Oorlogsindustrie zoekt fabriekshal: kunnen defensie-investeringen een kwakkelende economie helpen?

Misschien staat er binnenkort een drone langs de A2 in het Limburgse Born. Jarenlang prijkte daar een vliegende Mini, niet te missen als je Zuid-Limburg in- of uitreed: het symbool van autofabriek VDL Nedcar. Tot de fabriek in 2023 geen nieuwe opdrachten meer kreeg van BMW en meer dan vierduizend mensen hun baan verloren.

Vrijdagmiddag maakte minister Ruben Brekelmans (Defensie, VVD) bekend dat hij met industrieconcern VDL in gesprek is om van de voormalige Nedcar-fabriek een productielocatie voor defensie te maken. Op een persconferentie op het hoofdkantoor van het Eindhovense familiebedrijf (circa 14.000 werknemers) schetste hij met VDL-topman Willem van der Leegte het plan voor de oude fabriek.

De lege hallen van Nedcar moeten gaan fungeren als plek waar bijvoorbeeld bestaande defensiebedrijven snel kunnen opschalen. Het ministerie zal dat coördineren en bijdragen aan de huur, zo is de bedoeling. „Er zijn bijvoorbeeld veel ondernemers in Nederland die drones of onderdelen van drones produceren”, zei Brekelmans. Maar vaak gebeurt dat op kleine schaal, terwijl er misschien wel „duizenden” nodig zijn. „Dan kunnen we zeggen: er is een plek waar dit kan, waar wij dan ook een deel van de kosten van opschaling voor onze rekening nemen.” Dat gaat veel sneller dan „zelf een productiefaciliteit opbouwen”, aldus de minister.

Later dit jaar hopen het ministerie en VDL de eerste concrete plannen bekend te kunnen maken. Daarbij kan VDL bijvoorbeeld ook voor automatisering van de productie zorgen. Brekelmans wees erop dat als het zou lukken om dit jaar productie op te starten, de snelheid een groot voordeel zou zijn voor het ministerie. „Als wij nu iets bestellen bij een producent, ook bij de Amerikanen, dan kost dat in veel gevallen jaren en wordt het geleverd in 2027 of 2028.” Aanhoudende geruchten over een deal met de Zwitserse droneproducent Destinus wilde VDL vrijdag niet bevestigen.

De plannen voor defensieproductie in een voormalige autofabriek zijn symbolisch voor de situatie in de Europese industrie. Nu de Europese Commissie 800 miljard euro wil steken in herbewapening en Duitsland mede om diezelfde reden de beruchte schuldenrem loslaat, weet de defensiesector niet hoe snel hij zijn capaciteit moeten uitbreiden. Daarbij laten defensiebedrijven – al dan niet met hulp van de overheid – hun oog vallen op het personeel, de machines en de hallen van industriesectoren die het juist op dit moment lastig hebben.

Met name in Duitsland valt dit op. Over de grootste economie van de eurozone komt al maanden vrijwel alleen maar slecht nieuws naar buiten. Er is sprake van krimp, en de ontslagrondes in de industrie stapelen zich op. Deze week maakte Audi nog bekend 7.500 banen te schrappen en schreef onderdelenleverancier ZF een verlies van 1 miljard euro.

Tankfabrikant Rheinmetall heeft ondertussen interesse in noodlijdende Volkswagen-fabrieken, zei topman Armin Papperger vorige week; het is bekend dat de autofabrikant overweegt productielocaties te verkopen. Zelf stopt Rheinmetall met de fabricage van auto-onderdelen, om zich in deze fabrieken ook volledig te richten op defensie. Radarfabrikant Hensoldt is in overleg met onderdelenleveranciers Bosch en Continental om personeel over te nemen. De Frans-Duitse tankcombo KNDS kocht recent een wagonfabriek van Alstom in Görlitz, met het doel hier tanks te gaan bouwen.

De defensiesector presenteert zichzelf nadrukkelijk als deel van de oplossing voor de huidige economische malaise. „We moeten de defensie-industrie zien als economische motor voor Duitsland”, zei Oliver Dörre, topman van Hensoldt, deze maand tegen persbureau Reuters. „De sector zal een grotere rol spelen dan in het verleden.”

Kan de defensie-industrie groei aanzwengelen? De gedachte is zeker niet slecht, zegt Johannes Binder van het Duitse Kiel Instituut voor de Wereldeconomie. In feite is het basale Keynesiaanse economie: geld dat de overheid investeert, heeft effect dwars door de economie heen. Of dat ou het kopen van tanks is, of het aanleggen van een bos of een snelweg.

