Moeder: „Mijn dochter (5) is vlak voor de uitbraak van corona geboren en heeft dus de eerste negen maanden niemand anders gezien dan haar ouders en broer. De hechting met ons is fijn en warm. Mijn dochter is een pienter, vrolijk kind dat erop los kletst, al kan lezen en altijd in beweging is thuis. Dit staat in schril contrast met hoe ze zich buitenshuis gedraagt. Toen ze tweeënhalf was is ze naar de peuterspeelzaal gegaan, waar ze anderhalf jaar niets heeft gezegd. Sinds een jaar gaat ze naar school. Ze praat met niemand, groet niemand en kijkt schuchter om zich heen. Communicatie gaat voornamelijk door te knikken, haar hoofd te schudden of haar schouders op te halen. Toch geeft ze aan dat ze school leuk vindt. Hoe zorgen we ervoor dat ze zich op school zo veilig voelt dat ze haar kwaliteiten ook daar tot uiting kan brengen? En hoe kunnen we het beste reageren op veroordelende reacties van mensen als ze niet antwoordt?”
Naam is bij de redactie bekend. Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
In stapjes meedoen
Maretha de Jonge: „Sommige kinderen zijn extravert en hoor je van verre. Andere kinderen zijn introvert en afwachtend in groepen. Bij enkele kinderen is het verschil tussen thuis, waar ze vrijuit kletsten, en buitenshuis heel groot. Zij zwijgen en verstarren. Dat noemen we selectief (situatieafhankelijk) mutisme (niet kunnen praten).
„Het helpt dat uw dochter school leuk vindt. U kunt helpen door met haar te praten over bang zijn en dapper worden. Daar zijn mooie prentenboeken over.
„Samen met de leerkracht kunt u kijken hoe u de kloof tussen thuis en school kan overbruggen. Speel bijvoorbeeld een spelletje met uw dochter en haar leerkracht na school als de groep er niet is. Vraag klasgenootjes te spelen. Zoek samen thuis iets uit om te laten zien aan de leerkracht op een rustig moment. Misschien durft uw dochter thuis een berichtje, raadsel of letter in te spreken voor de leerkracht.
„Sommige kinderen worden geleidelijk aan vrijer als ze kunnen oefenen op een rustig plekje, met een vriendinnetje of juist buiten op het plein. Bij andere kinderen helpt dit niet voldoende. Dan is het verstandig om een behandelaar te betrekken die kan helpen angst te overwinnen en het spreken op gang te brengen.”
Speels begeleiden
Eustache Sollman: „Het begint met de druk eraf halen. Vaak zijn leerkrachten en ouders gericht op het kind laten praten, – ‘Is het gelukt vandaag?’ – maar hoe minder er van uw dochter verwacht wordt, hoe meer ze zal laten zien. Haar stilte mag er zijn.
„Dat betekent niet dat ze moet vermijden wat spannend is. Vijf jaar is een goede leeftijd om te beginnen met een gedragstherapeutische een-op-eenbehandeling, want dit gaat niet vanzelf over. Hoe ouder het kind, hoe lastiger het uit dit patroon komt.
„Behandelaars helpen kinderen spelenderwijs om uit hun comfortzone te komen. Bijvoorbeeld met geluidsspelletjes: hoe doet de slang? Ssssss. Hoe loopt een paard? Klik-klak. Hoe doet de hond? Woef! Zo ontstaat er al een woordje. We werken vanuit wat een kind kan, en breiden dat steeds iets uit.
„Bij sommige kinderen verdwijnt het door een dergelijke behandeling helemaal, andere blijven introvert maar kunnen zich redden.
„U kunt in bijzijn van andere volwassenen voorlopig voor uw dochter antwoorden: ‘Dankjewel namens mijn kind. Ze vindt het nog een beetje spannend zelf iets te zeggen.’ Kijk voor meer advies bij de oudervereniging voor selectief mutisme.”
Eustache Sollman werkt bij de Stichting Speciaal Onderwijs, en is gespecialiseerd in selectief mutisme. Hij schreef Breek de stilte en Lekkere kletskoppen?! Maretha de Jonge is hoogleraar Orthopedagogiek, en verbonden aan het Selectief Mutisme Expertise Team van het Leids Universitair Behandel- en Expertise Centrum.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Als het over ‘ouderen in de samenleving’ gaat, hoor je wel eens dat het egoïstische boomers zijn met een misplaatste moraal die totaal niet flexibel zijn, alleen maar groei hebben meegemaakt, in grote afbetaalde huizen wonen, een grote bek hebben en nul zelfreflectie – met hun oorlog, ouderenpartijen, wereldreizen en dat stomme grijze haar in zo’n theaterzaal.
