Naar Syrië? Of naar Europa? Op de uitgestrekte plateaus van de Bekaa-vallei zit die vraag in ieders hoofd. Hier, in het oosten van Libanon, bivakkeren al jaren vele tienduizenden Syrische ontheemden. Indertijd sloegen ze op de vlucht voor het geweld in het nabijgelegen Syrië. Nu is het geweld ook in alle hevigheid in Libanon gearriveerd.
„Ik ben mentaal uitgeput”, zegt de Syrische Yasmin (30), moeder van vijf dochters. „We horen alle geluiden hier in de omgeving. Als de kinderen buitenspelen en ze horen de gevechtsvliegtuigen overvliegen, rennen ze naar binnen en roepen ze: mama, mama, ze komen eraan!”
In een poging de door Iran gesteunde Hezbollah-militie uit te schakelen, voert Israël sinds kort hevige luchtaanvallen uit. De omgeving van Marj waar Yasmin met haar gezin woont is nog niet gebombardeerd. De oorlog kruipt echter wel steeds dichterbij. Vorige week verschenen er opeens nieuwe vluchtelingen in de Bekaa-vallei. Syrische vluchtelingen die veel zuidelijker in kampen zaten, maar ook Libanezen uit het zuiden van het land of uit wijken van Beiroet waar Israël luchtaanvallen heeft uitgevoerd. De afgelopen twee weken staken naar schatting ruim driehonderdduizend personen de grens naar Syrië over, veelal hier in de buurt van de Bekaa-vallei. Het merendeel is Syrisch, maar ook Libanezen pakken hun biezen.
Het komt Yasmin akelig bekend voor. „Ik wou dat ik deze mensen kon helpen”, zegt ze. „In Syrië werden we constant gebombardeerd. We wisten niet of we vandaag of morgen nog in leven zouden zijn. Ik wens het niemand toe zoiets mee te maken.”
In de afgelopen twee weken zijn volgens de Libanese autoriteiten al zeker 1,2 miljoen mensen op de vlucht geslagen, waarvan een miljoen binnen de eerste week. De ontheemden zoeken overal naar onderdak: bij familie of vrienden in veiliger delen van het land, hotels of gehuurde appartementen voor diegenen met genoeg geld, of in een van de ruim 850 opvangplekken, vooral scholen, verspreid over het land. Ook duizenden arbeidsmigranten uit Afrika of Azië, die vaak in de huishouding of fabrieken werken, zijn nu dakloos.
Anderhalf miljoen Syriërs
VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR spreekt inmiddels van een nieuwe ‘humanitaire catastrofe’. Eentje die zich voor Libanon op het slechtst denkbare moment aandient. Het land bevindt zich al jaren in een economische en politieke crisis. Binnen de landsgrenzen vertoeven anderhalf miljoen Syrische vluchtelingen, op een bevolking van nog geen vijf miljoen Libanezen.
Ook wonen in Libanon nog eens enkele honderdduizenden Palestijnen al enkele generaties lang in vaak afgesloten wijken. Zij kwamen hier terecht nadat ze bij de vorming van de staat Israël in 1948 uit Palestina werden verdreven. De UNHCR waarschuwt voor een toename aan vluchtelingen die richting Europa zullen proberen te komen.
Lees ook
over Nederlandse hulp aan ontheemden in Libanon
In de Bekaa-vallei zijn honderden kampementjes met vluchtelingen te vinden, vaak herkenbaar aan de blauwwitte zeilen van de UNHCR. Ze staan verspreid op stukjes land van boeren of andere landeigenaren, en bestaan vrijwel alleen uit bij elkaar geïmproviseerde tenten en hutjes.
De 21-jarige Hassan droomt al langer van een leven als kliminstructeur in Europa, maar voorlopig zijn de ogen van zijn familie gericht op Syrië. Hassans vader is al langer geleden teruggekeerd naar Aleppo waar de familie zo’n twaalf jaar geleden vandaan vluchtte. Die probeert stukken grond te verkopen om van dat geld de dienstplicht voor de jongere mannen te kunnen afkopen. „We moeten zo’n 9.000 dollar per persoon betalen om in Syrië te kunnen zijn zonder het leger in te moeten”, zegt Hassan, gezeten in een parkje in het dorp Taanyanel. „De dienstplicht daar overleef je niet, dus met die 9.000 dollar koop je je leven terug.”
Het liefst zou Hassan de terugkeer naar Syrië zo lang mogelijk uitstellen. „Er is daar niets: geen elektriciteit, geen water, geen veiligheid, geen leven. Er is niets. Dus als we al dat geld aan de Syrische overheid zouden betalen, zou het voelen alsof we al die jaren voor niets hebben gewerkt.”
Laatste optie
Yasmin ziet een terugkeer naar Syrië in tegenstelling tot honderdduizenden landgenoten als een laatste optie. „Wij hebben niemand in Syrië”, zegt ze. „Ik smeek dat God zorgt dat het rustiger wordt, en dat we weer door kunnen gaan met onze plannen voor de toekomst.” Erg optimistisch is ze niet. De scholen zijn al weken dicht, het werk dat ze had is weggevallen. Haar man kan al bijna twee jaar geen werk vinden. De UNHCR betaalt nu grotendeels de huur, elektriciteit en water.