Het Kiel Instituut voorspelt dat het bbp van de Europese Unie met 0,9 tot 1,5 procent per jaar zou kunnen groeien als landen 3,5 procent van hun bbp spenderen aan defensie én dat geld op het eigen continent besteden. Zover is het nog lang niet, ook het defensiepakket van de Europese Commissie komt hier nog niet bij in de buurt.

Duitsland heeft op dit moment een goed uitgangspunt, aldus Binder. „Er is veel overcapaciteit in de industrie. Geld dat je uitgeeft, heeft nu meer effect op de economie dan als die al op volle toeren draait.” In dat laatste geval gaan de overheidsinvesteringen concurreren met die van het bedrijfsleven, en drijf je vooral de inflatie op.

Concreter: nu beschikken over lege autofabrieken en duimendraaiend personeel is ideaal. Binder schat dat voor elke euro die Duitsland uitgeeft aan defensie, de economie uiteindelijk zal groeien met 60 cent à 1 euro. „Dat is een grote multiplier.” Voorwaarde is wel dat de regering het geld leent, en niet de belastingen verhoogt. En, uiteraard: het geld moet dan wel naar eigen defensiebedrijven gaan, en niet naar bijvoorbeeld Amerikaanse of Koreaanse.

Slow burner

Carsten Brzeski, hoofdeconoom bij ING in Duitsland, is iets voorzichtiger. Hij wijst er vooral op dat de resultaten van defensie-investeringen iets zijn voor op de langere termijn. „De investeringen zijn eerder een slow burner dan een gamechanger.”

Ook Brzeski ziet „een enorme potentie” als het de industrie lukt de capaciteit te verhogen en de investeringen van overheden langere tijd op zeer hoog niveau blijven. Maar voorlopig kan de sector zich nog niet echt opwerpen als vervanger van de grote motoren van de Duitse economie. „De cijfers zijn wat verouderd, maar defensie is goed voor ongeveer 0,5 procent van het bbp. Bij de automobielindustrie zit je al snel op 4 à 5 procent.”

Brzeski verwacht op de kortere termijn vooral veel van de infrastructuurbazooka van 500 miljard euro in Duitsland. Die heeft ertoe geleid dat hij zijn ramingen voor de Duitse economie de komende kwartalen wat naar boven heeft bijgesteld. De bijdrage van defensie is daarin nog beperkt; concrete bedragen hiervoor zijn ook nog niet bekendgemaakt door de regering. (Duitsland besteedt nu jaarlijks ongeveer 80 miljard euro aan defensie. Als het land 3 procent van het bbp aan defensie wil uitgeven, komt het vermoedelijk op circa 150 miljard euro uit.)

Brzeski benadrukt dat het nog maar de vraag is of er echt sprake zal zijn van structureel grotere geldstromen richting de defensie-industrie. „Gaan we echt vijf of tien jaar lang meer geld investeren, of blijft het bij één tot drie jaar? We moeten opletten dat we nu niet al te veel verwachten.”

Psychologisch effect

Sommige gevolgen van defensie-investeringen zijn moeilijk te meten. Het grote geldpakket van de Europese Commissie en het loslaten van de schuldenrem in Duitsland kunnen een psychologisch effect hebben en het vertrouwen van consumenten en bedrijven verbeteren, zegt Brzeski.

Innovaties uit de defensie-industrie kunnen bovendien doorwerken in de civiele wereld. Zo was gps oorspronkelijk een militaire innovatie, maar kent het nu allerlei toepassingen in de civiele wereld. Het is echter moeilijk dit soort dingen te voorspellen. Johannes Binder: „Hoe dit uitpakt, merk je over een langere periode.” Hij wijst erop dat er nu bijvoorbeeld erg veel geld richting drone-onderzoek stroomt. Wellicht komen daar nuttige innovaties uit voort, denkt hij.

Bij VDL in Eindhoven wilden minister en topman vrijdagmiddag nog niet te ver vooruitlopen op de economische effecten van hun plannen. Voorlopig zal het nog gaan om veel kleinere aantallen personeelsleden dan de vierduizend mensen die auto’s voor BMW bouwden. Maar het lag volgens topman Van der Leegte wel voor de hand dat een aantal mensen zal terugkeren. „We hebben in Born de ruimte, stroom en toegang tot veel hoogwaardige medewerkers die kunnen assembleren. Als mensen kunnen terugkeren, zou ik dat heel mooi vinden.”