Dat vind ik te makkelijk.
Ik ben m’n hele leven juist respectvol richting ouderen. Tot tien tellen als ze weer eens op de linkerbaan blijven hangen, me inlezen in trapliften en scootmobielen, begripvol zijn over het verlies van de Douwe Egberts-waardepunten, hun wijsheid eren. Maar laatst dacht zelfs ík toch even: ‘jeetje’.
Toen las ik in een bericht van het CBS dat er in 2025 voor het eerst sinds 1900 meer 65-plussers dan 20-minners zijn in ons land, en dat het aandeel 80-plussers van 5 procent in 2024 naar meer dan 10 (!) procent zal stijgen rond 2050. De grijze golf waar we ons al zolang op voorbereiden, gaat ons nu écht overspoelen.
Totaal geen reden om in paniek te raken natuurlijk. Doe mij maar een Arena vol bejaarden, anytime, in plaats van een Arena vol voetbalhooligans. Het lijkt me ook juist heerlijk om met z’n allen naar het einde te snurken.
Maar ik denk dat het wel verstandig is een paar algemene leefregels voor 65-plussers te formuleren. Als je in de meerderheid bent, hoort daar verantwoordelijkheid bij. Is ook nuttig om irritatie te voorkomen, én handig voor onszelf, over tien, twintig jaar. Dat we dan al een beetje weten wat er van ons verwacht wordt. Ja toch? Komen ze.
1. Stop met ‘zomaar’ – dat heet tegenwoordig ‘random’ – mensen bellen. Stuur eerst even een appje. Als iemand niet meteen opneemt, betekent dat niet dat ze dood zijn. Misschien zijn ze even met iets bezig. Weet je nog toen je zelf een baan had, en dingen? Nou, zo.
2. Als je een verhaal gaat vertellen, kom dan niet met een allesverzengend totaalverslag, maar probeer wat relevantie aan te brengen. Dus niet: „Ken je Henk nog, van drie deuren verder? Die hier 38 jaar geleden een half jaar woonde? Nee? Met die vrouw met blond haar, en die hond. Nog steeds niet? Nou goed, die is dus dood.” Maar: „Ik zag vandaag twee koolmezen in de tuin’, „heb je die nieuwe hit van K3 al gehoord – die meiden gaan maar door!”, of: „ik hoorde dat PSV Pepi wéér niet in de basis heeft gezet.”
3. Houd in elk gesprek de stelregel aan dat er maximaal drie doden gemeld mogen worden, vijf ziektegevallen (waarvan maximaal twee ernstig) en niet meer dan tien minuten klagen over pijntjes. Overledenen moeten aantoonbaar door minimaal twee gesprekspartners gekend zijn. Voor elke opmerking over een heupoperatie, staarbehandeling of knieprothese moet minimaal één vraag gesteld worden aan de jongere gesprekspartner.
4. Reken af bij de gewone kassa. De zelfscan is verboden, met je getreuzel. Houd je pas gereed. Dus niet eindeloos die tas open en ‘waar is die pas toch’, terwijl er een rij staat.
5. Zorg dat je gezond blijft. Groente eten, genoeg drinken, en minstens twee keer per week naar de sportschool. Stel de trapflift zo lang mogelijk uit. Sterkere spieren betekent minder vallen, en minder gebroken heupen. Noodzakelijk voor als er straks geen mantelzorgers meer zijn, en überhaupt amper zorg.
6. Zorg dat je gehoorapparaat goed staat afgesteld! Hallo. Dat iemand niet het hele verhaal opnieuw moet vertellen, omdat jij met je draadjes zat te prutsen. Haal, voordat je je vaste telefoon opneemt, het snoer uit de knoop. Zodat je niet de eerste dertig seconden een onverstaanbaar gekraak hoort.
7. Laad je vaste toestel op. Zodat hij niet na twee minuten uitvalt en wij denken dat je dood op de grond ligt. En laad je mobiel op, neem hem mee én: zet hem aan!
8. Verbeter je Engels. Je hoeft geen ‘save the date’, ‘sacrificen’ en ‘challengen’ te gaan zeggen, maar ‘Joej Jork’ kan écht niet meer.
