N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Reportage
In de Belgische bouw is weinig werk. Vlaamse bouwvakkers trekken daarom naar Zeeuws-Vlaanderen. Het Nederlandse bouwbedrijf MM is blij met hen. Ruim twee derde van het personeel is Vlaams.
Het regent op de bouwplaats in het Zeeuws-Vlaamse dorp Sint Jansteen. De mannen die er aan het werk zijn, twee Nederlanders en drie Vlamingen, werken gewoon door. Voor de Vlamingen is dat niet vanzelfsprekend. Als regen de werkzaamheden in de weg staat, kan dat reden tot ‘doppen’ zijn: thuisblijven en voor 70 procent uitbetaald krijgen. Dat systeem kennen ze alleen in België. „Wij trekken gewoon een regenjas aan”, zegt hun Nederlandse projectleider Ricardo van Dorsselaer. Hij geeft zijn Vlaamse collega’s een knipoog.
De drie Belgische mannen zitten net te pauzeren, in een bestelbus vol bouwmaterialen. Ze zijn in dienst van een Belgisch bedrijf dat ook personeel levert aan Nederlandse projecten. Wat nu een zandhoop is met hijskranen, stapels bakstenen en net opgetrokken gevels, moet straks een nieuwe wijk met grote vrijstaande huizen zijn. De Belgen, Gerrit Maes (39), Mauro Van Puyvelde (20) en Kristian Gerkay (31), plaatsen de kozijnen. Ze werken samen met Nederlandse metselaars en onder Nederlandse leiding. Dat leidt nogal eens tot plagerijtjes over en weer.
Net als elders in Nederland is het in Zeeuws-Vlaanderen, toch al een regio met een heel krappe arbeidsmarkt, moeilijk aan personeel voor de bouw te komen. De oplossing ligt net over de grens: voor Vlaamse bouwvakkers is het in eigen land moeilijker geworden bouwprojecten te vinden.
Economen van ING voorspelden dit jaar dat de groei uit de Belgische bouw kon raken. In de eerste tien maanden van 2022 daalde het aantal verleende vergunningen voor woningbouw met 8,3 procent. Stijgende materiaalprijzen en hogere rente drukten de aanvragen, en voor vergunningen die wél worden aangevraagd is de wachttijd doorgaans lang, zei ING-econoom Wouter Thierie tegen de Belgische krant Het Nieuwsblad. Dat ontmoedigt projectontwikkelaars en vertraagt de bouwsector.
Geregeld bieden Vlaamse bouwlieden zich daarom aan bij Martin Mannaert, eigenaar van het Nederlandse bouwbedrijf MM Nieuwbouw en Verbouwing. Van de minimaal veertig mensen die het bedrijf dagelijks inzet op bouwprojecten in Zeeuws-Vlaanderen, is ruim twee derde Belg.
Geen 9-tot-5-mentaliteit
Het is kort voor de bouwvak als Ricardo van Dorsselaer, projectleider bij MM, de verslaggevers langs bouwplaatsen rijdt in Sint Jansteen en Heikant, Nederlandse dorpen aan de grens. Onderweg stopt hij op een lange weg, en wijst naar een huis. „Daar hebben wij laatst een dakrenovatie gedaan. De ene kant van deze weg is in Nederland, de andere kant van de weg in België.” Kijk maar, zegt hij: een paar meter van het huis staat een grenspaal. Het staat op Belgische grond, maar krijgt stroom uit Nederland. Geen probleem, zegt Van Dorsselaer. „Doet niemand moeilijk over.”
De drie Belgen op de bouwplaats in Sint Jansteen werken drie tot vijf jaar voor MM, vertellen ze. Ze wonen in dorpen over de grens, zo’n tien tot twintig minuutjes rijden verderop. In de bus waarin ze pauzeren eten ze bastognekoeken. „Ook eentje?”
Martin Mannaert heeft zelf alleen metselaars in dienst en is blij met de vele zelfstandige Belgische bouwlieden die bij hem aankloppen, vertelt hij later aan de telefoon. Dakdekkers en kozijnmonteurs heeft hij nodig voor de afwerking van zijn woningen. En ze zijn ook nog eens beter dan Nederlandse bouwlieden, vindt hij. „Ze leveren beter werk en werken harder dan Nederlanders.”
Dat Belgen een betere werkhouding hebben, herkent de Nederlandse Michel Picavet (35) maar al te goed. Jarenlang werkte hij als metselaar in België. „Daar rent iedereen voor de baas als die op locatie is”, zegt hij in de bouwkeet op Sint Jansteen, waar hij samen met zijn Nederlandse collega Stefano Kuipers een maaltijdsalade eet. Ze hebben zojuist een pallet bakstenen op de verdieping van een woning in aanbouw gehesen. „In Nederland hebben we een 9-tot-5-mentaliteit en denken we aan onze rug als we zwaar moeten tillen. In België lachen ze daar om.”
