Goedemorgen! Op de eerste maandag na de kerstvakantie waarop veel mensen weer aan het werk gaan proberen de zakenkranten te voorspellen wat het beursjaar 2025 zal brengen.
Analisten zijn voorzichtig over de koerswinsten dit jaar, opentHet Financieele Dagblad maandagochtend. Beurskenners voorspellen gematigde koerswinsten en een grotere onzekerheid, mede door het ‘Trump-effect’.
In de Financial Times zet auteur en columnist Ruchir Sharma tien financieel-economische trends op een rij voor 2025. Ook hij begint met het effect dat Donald Trump zal hebben op de wereldeconomie, maar hij denkt ook dat het economisch beleid van de VS in veel opzichten weinig zal veranderen. De Amerikaanse macht blijft vanwege de ijzersterke positie van de tech-sector.
Wat we verder lazen vanmorgen:
Ook in de FT: een interview met Frans Timmermans, ooit architect van de Europese Green Deal en nu leider van GroenLinks/PvdA. „Europese kiezers zullen de strijd tegen klimaatverandering opgeven, tenzij de rijken helpen de kosten te financieren van een groenere wereld voor iedereen”, zegt Timmermans.
De komst van aankomend Amerikaans president Trump en een stakingsdreiging domineren momenteel de internationale containervaart, schrijft het FD. Op de langere termijn heeft overcapaciteit in de sector een veel grotere invloed.
Welke energiezuinige investeringen komen in aanmerking voor belastingvoordeel? De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft een nieuwe lijst gepubliceerd met de investeringen waarvoor je aanspraak kan maken op een energie-investeringsaftrek (EIA). Voor deze EIA is dit jaar 431 miljoen euro beschikbaar, schrijft het FD. Dat is veel meer dan in 2024.
In Friesland en in noordelijk Zuid-Holland (Leiden, Alphen) heeft Qbuzz sinds enkele weken het busvervoer overgenomen. Dat ging niet vlekkeloos, schrijft het AD maandagmorgen. „Zelfs voorrang bij het stoplicht moet opnieuw worden ingeregeld.”
De beurzen in Azië openden maandag gemengd, schrijft persbureau Reuters. De koersen in Zuid-Korea stegen ondanks de politieke onrust in het land. In Japan daalde de beursindex licht.
Een beter werkende Europese kapitaalmarkt? Dat zou zeer welkom zijn, zegt de baas van de Amsterdamse beurs, René van Vlerken. Maar het zou volgens hem een grote fout zijn als Nederland en Euronext Amsterdam, om dat voor elkaar te krijgen, vooral naar de beleidsmakers in Brussel kijken. „We moeten ervoor zorgen dat er in Amsterdam een vitale kapitaalmarkt is. En in Madrid. In Parijs. Daarna kunnen we pas die volgende stap binnen Europa maken, door die lokale successen te bundelen.”
De opdracht een beter werkende kapitaalmarkt te creëren – waar bedrijven en overheden geld kunnen ophalen voor investeringen en groei – komt uit het lijvige rapport dat Mario Draghi afgelopen zomer uitbracht. Doel daarvan is de Europese economie concurrerender te maken in de concurrentieslag met de Verenigde Staten en China. Koren op de molen van Euronext. Het beursbedrijf, ook gevestigd in Brussel, Madrid, Milaan en Parijs, hoopt een belangrijke rol te spelen in het vervolmaken van die kapitaalmarkt-unie. Daar kan het als beursgenoteerd bedrijf ook zelf een graantje van meepikken.
Lees ook
Hoe Europa concurrerender kan worden zonder naar de ratsmodee te gaan
Volgens Van Vlerken ligt de sleutel voor die betere Europese kapitaalmarkt in verbetering van alle lokale financiële markten binnen de Europese Unie. Ook op de beurs in Amsterdam, de stad waar in 1602 voor het eerst verhandelbare aandelen werden uitgegeven, is dan werk te verzetten, erkent de ex-bankier in een van de statige kamers op Beursplein 5.