9. Praat niet de hele tijd over je nieuwe vriendin. En dat de seks zo goed is. TMI. Google ‘TMI’.
10. Voer je scootmobiel op. Zes kilometer per uur is écht te langzaam op het fietspad. Plak papieren pijlen met ‘vooruit’ en ‘achteruit’ naast de juiste knoppen, zodat je je niet vergist. Zie ook punt 11.
11. Draag een helm en een lichtgevend vest. Altijd. Ook binnenshuis. Dan ben je ook dáár goed zichtbaar, én vergeet je ze niet als je naar buiten gaat.
12. Maak een keuze: was het vroeger nou beter, of niet? Als je voortdurend zegt: „In de eurlog hadden we geen havermelk”, „vroeger kregen we hooguit één sinaasappel, met Kerst”, of: „ik moest elke dag naar kantoor”; dan kun je niet óók zeggen: „in mijn tijd was alles beter”.
13. Mopper niet over woke. Dat je neef zestig jaar in de kast moest zitten, is niet normaal. Zeg per gesprek maximaal één keer: „Alles wordt zo duur”, „dat regelde je vroeger met één telefoontje”, en „je kunt niet meer bestellen bij een ober”.
14. Houd te allen tijde rechts. Op de roltrap, de snelweg en in het gangpad van de supermarkt. Reis niet in de spits en sta op voor andere bejaarden in het ov. Nu er zoveel 80-plussers zijn, ben jij geregeld de jongste in de coupé!
15. Autorijden? Liever niet, maar als het niet anders kan: eerst KIJKEN voor je achteruitrijdt. En op de snelweg 100 rijden.
16. Stop met klagen over je pen-sioen. Jij hebt er tenminste nog één.
Viel mee, toch?
Dat dacht ik.
Heb je een vraag van de week, hartenkreet, taboe, of ‘kwestie’ voor deze rubriek? Mail naar [email protected]
Moeder: „Mijn dochter (5) is vlak voor de uitbraak van corona geboren en heeft dus de eerste negen maanden niemand anders gezien dan haar ouders en broer. De hechting met ons is fijn en warm. Mijn dochter is een pienter, vrolijk kind dat erop los kletst, al kan lezen en altijd in beweging is thuis. Dit staat in schril contrast met hoe ze zich buitenshuis gedraagt. Toen ze tweeënhalf was is ze naar de peuterspeelzaal gegaan, waar ze anderhalf jaar niets heeft gezegd. Sinds een jaar gaat ze naar school. Ze praat met niemand, groet niemand en kijkt schuchter om zich heen. Communicatie gaat voornamelijk door te knikken, haar hoofd te schudden of haar schouders op te halen. Toch geeft ze aan dat ze school leuk vindt. Hoe zorgen we ervoor dat ze zich op school zo veilig voelt dat ze haar kwaliteiten ook daar tot uiting kan brengen? En hoe kunnen we het beste reageren op veroordelende reacties van mensen als ze niet antwoordt?”
Naam is bij de redactie bekend. Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen. Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
In stapjes meedoen
Maretha de Jonge: „Sommige kinderen zijn extravert en hoor je van verre. Andere kinderen zijn introvert en afwachtend in groepen. Bij enkele kinderen is het verschil tussen thuis, waar ze vrijuit kletsten, en buitenshuis heel groot. Zij zwijgen en verstarren. Dat noemen we selectief (situatieafhankelijk) mutisme (niet kunnen praten).
„Het helpt dat uw dochter school leuk vindt. U kunt helpen door met haar te praten over bang zijn en dapper worden. Daar zijn mooie prentenboeken over.
„Samen met de leerkracht kunt u kijken hoe u de kloof tussen thuis en school kan overbruggen. Speel bijvoorbeeld een spelletje met uw dochter en haar leerkracht na school als de groep er niet is. Vraag klasgenootjes te spelen. Zoek samen thuis iets uit om te laten zien aan de leerkracht op een rustig moment. Misschien durft uw dochter thuis een berichtje, raadsel of letter in te spreken voor de leerkracht.
„Sommige kinderen worden geleidelijk aan vrijer als ze kunnen oefenen op een rustig plekje, met een vriendinnetje of juist buiten op het plein. Bij andere kinderen helpt dit niet voldoende. Dan is het verstandig om een behandelaar te betrekken die kan helpen angst te overwinnen en het spreken op gang te brengen.”
Speels begeleiden
Eustache Sollman: „Het begint met de druk eraf halen. Vaak zijn leerkrachten en ouders gericht op het kind laten praten, – ‘Is het gelukt vandaag?’ – maar hoe minder er van uw dochter verwacht wordt, hoe meer ze zal laten zien. Haar stilte mag er zijn.
