Sinds Israël vrijdagnacht de aanvallen op de Gazastrook intensiveerde lag ook alle telecommunicatie eruit. Sinds zondagochtend komen de eerste berichten naar buiten, soms enkel met ‘alive’ als boodschap.
NRC legde, samen met de Belgische zusterkrant De Standaard, contact met Abed Al Attar, Reem Amin Hassan Hammad, Dalal en Fatena Al-Ghorra in Gaza. Dit zijn hun getuigenissen.
Reem Amin Hassan Hammad (19): ‘Burgers onder vuur’
Reem Amin Hassan Hammad is een tweedejaarsstudente grafische vormgeving in Khan Younis, in het zuiden van Gaza. In het huis van haar familie verblijven in totaal 55 ontheemde familieleden.
Via instagramberichten laat de studente weten dat haar nicht vrijdag vroegtijdig is bevallen. De schok van de verhevigde bombardementen was te groot. Het jongetje heet Malik en kwam twee maanden te vroeg ter wereld.
De jonge vrouw schrijft dat ze bang is, omdat het internet werd afgesloten en het signaal ook nu nog erg zwak blijft. „Tegelijk hoor ik voortdurend het geluid van explosieven, bommen en raketten. Burgers worden onder vuur genomen.” In huis, schrijft de studente, is er geen elektriciteit en ook geen drinkwater. „We proberen spaarzaam te zijn met eten, en op een houtvuur koken we wat linzen en rijst. We voelen ons als levende doden.” De kinderen in huis zijn erg bang van de bommen, schrijft de studente: „We zitten allemaal samen op een heel kleine plek en kunnen nergens heen.”
Abed Al Attar (32): ‘Als in een gevangeniscel’
De installateur van zonnepanelen uit Almere-Stad zit vast in Gaza na de aanval van Hamas op 7 oktober. Al Attar was naar Gaza afgereisd voor de bruiloft van zijn neef. Zijn vrouw Fatma en twee dochters van 2,5 en 6 jaar oud zitten thuis in Nederland. Al Attar verblijft in het huis van zijn familie in Deir-al-Balah met in totaal 29 volwassenen en kinderen.
Zondagochtend appt hij: „Goedemorgen. Wij zijn vandaag ook goed.” In het korte bericht schrijft hij verder hoe het internet en de telefoon voor twee nachten geblokkeerd was. „Ik voelde me alsof ik in een gevangeniscel zat. Zo volledig geïsoleerd van de wereld”, appt Al Attar.
Voor Al Attar en zijn familieleden is het „heel moeilijk” om eten en drinken te halen. Hij bidt veel voor zijn familie in Nederland en in Palestina. „Ik voel mij zelf kapot [gaan] hier. Ik wil de mensen hier graag helpen maar dat kan ik niet.”
Lees ook
‘Nieuwe fase’ in Israëlisch offensief in Gaza, vooral ‘voorzien op tunnelstelsel’
Dalal (49): ‘Iets dat het daglicht niet mocht zien’
Dalal is docente aan de universiteit van de Palestijnse Rode Halve Maan, in de stad Khan Younis. Ze wil alleen met haar voornaam in de krant. Dalal woont samen met haar broer en zijn vrouw, en is blind. De krant kwam met Dalal in contact via de Hope Foundation, een Nederlandse stichting die artistiek-educatief werk doet met jongeren in Gaza.
„Ik zat vrijdagavond bij de buren, om niet alleen te zijn”, vertelt Dalal zondagmiddag aan de telefoon. „De radio kondigde aan dat alle telecommunicatie zou worden lamgelegd. Kort erna verdween het signaal op onze mobiele telefoon. Mijn hart sloeg een tel over van de schrik. Iedereen had het gevoel dat er iets stond te gebeuren dat het daglicht niet mocht zien. Ik ben naar huis gegaan, ging op bed liggen, wachtend tot ze ons huis zouden binnenvallen.”
Dat zou niet gebeuren, maar die nacht braken de bombardementen wel in alle hevigheid los. „Om de vijf à tien minuten, de hele nacht lang.” Omdat Dalal blind is, was het extra akelig. „Ik hoor alleen de doffe inslagen van de bommen. En ik besef: snel naar beneden wegvluchten, dat kan ik helemaal niet.”
Fatena Al-Ghorra: ‘Leven van moment tot moment’
Net voor de oorlog uitbrak, reisde de Belgische dichteres en schrijfster Fatena Al-Ghorra naar haar familie in Gaza-stad, die ze vijftien jaar niet had gezien. Toen de bombardementen begonnen, vluchtte Al-Ghorra samen met haar ouders en broers naar het Al-Quds-ziekenhuis, ten westen van Gaza-stad, waar al zeker tienduizend ontheemden verblijven. De hulporganisatie Rode Halve Maan in Palestina heeft ‘ernstige dreigementen’ ontvangen van de Israëlische strijdkrachten dat het Al Quds-ziekenhuis ‘gebombardeerd zal worden’ en ‘onmiddellijk’ moet worden geëvacueerd.
„Het hele gebouw davert al van de bombardementen vlakbij het ziekenhuis”, schrijft Al-Ghorra via Whatsapp. „Ik hoor de sirenes van ambulances die gewonden vervoeren. Wij leven van moment tot moment, hopend dat wij overleven. Mijn familieleden zijn verspreid over verschillende plekken zodat wij zoveel mogelijk levens zouden kunnen redden.”
In een oorlog, stelt de auteur, vechten normaal twee partijen tegen elkaar. „Maar in Gaza voert een partij oorlog tegen een plaats, tegen burgers, tegen kinderen en families.” Toen haar familie vorige week naar het Al Quds-ziekenhuis vluchtte, moest iedereen wegrennen onder de bommen. „Mijn moeder loopt met een kruk en vroeg mij haar achter te laten. ‘Nooit’, zei ik haar. Toen dook achter haar een dikke wolk op van rook en neervallende gebouwen. Het leek een scène uit de Tweede Wereldoorlog.”
In het ziekenhuis is er nog een beetje verlichting en enkel zeewater. „Het is ondrinkbaar en je kan er ook je gezicht niet mee wassen. Alle gangen van dit gebouw zijn gevuld met mensen. Ze slapen overal. Hygiëne is er niet. Omdat wij niet kunnen desinfecteren, vrezen we dat er ziektes zullen uitbreken.”
Wat de ontheemden in het ziekenhuis meemaken, tart elke verbeelding, schrijft Al-Ghorra. „Er is hier een moeder die haar dochters, schoonzoons en kinderen verloor. Het medisch materiaal en de medicijnen raken op. In de ziekenhuizen komen duizenden gewonden binnen per dag, in de lijkenhuizen is er geen ruimte meer. Israël bombardeert zelfs bakkerijen, waardoor we nu ook geen brood meer kunnen eten.”
„Niemand wil sterven. Geloof me, ook Palestijnen houden van het leven. Zoals de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish schrijft: wij houden van het leven, voor zover wij een weg daarheen kunnen uitstippelen.”
Met medewerking van
Lees ook
Verwoesting en wanhoop na Israëlische aanvallen op Gaza