Het probleem: waar Euronext Amsterdam de afgelopen jaren met veel succes buitenlandse bedrijven aantrok, lukt het niet goed om Nederlandse bedrijven naar de beurs te krijgen. Dat zag Van Vlerken al toen hij in 2017 bij Euronext verantwoordelijk werd voor het binnenhalen van kleine en middelgrote bedrijven. Sterker: sinds zijn komst – hij werd vlak daarna hoofd noteringen – is het aantal van dit soort ‘smallcaps’ en ‘midcaps’ juist afgenomen. „Veel kansrijke bedrijven zijn in handen gekomen van buitenlands kapitaal, private equity. Met andere woorden: Nederland heeft niet voldoende bijgedragen aan het succes van die bedrijven.”
Waardoor komt dat?
„Twee belangrijke redenen. De eerste: veel alternatieve financiering voor bedrijven is beschikbaar gekomen in de private kapitaalmarkt: vanuit private equity. Die beweging komt doordat grote beleggers, zoals pensioenfondsen, meer zijn gaan diversifiëren. Waar misschien twintig jaar geleden driekwart van hun beleggingen beursgenoteerd was, is dat nu op zijn best nog maar 30 procent – omdat private equity op een bepaald moment hogere rendementen maakte dan beursbeleggingen. Om risico’s te spreiden is meer van het beschikbare kapitaal van publieke beurzen naar private equity gegaan.
„Tweede: voor bedrijven, en dus ook mid- en smallcaps , is het een stuk minder eenvoudig geworden naar de beurs te gaan. De vereisten zijn veel strenger. Waar je tien jaar geleden misschien alleen hoefde te rapporteren over je financiële prestaties, is daar veel bijgekomen. Bijvoorbeeld eisen over duurzaamheid. Goed dat het gebeurt – maar het geeft wel extra last. Zeker voor kleinere bedrijven.”
Van Vlerken ziet gelukkig dat wat betreft dat laatste vanuit Brussel al goede stappen zijn gemaakt, met onder meer de sinds december deels ingegane ‘Listing Act’, die vooral voor kleinere bedrijven een beursgang moeten vergemakkelijken door bijvoorbeeld de eisen voor de prospectus te verlagen – dat is de juridische ‘verkoopfolder’ die elk bedrijf dat naar de beurs wil moet uitbrengen met alle financiële gegevens en risico’s van de belegging. Ook zijn de mogelijkheden vergroot om kleinere beurzen op te richten met minder strenge toelatingsregels.
Risico-avers
Maar om Nederlandse bedrijven te laten profiteren van die verbeterde regels, moet Nederland nu aan de bak, zegt Van Vlerken. „Het kapitaal moet de weg gaan vinden naar dat soort meer risicovolle bedrijven.”
Daar zit volgens de Euronext Amsterdam-directeur meteen de crux. Want Euronext heeft het in Amsterdam met Alternext geprobeerd om een minder gereguleerde beurs op te zetten. Maar anders dan in bijvoorbeeld België, was die beurs geen succes. „Nederland kent vooral heel veel institutionele, private beleggers. Pensioenfondsen, vermogensbeheerders, een aantal family offices. Die blijken niet bereid om direct op de beurs in meer risicovolle bedrijven te investeren.” Die besteden dat uit: aan private equity.
Is het voor de BV Nederland eigenlijk een probleem dat bedrijven niet publiek gaan, maar door private equity worden gekocht?
„Ja, ik denk het toch wel. Als je naar de financieringsketen kijkt van bedrijven, van oprichting tot en met volwassenheid, dan zie je dat er een aantal knelpunten zijn. Bijvoorbeeld op het moment dat een al wat gegroeid bedrijf wil doorgroeien, door tussen de 25 en 75 miljoen euro aan groeikapitaal op te halen. Het bedrijf heeft zich al bewezen, maar wil bijvoorbeeld internationaal uitbreiden. Dat soort financieringsvragen zijn in Nederland heel moeilijk in te vullen. Het is te groot voor banken of startup-fondsen. Maar je zit ook nog aan de onderkant van wat private equity doet. En juist een beurs zou dat moeten kunnen faciliteren.”
Van Vlerken ziet dat er in landen als Noorwegen, Frankrijk, Londen en Italië wel beleggers zijn die rechtstreeks in kleinere bedrijven geld steken. Voor een deel is dat overheidsgeld: via fondsen die in beginnende bedrijven investeren en dan meegroeien met die bedrijven richting de beurs, of direct in kleinere, beursgenoteerde ondernemingen investeren.