„Dat betekent niet dat ze moet vermijden wat spannend is. Vijf jaar is een goede leeftijd om te beginnen met een gedragstherapeutische een-op-eenbehandeling, want dit gaat niet vanzelf over. Hoe ouder het kind, hoe lastiger het uit dit patroon komt.
„Behandelaars helpen kinderen spelenderwijs om uit hun comfortzone te komen. Bijvoorbeeld met geluidsspelletjes: hoe doet de slang? Ssssss. Hoe loopt een paard? Klik-klak. Hoe doet de hond? Woef! Zo ontstaat er al een woordje. We werken vanuit wat een kind kan, en breiden dat steeds iets uit.
„Bij sommige kinderen verdwijnt het door een dergelijke behandeling helemaal, andere blijven introvert maar kunnen zich redden.
„U kunt in bijzijn van andere volwassenen voorlopig voor uw dochter antwoorden: ‘Dankjewel namens mijn kind. Ze vindt het nog een beetje spannend zelf iets te zeggen.’ Kijk voor meer advies bij de oudervereniging voor selectief mutisme.”
Eustache Sollman werkt bij de Stichting Speciaal Onderwijs, en is gespecialiseerd in selectief mutisme. Hij schreef Breek de stilte en Lekkere kletskoppen?! Maretha de Jonge is hoogleraar Orthopedagogiek, en verbonden aan het Selectief Mutisme Expertise Team van het Leids Universitair Behandel- en Expertise Centrum.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Zijn vulpennen ouderwets? Natuurlijk vindt Anabelle Hiller dat niet. „Ze zijn oud, maar ik denk niet dat ze ooit uit de mode raken. Net zo min als muziekinstrumenten. Een piano is ook een oud instrument, maar niet ouderwets, én heel relevant voor wie graag pianospeelt. Hoe ben jij eigenlijk geïnteresseerd geraakt in vulpennen?” En binnen twee minuten ben ik degene die zit te vertellen en liggen enkele van mijn mooiste vulpennen (een vintage Sailor, een moderne Gravitas) op tafel.
Niet dat die het halen bij de prachtige exemplaren die Hiller in de loop van het gesprek nog tevoorschijn zal halen, netjes gerangschikt in de lusjes van grote, dichtritsbare leren vulpen-etuis. Een glanzende Namiki Milky Way bijvoorbeeld, met goud- en zilverstof in Japans lakwerk, en de imposante rood met gouden Symphony-pen die ze zelf heeft ontworpen. We zitten in een café in Utrecht. Als ik vraag welke inkt er aan haar vingers zit, gaat ze op forensische wijze verschillende plekken op haar handen af en noemt drie verschillende merken.
Hiller (31) is goudsmid, gespecialiseerd in vulpenpunten. Ze is Oostenrijks en woont in Nederland; we spreken Engels. In Nederland is ze de enige wier beroep het is om vulpenpunten af te stellen, repareren en bijslijpen en ze is de enige ter wereld, zegt ze, die vulpenpunten met de hand maakt (de eerste partij die ze aanbood verkocht binnen een paar uur uit, de tweede binnen een paar minuten). „Ik weet dat het raar klinkt”, zegt ze beschroomd tegen het einde van het gesprek. „Maar ik ben soort van een bekend persoon, in de vulpenwereld.”
Dat is een wereld die, net als bij andere hobby’s en obsessies, enerzijds leeft in fangroepen op internet (Instagram, Reddit, Discord), en anderzijds in grote bijeenkomsten over de hele wereld: pen shows. (Voor vulpenliefhebbers betekent het woord ‘pen’ meestal ‘vulpen’.) Een pen show houdt het midden tussen een fanbijeenkomst voor mensen die heel erg van vulpennen houden en een postzegelbeursachtige markt voor oude en nieuwe pennen, afgewisseld met kraampjes voor verschillende soorten inkt, vulpenvriendelijk papier en vulpenopbergsystemen. En tafels waar je je vulpenpunten kunt laten aanpassen, door nib specialists als Hiller (een nib is een vulpenpunt).
Die specialisten kunnen kromme penpunten repareren, dikke pennen dunner laten schrijven en ‘droge’ pennen ‘natter’ (en andersom), en met allerlei speciale slijpmethoden kunnen ze een vulpen bijvoorbeeld met meer lijnvariatie laten schrijven of aanpassen aan hoe iemand de pen vasthoudt. Vooral op Amerikaanse pen shows krijgt Hiller klanten die penpuntspecialisten verzamelen: die willen van alle bekende nibmeisters wereldwijd een grind: een penpunt die op een specifieke manier is geslepen.