Belgische aannemers zijn – anders dan Nederlandse – vaak gespecialiseerd in één activiteit, zoals stukadoren, installeren of metselen. Dat maakt volgens Mannaert ook dat ze vaak beter zijn in dat specifieke onderdeel. „Nederlandse aannemers werken niet zo gefragmenteerd”, zegt hij. „Die bieden vaak alles in één aan. Belgische aannemers moeten meer opdrachten binnenhalen om de agenda te vullen, omdat hun werk van kortere duur is.” Daarom zoeken zij ook over de grens opdrachten.
In Picavets tijd in België was dat wel anders. Zo’n tien jaar geleden, tijdens de bouwcrisis, dreigde hij zijn baan bij een Nederlandse aannemer te verliezen. „Hier over de grens was een aannemer die wel veel werk had”, zegt hij. „Daar werd meer gebouwd dan in Nederland. Ik kon meteen aan de slag.”
Harder vechten
Inmiddels moeten kleine Belgische aannemers, zoals zzp’er Kevin Bracke (36), harder vechten om werk binnen te halen. „Een paar jaar geleden kreeg ik een ‘ja’ op acht van de tien offertes die ik verstuurde”, vertelt hij op de bouwplaats in Heikant, waar hij het dak van een nieuwbouwwoning aan het monteren is. „Tegenwoordig ben ik al blij als ik twee van de tien opdrachten binnenhaal.”
Vroeger stond er in België weleens een pot bier voor ons klaar, nu krijg je soms niet eens een kopje koffie
Kevin Bracke aannemer
Dat heeft alles te maken met de torenhoge inflatie, denken Bracke en zijn Vlaamse collega Damian Geers (23). In zowel Nederland als België stegen de prijzen de afgelopen anderhalf jaar hard. In het Vlaamse Gewest van België leefde 7,7 procent van de bevolking in 2022 met een inkomen onder de armoedegrens. In Nederland ligt dat met 6,8 procent iets lager. Hoewel die percentages niet ver uit elkaar liggen, denken Bracke en Geers dat de stijgende prijzen in België duidelijker gevoeld worden. „Daar leeft de vraag wie het nog kan betalen veel meer dan in Nederland”, zegt Geers.
Ze merken het bijvoorbeeld als ze bij klanten over de vloer komen. Als ze in België een woning verbouwen, krijgen ze zelden nog iets te drinken of te eten aangeboden, vertellen ze. „Vroeger stond er in België nog weleens een pot bier voor ons klaar”, zegt Bracke. „Tegenwoordig krijg je soms niet eens een kopje koffie, terwijl Nederlanders klaarzitten met boterkoek.”
Nu het in België moeilijker is aan opdrachten te komen, nemen de Vlamingen het werk van Mannaert in Nederland maar al te graag aan. Maar ook voor MM lijkt een onzekere periode op komst. „Er zitten veel projecten in de pen, zoals we dat noemen”, zegt Van Dorsselaer, „maar het is nog de vraag of die ook gerealiseerd gaan worden.” De afgelopen tijd zijn in heel Nederland bouwplannen vertraagd door onduidelijkheid over stikstofmaatregelen.
Van collega’s die grotere projecten aannemen, zoals de bouw van flats, hoort Mannaert daarnaast dat ook in Zeeuws-Vlaanderen de verkoop van nieuwbouwwoningen terugloopt, net als in de rest van Nederland. En in de gemeente Hulst, waar MM vooral bouwt, merkt hij dat er steeds minder nieuwe bouwkavels worden uitgegeven.
Intussen kijken Belgische aannemers ook vaker over de grens om in Nederland nieuwbouwprojecten te beginnen, bij gebrek aan projecten in eigen land. Geregeld vragen Nederlandse opdrachtgevers ook offertes bij hen aan.
Soms rijdt Van Dorsselaer langs een nieuwbouwwoning, vertelt hij, die ongeveer in dezelfde stijl is gebouwd als de woningen van MM – modern, strak en zwart – maar dan door een Vlaams bedrijf. „Die hadden wij net zo goed kunnen bouwen, denk ik dan weleens.”
Op de bouwplaats in Heikant is Van Dorsselaer de enige Nederlander. Zijn Zeeuwse tongval maakt plaats voor een zachte g en zijn uitspraken worden voor de verslaggevers onverstaanbaar. Getuige het gelach van de Vlaamse collega’s moeten het goede grappen zijn. „Salut hé!” roept hij naar hen als hij met zijn bus van de bouwplaats wegrijdt. „Als je elkaar zo vaak ziet”, zegt hij, „ga je vanzelf grapjes met elkaar maken in dezelfde taal.”