In Italië is bijvoorbeeld recent een overheidsfonds opgericht waarin in totaal 700 miljoen moet komen, specifiek om te investeren in kleine bedrijven die naar de (lager gereglementeerde) beurs willen in Milaan. Het idee: door de overheid een garantie te laten afgeven, zijn private investeerders bereid meer risico te nemen. Van Vlerken: „In Nederland heb je InvestNL. Dat is een enorme aanjager voor het financieren van jonge bedrijven. Alleen die heeft nu geen mandaat om de oversteek te maken van privaat naar publiek.”
Een andere oplossing zoekt Van Vlerken in het vergroten van het aantal retailbeleggers in Nederland.
Hebben consumenten niet ook gewoon hele slechte ervaringen met beleggen, dankzij bijvoorbeeld de woekerpolisaffaire [waarbij klanten door hoge kosten van de aanbieders veel minder beleggingsrendement maakten]?
„Ja, maar niet alleen. Veel retailbeleggers zijn ook vol op de rem gegaan na het barsten van de internetbubbel begin deze eeuw. De financiële crisis hielp ook niet mee; daar zijn mensen ook risico-avers van geworden. En daarna is het met strengere adviesregels ook niet makkelijker gemaakt voor particulieren.”
Van Vlerken ziet tegelijk dat er wel degelijk retailbeleggers zijn die risico willen nemen. „Die wijken uit naar crypto’s, omdat je daar nog wel een beetje kan speculeren waar koersen naartoe gaan.”
De ex-bankier – hij werkte op de beursvloeren van ABN Amro en Rabobank – wijst erop dat een deel van het vermogen van Nederlanders wel wordt belegd: via pensioenfondsen. „Dat heeft veel voordelen, maar voor een goedwerkende kapitaalmarkt – en voor een beurs als Euronext Amsterdam – maakt het dat wel lastig om voldoende kapitaal beschikbaar te krijgen om in jonge bedrijven te investeren.”
Aan wie is dit een oproep?
„Aan onszelf deels. Het zit in educatie: we gaan niet voor niets weer beginnen met de rondleidingen hier in de beurs, gericht op scholieren en studenten. Mensen moeten begrijpen wat de risico’s zijn van alle soorten beleggingen. Ben je niet zo van het risico? Ga dan in bedrijfsobligaties. Wil je meer risico? Maak dan een mix met aandelen of opties.
„Maar het is ook een oproep aan banken. Die adverteren vooral voor passief indexbeleggen, via mandjes van aandelen. Het zou goed zijn als die wat meer ruimte bieden om in individuele fondsen of andere producten te investeren. En de toezichtsregels zijn strenger geworden, om consumenten te beschermen. Daar zouden de teugels ook wel wat losser in mogen.”
Golfbeweging
2024 was voor Euronext Amsterdam wat betreft het aantal nieuwe noteringen geen fantastisch jaar, met vier nieuwe bedrijven, waarvan drie uit het buitenland. Voor dit jaar is Van Vlerken voorzichtig optimistisch gestemd. „De IPO-markt kent altijd een golfbeweging. Je hebt de afgelopen jaren zo weinig nieuwe beursnoteringen gehad vanwege geopolitieke en economische onzekerheid.” Van Vlerken verwacht tegen de zomer aan weer wat activiteit, bijvoorbeeld van private equity-partijen die afgelopen jaren hebben gewacht met het naar de beurs brengen van de bedrijven in hun bezit. Van Vlerken: „Maar de onzekerheid blijft: het wordt afwachten wat Trumps beleid gaat worden.”
Van Vlerken waarschuwt dat als er in 2025 beursgangen komen, dat vooral weer internationale bedrijven zullen zijn. „De aanwas van jonge Nederlandse bedrijven blijft echt nog wel even achter. We zijn er hard mee bezig – we spreken veel met institutionele beleggers en hebben een ‘klasje’ van bedrijven die mogelijk naar de beurs willen. Maar dit is meer voor de langere termijn, die bedrijven zitten twee tot vier jaar af van een beursnotering. Die zitten nog in een eerdere, private financieringsronde maar kijken wel – ook om financiers een exit te kunnen geven – naar de mogelijkheid van een beursgang op termijn.”
Is het erg dat nu vooral internationale bedrijven voor Amsterdam kiezen?