Nibmeisters, zo worden de specialisten meestal genoemd, maar Hiller is niet dol op die term. Want, zegt ze, ‘nibmeister’ is een samenstelling van twee talen, ‘meister’ impliceert een niveau van bekwaamheid terwijl er geen officiële criteria voor penpuntspecialisten bestaan, en het is een mannelijk woord. „Dan gaan mensen ‘nibmistress’ zeggen, dat werkt natuurlijk niet.” (Mistress betekent naast meesteres ook maîtresse.)
Op pen-shows boeken klanten meestal een half uur met Hiller. „Ze vertellen wat er met hun pen is en dan willen ze rustig toekijken hoe ik werk, maar dan leid ik ze af met vragen over hun leven.” Daar is ze goed in, merkte ik zelf al. „Ik krijg vaak hun hele levensverhaal te horen.” Het komt ook doordat een pen een dierbaar object is, zegt ze. „En daar ga ik iets aan veranderen, hopelijk verbeteren. Aan de punt, en die is het waardevolst: het is de ziel van de pen, het contactpunt met het papier. Dat resoneert in je vingers, je hand, je arm. De nib is waar de magie plaatsvindt.”
Hiller is geboren in Schwetzingen, Zuid-Duitsland. „Vlak bij Heidelberg, waar Kaweco én Lamy zijn gevestigd.” Twee Duitse vulpenproducenten. „Misschien ben ik als baby door een Kaweco geprikt, in het ziekenhuis, en daardoor van pennen gaan houden.” Maar op haar derde verhuisden haar Oostenrijkse ouders met hun zoon en twee dochters terug naar Wenen en daar ademde alles klassieke muziek. „Het was Oostenrijks trots dat we Mozart en Haydn en Beethoven hadden. Zelf ben ik op mijn zevende piano gaan spelen en harp op mijn tiende. Op mijn twaalfde ging ik naar het conservatorium.”
Na een zomerkamp op haar veertiende, met de nu beroemde dirigent Andrés Orozco-Estrada, wilde ze professioneel harpiste worden. „Ik hou zo van muziek. Niets verbindt je met mensen als samen muziek maken, omdat je allemaal aan hetzelfde denkt en op hetzelfde moment ademt.” Op haar negentiende werd ze aangenomen op het Conservatorium van Amsterdam, waar ze graag met harpiste Erika Waardenburg wilde studeren. „Ik was zo blij! En ik vond het heerlijk om omringd te zijn door jonge, creatieve mensen die elkaar hielpen en domme grappen maakten over Bach en Mozart.”
En was studeren met Erika Waardenberg wat ze verwachtte? Hiller is even stil. Dan: „Ik was zelf niet wat ik verwachtte.” Ze was, dacht ze, uiteindelijk niet goed genoeg. Ook matchte haar harptechniek niet met die van de docent: „Mijn techniek was Oost-Europees en de hare Nederlands, dus ik moest een andere techniek aanleren, wat tijd kostte die ik niet had omdat ik ook een repertoire moest instuderen.” Vlak na het eerste jaar overleed ook nog een van haar beste vrienden. Tijdens een rouwperiode, in Oostenrijk, besloot ze te stoppen met het conservatorium. „Ik moest mezelf toestaan die droom te ontdromen, anders zou ik nooit gelukkig worden.”
Toch ging ze terug naar Nederland. „Ik had hier al een jongen ontmoet. En ik vond het leven hier heerlijk. In Oostenrijk zijn mensen veel neurotischer, ze verwachten altijd het ergste.”
Om geld te verdienen nam Hiller een baantje bij een bank, klantgegevens controleren. „Zo verbijsterend saai! Ik wist dat ik iets creatiefs moest gaan doen. En ik realiseerde me dat muziek onder andere zo moeilijk voor me was omdat ik podiumangst heb. Ik kon een half jaar aan mijn repertoire werken, het helemaal in mijn handen hebben, en dan was bij het optreden verdwenen. Alsof ik nooit geoefend had. Maar met andere kunstvormen kun je iets maken, en dan bestaat het. Dan maakt het niet uit of je nerveus bent bij de presentatie.”
