Op basis van deze criteria ben je straks werknemer of zelfstandige

Nieuwe criteria schijnzelfstandigheid Hoe wil het kabinet schijnzelfstandigheid tegengaan? Zes vragen over de nieuwe criteria voor zelfstandig ondernemerschap.

Chauffeurs in Amsterdam die rijden voor de taxi-app Uber voerden al vaker actie in het kader van schijnzelfstandigheid.
Chauffeurs in Amsterdam die rijden voor de taxi-app Uber voerden al vaker actie in het kader van schijnzelfstandigheid. Foto Freek van den Bergh/ANP

Wanneer is iemand zelfstandig ondernemer, en wanneer moet iemand juist in dienst? Sinds vrijdag kunnen burgers en organisaties reageren op een conceptwet die schijnzelfstandigheid aan banden moet leggen en de wildgroei aan zzp’ers een halt moet toeroepen. Demissionair minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, CDA) komt met criteria om de arbeidsrelatie vast te stellen.

1 Wat houden die nieuwe criteria precies in?

Tot nu toe was het wel of niet bestaan van een gezagsrelatie hét criterium om te bepalen of iemand werknemer of zelfstandige was. Mag iemand zelf zijn werk inrichten, of wordt hij aangestuurd door een leidinggevende? In het voorstel van Van Gennip komt daar nog een aspect bij: de ‘organisatorische inbedding’ in de organisatie. Wanneer een zelfstandige bijvoorbeeld kernactiviteiten van het bedrijf invult, of hetzelfde werk doet als werknemers binnen dezelfde organisatie, dan is het aannemelijk dat diegene straks niet meer als freelancer mag worden ingehuurd.

Die gezagsrelatie en inbedding worden vervolgens afgezet tegen ondernemerschapscriteria. Iemand is alleen zelfstandig wanneer ‘voor eigen rekening en risico’ wordt gewerkt. De beloning van de zelfstandige is dan niet alleen afhankelijk is van zijn werk, maar ook van de winst of resultaten van de opdrachtgever. Ook speelt het meebrengen van eigen materialen of hulpmiddelen en het hebben van een expertise waar een bedrijf niet structureel over beschikt een rol bij het bepalen van ondernemerschap.

Daarnaast komt er een tarief dat een zelfstandige in principe minimaal moet verdienen. Wie minder dan 32,24 euro per uur krijgt voor het werk, verdient volgens het ministerie in theorie niet genoeg om van te kunnen leven – inclusief het afdragen van sociale premies. Een rechter zal kunnen oordelen dat deze persoon recht heeft op een contract.

2 Waarom grijpt het kabinet nu hard in op schijnzelfstandigheid?

In de eerste plaats is er een groep werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt die vaak niet bewust kiezen voor het ondernemerschap. Zij hebben vaak een onzeker en laag inkomen en weinig ruimte om te onderhandelen met hun opdrachtgever. Ook zijn ze vaak niet beschermd tegen risico’s als werkloosheid en ziekte, en bouwen ze zelden pensioen op.

Daarmee vormt schijnzelfstandigheid ook een probleem voor het huidige sociale stelsel: als met name mensen met relatief weinig kans op werkloosheid of arbeidsongeschiktheid zzp’er worden, worden sociale werknemersregelingen als de WW en de WIA duurder. Ook dragen zij vaak geen pensioen af binnen de sector waar zij werken, waardoor de houdbaarheid van pensioenregelingen onder druk komt te staan.

3 Hoe groot is het probleem eigenlijk?

Nederland telt zo’n 1,2 miljoen zelfstandige ondernemers, becijferde het CBS eind vorig jaar. Dat is 12,5 procent van de 9,6 miljoen mensen met betaald werk. Maar hoeveel daarvan nou officieel als zelfstandige werken, terwijl er eigenlijk een dienstverband zou moeten zijn? Daar zijn geen exacte cijfers van. Het ministerie van SZW moet zich baseren op ruw giswerk. Het raamt het aantal schijnzelfstandigen op 200.000, op basis van een enquête waarin onder meer gevraagd werd naar de soort opdrachtgever en de inhoud van het werk.