„Nee, het is én én. We willen graag in hoofdindex, de AEX, Nederlandse bedrijven vertegenwoordigd zien. Dat trekt ook weer retailbeleggers aan, ook via indexbeleggen. We kijken er ook naar of we de AEX-familie [AEX, AMX voor midcaps en ASCX voor smallcaps] moeten vernieuwen – die bestaan al veertig jaar en het beleggingspubliek is anders dan toen.”
„Maar Nederland kent een internationale economie, dus dat zie je ook op de beurs. Die internationale bedrijven zorgen voor liquiditeit, die zorgen voor instroom van buitenlands kapitaal. Dat is voor alle beursgenoteerde bedrijven goed, ook de kleinere.”
Een Twentse cryptohandelaar is maandag door de politie aangehouden op verdenking van oplichting en verduistering. Ook is er huiszoeking gedaan bij de 24-jarige Hengeloër. Dat bevestigt de politie Oost-Nederland na berichtgeving in lokale media.
Begin vorig jaar lichtte de man honderden cliënten in dat hij hun inleg en winsten had verspeeld. Het is onbekend hoeveel gedupeerden er in totaal zijn, eerder werd een aantal van ruim driehonderd mensen genoemd. Lokale bronnen uitten het vermoeden dat de handelaar nog nieuwe inleg accepteerde op het moment dat zijn cryptohandel onomkeerbaar richting bankroet afstevende.
De Stichting Onderzoeks Collectief Hengelo, die 75 gedupeerden vertegenwoordigt, heeft in kaart gebracht hoe de vermeende zwendel in elkaar stak. Dit dossier is overhandigd aan de politie. Voorzitter Piet Rutgers van deze stichting wil op dit moment niet reageren. Volgens hem is dat niet in het belang van het onderzoek.
Volgens advocaat Arjon Tieman, die de stichting adviseert, loopt er nog geen civiele zaak om de schade te verhalen. Wel is – tevergeefs – geprobeerd de belegger failliet te verklaren via de rechter.
Excuses
De omvang van het verdwenen bedrag dat in lokale media genoemd wordt – 1,5 tot 4,5 miljoen euro – wil stichtingsvoorzitter Rutgers niet bevestigen. „We weten het voor onze 75 gedupeerden tot op de euro nauwkeurig”, zegt hij. Eerder lieten 36 gedupeerden aan dagblad Tubantia zien gezamenlijk 650.000 euro te hebben ingelegd en op papier winsten van opgeteld 2,5 miljoen euro te hebben gemaakt. Bij sommigen gaat het om vele tienduizenden euro’s.
De politie wilde dinsdag alleen zeggen dat de cryptohandelaar als verdachte wordt verhoord. De man, een rechtenstudent, stond in Hengelose kringen bekend als wonderkind in cryptovalutahandel, die spectaculaire rendementen behaalde waarna steeds meer bekenden en bekenden van bekenden instapten.
Uiteindelijk verdampte het bedrag, waarna hij zijn cliënten begin vorig jaar inlichtte dat ze hun winsten en inleg kwijt waren. Op aanraden van de politie is hij destijds tijdelijk ondergedoken. Hij heeft zijn excuses aangeboden in een mail aan de gedupeerden. Sinds een kort telefonisch contact met Piet Rutgers afgelopen voorjaar hult hij zich in stilzwijgen.
Stel je voor dat het land waar je eten vandaan komt niet alleen van een boer is, maar ook een beetje van jezelf. Dat je er misschien zelf je groente oogst, dat je een stem hebt in het gebruik van de grond, en dat het land voor altijd op een verantwoorde manier benut zal worden.
Dat is, in een notendop, het ideaal dat verschillende organisaties schetsen die werken aan alternatieve vormen van landeigendom en landbouw. De een noemt het regeneratief, de ander agro-ecologisch of biologisch-dynamisch. Er moet in ieder geval met respect voor bodem, dier en mens voedsel worden verbouwd. Hier en daar brengen de organisaties dit al in de praktijk.
Bij de initiatieven overheerst de overtuiging dat de overheid veel te weinig doet om duurzame landbouw mogelijk te maken, hoewel dat een officieel beleidsdoel is. Daarom moeten burgers en ondernemers zelf actie ondernemen, vindt bijvoorbeeld Eline Veninga van de landbouwcoöperatie Lenteland. „De overheid doet niks, of weinig”, zei bestuurslid Matthijs Visser van coöperatie Land van Ons op een bijeenkomst in oktober in het Amsterdamse Pakhuis de Zwijger.
