natuurlijk, niet de expats. Wel véél mensen. Als jongen wandelde Couperus ’s avonds graag met zijn beste vriend van de Surinamestraat naar de Scheveningse Bosjes. Het verhaal gaat dat hij in de Atjehstraat, toen nieuwbouw, weleens wat dronk bij jeneverschenkerij De Tapperij, anno 1886. Nu is De Tapperij een Frans restaurant dat avond aan avond vol zit met buurtbewoners.

Vier minuten lopen verderop, in de Sumatrastraat, zit een Albert Heijn en daar kun je wel twee of drie keer per week bij de ingang geld of boodschappen doneren voor het goede doel. Er zijn maar weinig mensen in de Archipelbuurt die níet iets over hebben voor Haagse kinderen uit andere buurten die het „minder goed hebben”, voor Oekraïense vluchtelingen die „verlegen zitten” om shampoo en tampons, voor klanten van de Voedselbank die „heel blij zijn” met een pot chocoladepasta of een pak koffie. Peter de Ruiter (64) doet een paar keer per jaar mee met inzamelen – „mag ik je een boodschappenlijstje meegeven?” – en bij een kopje thee in zijn bovenhuis om de hoek vertelt hij hoeveel voldoening het geeft om iets te doen voor mensen die je niet kent, maar van wie je weet dat ze het nodig hebben. Hij lacht als hij zegt dat hij er verder geen aandacht voor wil. „Karakter tonen als niemand kijkt, dat is mijn streven.” Het helpt hem een klein beetje tegen het gevoel van machteloosheid in een wereld vol ellende.

Het Bankaplein in de Haagse Archipelbuurt, door Hagenezen vanwege de straatnamen ook wel ‘Indische buurt’ genoemd.
Foto Bart Maat

Hij is socioloog en heeft sinds vijftien jaar een kleine uitgeverij. Hij schrijft boeken over onderwerpen als kinderarbeid, persvrijheid en, op dit moment, zonne-energie. Hij maakt ook podcasts en zijn opdrachtgevers zijn de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid.

Wat verwacht hij van 2025? „Owww”, zegt hij. En dan nog een keer: „Owww.” Er zullen ook wel goede dingen gebeuren, denkt hij. „Maar ik zie het somber in.” Oorlog en oorlogsdreiging. Politici die voor eigen gewin mensen tegen elkaar opzetten. Trump. Poetin. Het klimaat. „De klimaatagenda voor Europa is gedowngraded uit angst voor de kiezer. Dat is toch treurig? Als we willen overleven, moeten we echt een paar dingen anders doen. En we moeten er elkaar op durven aanspreken.”

Zelf is hij al jaren geleden opgehouden met vlees eten. Autorijden doet hij nog hooguit twee keer per jaar, als het echt niet anders kan. En dat elkaar aanspreken? „Dat is dus heel lastig.” Hij heeft weleens tegen een vriend in Friesland gezegd dat er ook tréínen naar Den Haag rijden. Met de auto naar hem toe komen was niet per se nodig. „Het was een geintje met een seintje. Je wilt je vrienden toch niet bruuskeren.”

En dan maakt hij een tournure die in elk onderzoek naar de stemming in het land wordt waargenomen: voor zichzelf ziet hij het nieuwe jaar „best zonnig” in. Zijn werk gaat goed. Hij kan het zich permitteren om de dingen te doen die hij interessant vindt, waar hij achter staat. En wonen zoals hij woont, in deze buurt, wat een geluk. Zo mooi, zo rustig, zo groen. ’s Zomers stapt hij zo op de fiets naar zee.

Archipelbuurt in Den Haag.

Foto’s: Bart Maat

KwadendammeBorsele

„Moet je proeven.” Miranda Hoekman (53) steekt haar hand uit met daarin een plastic bakje vol gesneden ‘vliegananas’ uit Costa Rica. „Zacht hè? Dat komt ook omdat de ananassen nog geen 48 uur geleden zijn geoogst.” Miranda Hoekman en haar partner aten ze voor het eerst toen ze met vakantie in Costa Rica waren. Ze dachten: die moeten wij ook hebben. „En dat regelen we dan gewoon.”

Ze staat achter de balie van de fruitkraam – ‘Fruitsalon’ – naast haar huis in Kwadendamme, een van oudsher katholiek dorpje in de Zak van Zuid-Beveland. Sappige mandarijnen, sinaasappels, vliegananassen dus, kisten vol appels en peren uit de streek. „Dit is het grootste fruitteeltgebied van Nederland. Niet de Betuwe bij Tiel, zoals veel mensen nog steeds denken.”

Haar partner woonde in Kwadendamme toen ze elkaar leerden kennen via een chatbox, in 2008. Hij was manager bij een overslagbedrijf voor fruit, zelf woonde ze de buurt van Gouda. Op een grijze novemberdag reisde ze naar Zeeland om hem te ontmoeten. Met de trein naar Goes en toen op de fiets in de wind, door het groene landschap met bloemdijken en boomgaarden. Op 22-2-2022 zijn ze getrouwd. Ze wonen in een hoekhuis met twee katten, vijftien kippen, en verder nog zebravinken, kanaries, zilverbekjes, dwergpapegaaien en twee loopeenden.

