N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Zomerschrijfwedstrijd 5 Jobs leven wordt geschraagd door een regulator in zijn brein. Signalen, porretjes en een geluksgevoel loodsen hem door de dag, schrijft Charles van Wettum. Maar wat is dat naderende onweer?
„Goedemorgen. Vandaag ga je werken”, zegt de wekker. „Werken is goed voor je. Je gaat naar buiten, je maakt een leuk praatje, je voelt je nuttig. Een gezond zelfbeeld is goed voor je.” Job luistert niet naar zijn wekker, dat doet niemand. Na het ontwaken wordt hij ingesteld en ook al zegt iedereen dat je daar niets van kunt merken, Job wil er zijn aandacht bij hebben. Hij is ervan overtuigd dat hij het wél voelt.
Als zijn regulator hem doormeet, ervaart hij lichtheid in zijn hoofd. Als daarna correcties plaatsvinden, kriebelt het alsof iemand met een pincet kleine splintertjes uit zijn hersenen verwijdert. Het duurt een paar minuten, daarna is hij helemaal klaar voor de nieuwe dag: zijn ochtendhumeur is onderdrukt, hij is opgewekt, sociaal en vol ijver.
„Het is een prachtige ochtend, maar er is wel een kans op onweer”, groet de voordeur als Job naar buiten gaat. „Trek je jas aan. Ik adviseer om de eerste haltes te gaan lopen, wandelen is goed voor je.”
De bushalte is om de hoek. Als Job in de rij aansluit, arriveert net de bus. Het is net als altijd: vol als een sardineblik. „We hebben ruimte voor drie personen”, meldt de bushalte.
Job krijgt geen prioriteit, hij voelt onmiddellijk de lichte jeuk van de halte die zijn regulator instrueert. Voordat zijn frustratie zich kan ontwikkelen, komt het vervangende gevoel op: blijdschap voor reizigers die wél mee kunnen. Gestimuleerd besluit hij vandaag het hele stuk naar kantoor te voet te gaan. Hij houdt niet van drukte in de bus, bovendien is wandelen goed voor hem. In hem groeit het verlangen om zijn besluit te delen met de vrouw die voor hem in de rij staat: „Ik ga maar eens lopen vandaag. Het is mooi weer en een beetje lichaamsbeweging kan geen kwaad.”
„Maar het kan gaan onweren”, meldt de vrouw. De vertraging in haar reactie door haar actieve regulator is bijna onmerkbaar klein. „Zorgt u er wel voor dat u kunt schuilen als het gaat regenen?”
„Dank u voor uw bezorgdheid”, antwoordt Job. „Dat waardeer ik.” Terwijl hij de rij verlaat, voelt hij de warme gloed van beloning: hij heeft zijn autistische aanleg goed gecompenseerd.
De man die hem bij de schouder raakt op het moment dat hij de rij verlaat, had hij niet gezien. De magere jongeling rent bijna, het is daardoor een stevige botsing. „Fuck off, slice”, snauwt de man in een plat Engels. Hij geeft een duw waardoor Job bijna omvalt.
Job kijkt zijn aanvaller geschokt na. Die is ongereguleerd, schiet het door hem heen. Een verdwaalde toerist? Een zeeman? Ze zeggen dat er soms mensen in de stad rondlopen uit sociaal achtergebleven landen, maar Job heeft er nooit eerder een ontmoet.
De regulator moet hard werken, het lijken wel speldenprikken. De primaire reflex is razendsnel onderdrukt, net als de opkomende scheldpartij – driftaanvallen zijn niet goed voor je en bovendien sociaal ongewenst. In plaats daarvan voelt Job medelijden met de vreemdeling die net om de hoek verdwijnt. Haast én schelden én agressie – wat moet die man ongelukkig zijn!
Job voelt zijn hartslag dalen, vriendelijke rust doortrekt hem. De jeuk die hij nu aan zijn linkerslaap voelt, kent hij: het is de regulator die een gevaarlijke persoon meldt aan de centrale. Verantwoordelijkheid nemen is goed voor je, weet Job, hij ervaart de bijbehorende voldoening.
Terwijl hij verder loopt naar het kantoor, doortrekt diep geluk hem. Hij herkent het nauwelijks, het voelt niet anders dan op andere dagen.
De eerste donderslag kondigt de weeromslag aan. Het voorspelde onweer nadert…