Het gebrek aan duidelijke cijfers is een van de frustraties van de Vereniging Zelfstandigen Nederland (VZN). Voorzitter Cristel van de Ven noemt het „kwalijk” dat de minister met beleid komt, terwijl dit in haar ogen eerst moet worden uitgezocht. Johan Zwemmer, universitair docent arbeidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam en advocaat bij DLA Piper, denkt dat de ministeriële schatting aan de lage kant is op basis van de nieuwe criteria. „Als je kijkt naar de huidige groep zelfstandigen, dan denk ik dat zomaar twee derde volgens nieuwe regels werknemer zou moeten zijn.”

4 Wat gaan de nieuwe criteria betekenen voor zelfstandigen en werkgevers?

De gevolgen zijn „ingrijpend”, zegt Zwemmer. Dat komt met name door het nieuwe inbeddingscriterium. Iemand die zich nu nog als leraar of thuiszorgmedewerker laat inhuren als zelfstandige, maar hetzelfde werk verricht als mensen met een arbeidscontract, zal dan ook op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn. Dat kan ook gelden voor HR-adviseurs of ict’ers die zichzelf nu als zelfstandige verhuren. Als zij dat niet willen, zullen zij via een uitzendbureau moeten gaan werken, of als specialist door een detacheerbedrijf moeten worden ingezet bij de opdrachtgevers. „Dat was tot tien à twintig jaar geleden, voordat het aantal zelfstandigen zo’n hoge vlucht nam, ook niet ongebruikelijk”, aldus Zwemmer.

Volgens Van de Ven houdt de conceptwet veel te weinig rekening met het ondernemerschap van zzp’ers. Ze vindt dat veel meer op persoonsniveau moet worden gekeken: heeft iemand meerdere opdrachtgevers, een website, doet iemand aan acquisitie? Over het rechtsvermoeden op basis van een uurtarief is ze enthousiast, maar van haar mag het inbeddingscriterium uit de conceptwet: „Pak de gezagsverhouding eruit en zet daar de ondernemerscriteria op persoonsniveau naast.”

5 Welke andere acties onderneemt het kabinet om schijnzelfstandigheid te voorkomen?

De afgelopen jaren is al de kaasschaaf gezet in de fiscale voordelen van zelfstandig ondernemers. De zelfstandigenaftrek wordt versneld afgebouwd en sinds begin dit jaar mag een deel van de winst niet als aftrekpost meer opzijgezet worden voor na het pensioen. Daarnaast is het de bedoeling dat de Belastingdienst uiterlijk vanaf 2025 weer gaat handhaven op schijnconstructies op basis van de nieuwe criteria. Door de onduidelijkheid die tot nu toe bestond over handhavingscriteria heeft dit de afgelopen jaren stilgestaan.

6 Wat staat er nu te gebeuren?

Tot 10 november kan iedereen online reageren op de conceptwet. Daarna is het wachten op de definitieve wettekst, die door de Tweede Kamer zal worden behandeld. Waarschijnlijk zal dat pas in nieuwe samenstelling, na de verkiezingen op 22 november, gebeuren. „Het resultaat zal dan ook erg afhangen van welke coalitie er komt”, zegt Van de Ven.

Lees ook: Hof twijfelt of Uber-chauffeurs werknemers zijn, vraagt Hoge Raad om hulp

Tegelijk loopt op dit moment een belangrijke juridische procedure van vakbond FNV tegen taxi-app Uber. Het Amsterdamse gerechtshof stelde vorige week de uitspraak uit, omdat het eerst meer duidelijkheid wil hebben van de Hoge Raad over het belang van ondernemerscriteria. Hamvraag is of een taxichauffeur van Uber als zzp’er mag worden gezien als hij ook voor andere taxibedrijven of zichzelf rijdt, of dat het feit dat hij bij Uber hetzelfde werk doet als zijn collega’s zwaarder weegt bij het beoordelen van de arbeidsrelatie.

Het ministerie zal de beantwoording van die vragen door de Hoge Raad van nabij volgen, verwacht advocaat Zwemmer. „Het kan gevolgen hebben voor de invulling van het ondernemerselement in de conceptwet.” Hij sluit dan ook niet uit dat de minister wacht met het definitieve wetsvoorstel tot de Hoge Raad in het voorjaar een besluit heeft genomen.