Miranda Hoekman voor haar ‘Fruitsalon’ in Kwadendamme.
Foto Wouter van Vooren

Ze is, zegt ze, geen „vrouw van grootse plannen of voornemens”. Het leven komt zoals het komt. Eerder runde ze een tabakszaak, was ze receptionist in een gevangenis en conciërge op een school. In haar fruitkraam verkoopt ze ook thee en snuisterijen – beeldjes van honden en schapen, sieraden – en in de coronatijd begon ze met bloemen. De velden werden gemaaid, ze kon tweehonderd regenbooglelies op de kop tikken, mensen kwamen van heinde en verre. Daarna ging ze appeltaarten bakken. Het begon met één taart voor een dorpsgenoot, het eindige in tientallen taarten per week. Vanwege haar gezondheid – schildklierafwijking, twee keer een burn-out, een hersenkneuzing door een val – stopte ze daar weer mee. Nu verkoopt ze Zeeuwse bakmixen. „Leg maar neer’’, zegt ze tegen een dorpsgenoot die een pakketje komt brengen voor verzending. Dat doet ze er sinds een maand of twee ook bij. Twintig cent per pakketje, tien pakketjes per dag. „Het gaat erom dat mensen ook iets anders kopen.” Ze is aan het sparen voor haar volgende droomreis naar Costa Rica.

Wat verwacht ze nog meer van 2025? „Gezond blijven”, zegt ze. „In ieder geval niet ongezonder worden. Ik laat de moed nooit zakken, maar af en toe is het best wel pittig.’’ En ze hoopt op een vriendelijkere wereld. Een wereld zonder aanslagen als op de kerstmarkt in Maagdenburg.

Kwadendamme in Borsele.

Foto’s: Wouter Van Vooren

Vathorst-De LaakAmersfoort

„Dit is mijn tweede”, zegt Edwin van den Brom (56) terwijl hij in een nieuwbouwstraat in Vathorst-De Laak liefkozend de zijspiegel van z’n Renault-bus aait. Je leert van je eerste. Dus nu heeft-ie er één met schuifdeuren aan beide kanten, en een automaat. Handiger, als je zoveel kleine stukjes rijdt. „Remmen, gas geven, remmen, gas geven.”

Edwin van den Brom is een pakketbezorger zonder haast. Hij zit niet bij de grote bezorgjongens die hun chauffeurs betalen per straat of postcodegebied. Van den Brom heeft sinds zes jaar zijn eigen – gelijknamige – bedrijf en krijgt betaald per pakket. Hij brengt vooral pakketjes aan de deur waar mensen „een lach van krijgen op hun gezicht”. Bloemen voor een kersvers bruidspaar, knuffeltje bij geboorte, doosje wijn met Vaderdag, heliumballon voor een jarig kind. Opgeblazen in de doos. Dat zijn flinke pakketten met veel lucht die andere bezorgdiensten liever niet meenemen.

Van de vier wijken in Amersfoort die Van den Brom met zijn bus doorkruist, zes dagen in de week, 150 kilometer per dag, is hij de helft van zijn tijd te vinden in Vathorst. Hij woont er zelf, sinds zijn scheiding in 2014, en hier bezorgt hij de meeste pakketten. In de andere wijken, met meer vergrijzing, zijn het eerder de empty nesters die hij van een nieuw meubel voorziet omdat de kinderen het huis uit zijn. Maar in Vathorst, met veel jonge gezinnen, is in elke straat altijd wel wat te vieren. Een oneindige reeks aan ‘life events’, „dat gaat het hele jaar door”.

Amersfoorter Edwin van de Brom bezorgt pakjes in Vathorst, de wijk waar hij ook woont.
Foto Dieuwertje Bravenboer

En hij ziet de pakketten elk jaar groter worden. „Hier, kijk maar eens”, zegt Van den Brom die z’n schuifdeur opent. Gouden dozen, rode linten, exemplaren met ‘breekbaar’ erop – „altijd drank”. En deze week is het extra druk met kerstkransen en -pakketten. Het luxe segment. „Hier, bosje bloemen van 32 euro 50. Nou, daar heb je bij de bloemist echt wel een grotere bos voor hoor.” Maar de mensen hebben weinig tijd, zegt hij. „Die kiezen liever voor gemak.”

Met sommige bewoners heeft Van den Brom een band opgebouwd. Dan neemt hij de tijd voor een praatje en voelt hij „een klik”. Geregeld staat hij een hele week met telkens nieuwe bloemen en kaarten bij bewoners aan de deur. En het is niet altíjd alleen maar vrolijkheid, want ook Vathorst is niet immuun voor ziekte en dood. Van den Brom bracht eens het ene jaar felicitatiebloemen aan een blije vrouw – „de kanker is weg!” – en het volgende jaar stond-ie er weer met bloemen en deed haar dochter open.

Sommige bewoners in Vathorst kent de pakketbezorger inmiddels misschien wel beter dan de afzender van die pakketjes zelf. Maar dan moeten die bewoners wel thúís zijn! Want hoe vaak staat hij wel niet voor een dichte deur. Al die tweeverdieners met koophuis en gezin, die werken zich een slag in de rondte om de eindjes aan elkaar te knopen. Om acht uur brengen ze de kinderen naar school en daarna staan ze massaal in de file richting de – nog altijd enige – afrit naar de snelweg. En zeker op een dag als vandaag, dinsdag, waarop de meeste parkeerplaatsen leeg zijn en je in de straten bijna alleen maar bezorgbusjes ziet rijden, van DHL tot PostNL, Albert en de apotheek, staat Van den Brom de hele dag kaartjes te schrijven waar bewoners hun pakketje kunnen vinden. „Dinsdag kaartjesdag.”

Dus als Van den Brom één verwachting – „hoop, vooral” – voor het komend jaar mag noemen, dan is het dat bewoners vaker thuis zullen zijn.

Vathorst-De Laak in Amersfoort.

Foto’s: Dieuwertje Bravenboer