Ze hield toen al van vulpennen. Op de basisschool moest ze ermee leren schrijven. Ze laat een dikke blauw met witte plastic vulpen zien: haar eerste pen, ze was zeven toen ze hem kreeg. „Een Pelikan Junior P65. Heel lelijk, echt een kinderpen. Op de middelbare school stapten alle coole kinderen over op bic-balpennen. Maar die voelden niet prettig, je moet er zo hard op drukken. Dus ik bleef vulpennen gebruiken. En voor mijn achttiende verjaardag vroeg ik als groot cadeau een mooie pen.”
Ze ging met haar moeder naar een tweedehandspennenwinkel in Wenen om een vintage pen een nieuw leven te geven. Haar oog viel op een mooie Montblanc uit de jaren vijftig. „Maar de verkopers zeiden: je bent linkshandig, dus we verkopen je de gouden penpunt niet, want die maak je toch maar kapot. Ze haalden de gouden nib eruit en vervingen hem door een glázen penpunt.” Ze is er nog steeds verbijsterd over. Natuurlijk kan een linkshandige met vulpen schrijven. De ironie ook: ze heeft inmiddels duizenden gouden penpunten bewerkt en gered. „Duizenden per jaar, misschien wel.”
Ook de Montblanc heeft ze bij zich; hij ziet er mooi maar raar uit met zijn gedraaide glazen punt. Lekker geschreven heeft hij nooit. „Nadat ik deze pen had gekregen, ben ik gaan onderzoeken hoe vulpennen werken en wat voor soorten er zijn. In antiekwinkels kocht ik de pennen die er lagen, vaak voor een paar euro. Ik haalde ze uit elkaar en probeerde erachter te komen: waarom werken ze wel of niet? Welk merk is het, wat is de geschiedenis ervan? Ik dook helemaal dat konijnenhol in. Op het conservatorium was ik ook altijd het meisje met haar leren schrijfmap en haar pennen.”
In het jaar dat ze bij de bank werkte, negen jaar geleden, ging ze weer meer met pennen pielen. Toen kocht ze ook eindelijk haar eerste pot niet-blauwe inkt: Pelikan Edelstein Jade, een prachtig heldere kleur zeegroen. „Daarna raakte ik, zeg maar, ontketend. Ik vroeg me af hoe ik van vulpennen mijn werk kon maken. Ik dacht: misschien als ik goudsmid word, als ik metaal leer manipuleren.” Ze ging de edelsmidopleiding doen aan de Vakschool Schoonhoven, waar ze als enige vulpenpunten wilde leren maken.
In diezelfde tijd, vertelt ze, postten steeds meer mensen hun vulpennen op sociale media en ze spraken erover in online forums. In Oostenrijk kende ze niemand die zoveel van vulpennen hield. „Maar er bleek een Nederlandse vulpennengemeenschap te bestaan en die mensen kwamen af en toe bij elkaar. Dat kwam heel goed uit.” Via haar nieuwe contacten ging ze tijdens haar studie al voor vulpenwinkel Appelboom in Laren werken, als enige Nederlandse nib-specialist.
En in 2020 studeerde ze af op de prachtige rood met gouden pen die ze bij zich heeft: de Symphony. Geïnspireerd op de vijfde symfonie van Mahler, een muziekstuk dat gaat over omgaan met het verlies van dierbaren. Elk element van de pen vertegenwoordigt een deel van de symfonie, legt ze uit, en voor het gouden kantwerk, met diamantjes, dat om de pen heen ligt heeft ze de harppartij uit het beroemde Adagietto van de bladmuziek overgetrokken. „Dat deel is als een liefdesbrief. Rouwen betekent dat je hebt liefgehad.”
Inmiddels heeft Hiller ook haar eigen bedrijf met de prettig nerdy naam Opus Cineris: Latijn voor ‘works of ASH’, haar initialen, ze heet Anabelle Sophie Hiller. Ze maakt penpunten op maat en gaat zo’n zes keer per jaar naar pen-shows, in Utrecht, Londen en de VS. „De meerdaagse pen-shows zijn net logeerfeestjes”, zegt ze. „Het werk is heerlijk maar stressvol, je moet heel goed opletten en je werkt onder tijdsdruk. Maar ’s avonds zie je iedereen uit de pennengemeenschap weer en dan kun je gewoon samen met pennen spelen.”
Het is wat ze het allerfijnste vindt aan de pennenwereld: de mensen. „Hoezeer ik ook hou van het ambacht en de kunst, uiteindelijk doe ik dit werk om de verbinding met mensen. En om ze te helpen.”