De organisaties benadrukken dat het voor agrariërs die duurzaam willen werken, lastig is een bestaan op te bouwen met de huidige grondprijzen. Landbouwgrond kost gemiddeld 80.000 euro per hectare, met uitschieters naar twee ton. De jaarlijkse pacht per hectare steeg volgens vakblad Boerderij naar een recordhoogte van gemiddeld 947 euro per hectare. Daarbij zijn er meer kortlopende pachtcontracten gekomen, waardoor onzekerheid toeneemt. Die hoge kosten dwingen boeren om intensieve vormen van landbouw te bedrijven.
Landonzekerheid
Volgens Eliane Bakker van Toekomstboeren, de vereniging van agro-ecologische boeren, lijden juist deze agrariërs aan „landonzekerheid”. Ze weten niet of ze voor langere tijd hun grond kunnen bebouwen: de pacht kan stijgen, er kan een andere pachter worden gezocht, of de bestemming van het land kan veranderen. Die onzekerheid maakt het lastig langetermijninvesteringen te doen of gedurende vele jaren te werken aan verbetering van de bodem.
Organisaties als Lenteland, Aardpeer, Grond van Bestaan, Onze Groenteboer, Herenboeren en Land van Ons proberen het anders te doen. Het overkoepelende streven van deze initiatieven is ‘gezondere’ landbouw mogelijk te maken door andere vormen van landeigendom. Iedere initiatief heeft daarin net een andere aanpak of doelgroep.
Onze Groenteboer bijvoorbeeld wil tuinderijen oprichten van ongeveer een hectare groot, dicht bij een stad. Ondernemer Fabio Vicino houdt met zijn stichting een crowdfundingactie voor een ‘regeneratieve stadslandbouwlocatie’. „Denk aan een natuurinclusieve tuinderij in combinatie met een voedselbos, waarbij mensen mede-eigenaar worden en kunnen meebeslissen over de keuzes die gemaakt worden op deze locatie, samen met de boer.”
Een andere organisatie, Lenteland, richt zich juist op boerderijen van minstens tien hectare met een woning voor de boer. En die boerderijen moeten op zeker vijf meter boven NAP liggen, vanuit het idee dat de zeespiegel flink kan gaan stijgen de komende tweehonderd jaar. Land van Ons werkt met een centraal georganiseerde coöperatie en heeft percelen in heel het land.
Natuurlijke rijkdommen
Elke organisatie zoekt een juridische structuur die het best bij de eigen doelen past. Daarbij zijn vaak een vereniging of stichting, een coöperatie en boeren betrokken. Van ieder van die partijen wordt in statuten en andere documenten de rol vastgelegd. Dat kan een complexe constructie opleveren, zeker in vergelijking met traditionele vormen van eigendom.
Het blijft verbazen dat er zo’n eenzijdige focus is op financieel rendement, zelfs bij mensen die duurzaam gericht zijn
In de nieuwe vormen van eigendom wordt een beroep gedaan op het vermogen van burgers. Met giften of leningen moeten zij uiteindelijk het kapitaal opbrengen voor de aankoop van het land. De giften zijn uiteraard ‘voor het goede doel’. Op leningen krijgen ze minder rente dan ze elders zouden krijgen, meestal rond de 1 à 2 procent. Soms krijgen de leningverstrekkers geen geld, maar – zoals bij een initiatief in de buurt van Nijmegen – een beloning in „natuurlijke rijkdommen” zoals „walnoten, olie, pesto of zelfs shiitakes”.
Wie van een van de projecten van Lenteland certificaten koopt, krijgt over gemiddeld driekwart van de voor gebouwen en land bestemde inleg geen rendement, maar hooguit „onder voorwaarden” inflatiecorrectie. De rest, bestemd voor de exploitatie van de boerderij, kan winst opleveren, maar die is in eerste instantie bestemd om de lening van Lenteland af te betalen.
Draaien particulieren zo op voor de hogere kosten van duurzamere landbouw? Eline Veninga van Lenteland vindt van niet.
„Je investeert direct in je eigen leefomgeving, je hebt er zelf belang bij. Doel is hier zoveel mogelijk mensen uit de gemeenschap bij te betrekken. Dan ontstaat een directe relatie tussen jou, het landschap, het voedsel, de gezonde leefomgeving en de eigen gezondheid. Het blijft verbazen hoe mensen hiernaar kijken en dat er zo’n eenzijdige focus is op financieel rendement, zelfs bij mensen die duurzaam gericht zijn.”