Hassan vertelt dat zijn zussen, tantes en nichtjes mogelijk binnenkort al wel naar Syrië afreizen. „Als je kinderen hebt is de situatie nu heel ongemakkelijk. Met kinderen kun je niet snel vluchten.” Als de vrouwen en kinderen vertrekken, zouden Hassan en de overgebleven mannelijke familieleden achterblijven om te werken en geld te sparen. Maar de jonge Syriër heeft al enkele weken bijna niet meer kunnen werken. Sinds de oorlog komt niemand nog klimmen in de bergen van de Bekaa-vallei.
Door deze nieuwe oorlog ziet Hassan allemaal dromen en plannen in rook opgaan. Hij wilde een film maken over bergbeklimmen en een kampioenschap met zijn leerlingen, vaak jonge kinderen, organiseren. „Het is enorm frustrerend”, zegt Hassan. „Het klimmen hielp mijn leerlingen juist om een persoonlijkheid te ontwikkelen. Nu zie ik ze instorten, alles valt in duigen.”
Het recente geweld brengt het totale dodenaantal in Libanon sinds oktober – toen Hezbollah, Libanons grootste sjiitische gewapende groep en politieke partij, verwikkeld raakte in grensgevechten met Israël – op bijna tweeduizend, vooral burgers. Bijna tienduizend mensen raakten gewond. Libanon beleeft hiermee de meest gewelddadige periode sinds decennia.
Hoewel Israël eerder zei geen groter conflict na te streven, zijn er veel aanwijzingen dat het zijn offensief wel degelijk uitbreidt. Bijna elke dag krijgen nieuwe Zuid-Libanese steden en dorpen evacuatiebevelen van het Israëlische leger. Bewoners wordt zelfs aangeraden om te vluchten naar gebieden boven de Awali-rivier. Dat is een stuk noordelijker dan de originele grens van de Litanirivier, op zo’n 25 kilometer van de zuidgrens. Israël wil dat Hezbollah zich terugtrekt uit deze grensstrook.
Lees ook
dit vragenstuk over de Iraanse aanval op Israël
Hezbollah heeft duidelijk gemaakt ondanks de zware verliezen van de afgelopen weken zich niet uit Zuid-Libanon terug te trekken en door te gaan met hun aanvallen tegen het Israëlische leger „ter ondersteuning van ons standvastige Palestijnse volk in de Gazastrook (…) ter verdediging van Libanon en zijn bevolking, en als reactie op de Israëlische barbaarse aanval op steden, dorpen en burgers”.
Het conflict zal mogelijk nog lang gaan duren. Veel inwoners van Libanon willen de uitkomst daarvan niet afwachten. Voor de grensovergang in Masnaa, aan het zuidkant van de Bekaa-vallei, staan tientallen volgepakte busjes en auto’s stil. Mensen lopen het douanekantoor in en uit, geldwisselaars zwaaien met Syrische lira’s en taxichauffeurs bieden ritjes aan. Sommige mensen lopen zelf de grens over met tassen en zakken over hun schouders geslagen.
Dagen op straat
Ook Manal Ezzedine maakt zich klaar voor de oversteek. Ze zit met andere familieleden in een wit busje. De kinderen spelen en hangen op de stoelen en banken, wachtend tot al het papierwerk is gedaan. „We leefden in vrede, tot opeens de oorlog echt begon”, zegt de Libanese die uit de omgeving van de zuidelijke stad Tyre komt. „Israël zei dat we onze huizen moesten verlaten. Nadat we waren gevlucht, konden we geen opvang vinden, dus brachten we dagen op straat door. Zelfs toen werd om ons heen gebombardeerd.”
Veel gevluchte Libanezen kunnen geen onderdak vinden, zeker niet diegenen met een sjiitische achtergrond. Zij worden door sommige landgenoten geassocieerd met Hezbollah, die een grote achterban heeft onder de sjiitische bevolking. „Mensen willen niet aan ons verhuren omdat we uit het zuiden komen”, zegt Ezzedine. „Ze zijn bang voor ons geworden. Daarom zijn ook zoveel van ons zo lang mogelijk thuisgebleven, tot het niet meer kon.”
Veel geld heeft de familie niet, ze hebben onderweg nog een gouden sieraad moeten verkopen. Ze hopen op perspectief in Syrië. „Eerlijk gezegd gaan wij niet naar Syrië omdat het daar veiliger zou zijn. Het gaat erom dat we onderdak vinden, iets betaalbaars waar ik mijn kinderen een veilig leven kan bieden totdat we naar huis kunnen terugkeren.”
In een klein wit autootje met erbovenop matrassen en kussens gemonteerd, zitten vier Syrische jongens. Ze zijn onderweg naar Deraa, in Zuid-Syrië. De jongens werkten sinds anderhalf jaar in Zuid-Beiroet, als kapper of winkelier. „De bommen kwamen heel dichtbij, iedereen in de buurt moest vluchten. We konden er niet van slapen”, zegt de 18-jarige Adel.
Nu gaan ze terug naar hun families zolang de oorlog hier gaande is. „We zijn verdrietig over de situatie hier. We beschouwen Libanon ook als ons thuisland omdat we hier altijd familie hebben gehad.” Ze hopen terug te keren als Libanon weer veiliger is.
Vrijdagochtend werd de grensovergang bij Masnaa gebombardeerd. Volgens Israël omdat deze gebruikt zou worden door Hezbollah om wapens vanuit Syrië te vervoeren. De belangrijkste weg naar Damascus is daarmee voorlopig afgesloten. In de Bekaa-vallei zal het de komende tijd nog drukker worden.
Lees ook
dit vragenstuk over de oorlog in Libanon