Aardpeer stelt het zo: „Je ontvangt vooral rendement in een gezonde aarde en betrokkenheid bij een natuurvriendelijk, toekomstbestendig initiatief.”
Stemrecht
De organisaties die andere vormen van eigendom nastreven, worden mede geïnspireerd door ideeën over historische vormen van grondbezit. „Ooit was de grond om ons heen van iedereen. Of van niemand”, schrijft Lenteland op zijn website. Een andere organisatie, BD Grondbeheer: „De indianen dachten zeven generaties vooruit bij beslissingen. BD Grondbeheer garandeert bodemvruchtbaarheid voor minstens zeven generaties na ons.”
Onder andere Lenteland en Grond van Bestaan grijpen terug op het idee van de commons, of in goed Nederlands, de meent. Dat is een goed, bijvoorbeeld grond, dat door een gemeenschap wordt gebruikt. Bij land kan dat voor het grazen van vee zijn, fruitteelt, of hakhout. Bij de nieuwe landbouwinitiatieven vormen de leden van de coöperatie die gemeenschap.
Binnen de organisaties wordt veel nagedacht over hoe de projecten beheerd moeten worden. Want diverse partijen hebben er iets over te zeggen. De leden van de coöperatie hebben een stem in het beleid, maar ook de boeren en de organisatie die het initiatief nam.
Fabio Vicino van Onze Groenteboer: „We zorgen ervoor dat er een eerlijke verhouding in stemrecht is binnen de coöperatie tussen de boeren en de mede-eigenaren. De stichting [in dit geval Onze Groenteboer] bewaakt vooral de principes voor de manier van landbouw, zodat we zeker weten dat dit op een verantwoorde manier gedaan wordt.”
In het voorbeeld dat hij noemt, gebaseerd op een project van Lenteland, blijkt dat de mede-eigenaren hooguit een derde van de stemmen hebben. Dat geldt ook voor de boeren. De stichting heeft, als de leningen nog niet afgelost zijn, de helft van de stemmen, na aflossing nog een derde.
Lees ook
De twintigers die een voedselbos beginnen om anderen te inspireren: ‘We creëren hier een paradijs’
Wat gebeurt er als een boer besluit niet meer de biologische principes te volgen? Aardpeer dreigt in dit geval met een boete of zelfs beëindiging van het pachtcontract.
Financiering bottleneck
Tot dusver zijn dergelijke projecten met alternatieve eigendomsvormen bescheiden van omvang. Land van Ons heeft 300 hectare in beheer, Aardpeer 144 hectare, BD Grondbeheer ruim 600. Herenboeren heeft 22 boerderijen, verspreid door het land.
De ambities zijn heel wat groter. Herenboeren wil de komende vijf jaar groeien naar 350 boerderijen. Land van Ons wil in tien jaar 300.000 hectare landbouwgrond verwerven, 15 procent van het totaal in Nederland. Bij een gemiddelde prijs van 80.000 euro per hectare zou aankoop 24 miljard euro vergen. Aardpeer sprak in een interview zelfs over het streven een derde van alle Nederlandse landbouwgrond te verwerven.
Deze initiatieven gaan niet het verschil maken in de verandering van de landbouw, maar ze zijn wel een aanjager
Zover is het nog lang niet. Land van Ons denkt bijvoorbeeld volgend jaar 75 hectare te verwerven. Wetenschappers van Wageningen University and Research concludeerden in 2023 dat het „onwaarschijnlijk” is dat veel meer mensen daaraan gaan deelnemen als de initiatieven geen hoger rendement bieden.
Eliane Bakker van Toekomstboeren ziet dat ook wel. „Al die organisaties gaan als een speer. Een van de hoofdactiviteiten is mensen mobiliseren. Het wordt steeds bekender, dat is al een prestatie. Maar de bottleneck is het aantrekken van meer financiering.”
De schaalgrootte zal beperkt blijven, verwacht Coen van Dedem, al jaren betrokken bij allerlei landbouwinitiatieven, waaronder Aardpeer. „Het gaat niet om duizenden hectares, maar dit is superbelangrijk voor de bewustwording. Deze initiatieven gaan niet het verschil maken in de verandering van de landbouw, maar ze zijn wel een aanjager.”