„Wonen we hier nog wel veilig?” Dat is dezer dagen de hoofdvraag die veel inwoners van Den Dolder bezighoudt. De vraag klinkt op bewonersbijeenkomsten, in telefoontjes naar de gemeente en naar de bewonersvereniging. Hoe waakzaam moeten ze zijn? Kunnen ze nog wel zonder risico winkelen? ‘s Avonds alleen naar het station?
De vraag speelt sinds afgelopen donderdag. Toen werd overdag een 76-jarige bewoonster op weg van het dorpscentrum naar huis met een mes aangevallen door een 27-jarige man en overleed. De verdachte werd diezelfde avond aangehouden op steenworp afstand in de kliniek waar hij verbleef: Wier+, een kliniek voor mensen met een licht verstandelijke beperking en psychiatrische stoornissen.
En het voelt voor inwoners alsof de geschiedenis zich herhaalt want Wier+ is onderdeel van zorginstelling Fivoor, die ook Michael P. behandelde. Die doodde in 2017 de 25-jarige Anne Faber, in de buurt van hetzelfde instellingsterrein. Gegrift in het geheugen van elke Doldenaar.
Fivoor heeft laten weten de nieuwe zaak te onderzoeken. En ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zegt een onafhankelijk onderzoek in te stellen, vanwege de „grote maatschappelijke commotie”. Intussen is al wel duidelijk dat de patiënt op het moment van behandeling niet onder justitie viel en dus niet – zoals Michael P. destijds – was opgenomen vanwege van een strafrechtelijke maatregel. Ook was hij volgens Fivoor op dat moment met toestemming buiten de kliniek. Zo’n verlof beoordeelt de instelling altijd „zorgvuldig”, aldus Fivoor. „Op basis van richtlijnen en professionele inschattingen.” Meer wil de instelling vanwege privacy over de verdachte niet kwijt.
Gerechtelijke zorgmachtiging
Volgens media zat de patiënt in Dolder vanwege een door de rechter afgegeven zorgmachtiging. Hij zou, schrijft het AD, in 2022 en 2023 in zijn woonplaats Heerhugowaard meermaals willekeurige voorbijgangers hebben gestompt in het gezicht. Volgens het betreffende rechtbankverslag zou hij lijden aan „sociale angst en psychose, een autismestoornis en een verstandelijke beperking” en met „wraakfantasieën” kampen en met „de ernstige overtuiging dat geweld in sommige situaties goed is”. Het Openbaar Ministerie zou zijn zaak volgens de krant hebben geseponeerd vanwege zijn complexe psychiatrische stoornis, waarna hij met een zorgmachtiging gedwongen bij Fivoor in Den Dolder werd geplaatst.
Een „enorme schok” noemen alle betrokkenen, van kliniek tot burgemeester en omwonenden, het nieuwe incident. „Tragisch” ook, omdat het slachtoffer woonde pal naast de kliniek en een bekende was in de gemeenschap. Ze was actief als vrijwilliger en heeft ook in de klankbordgroep gezeten die was opgericht om de relatie tussen bewoners, gemeente en kliniek te verbeteren. Na het trauma van 2017 wilde een deel van het dorp patiënten uit Den Dolder zo snel mogelijk zien verdwijnen. Anderen – onder wie zij – wilde daarnaast ook investeren in wederzijds begrip.
Dat begrip staan nu verder onder druk, want met dit nieuwe incident is het antwoord op de vraag ‘wonen we hier nog wel veilig’ nu wel gegeven, meent Belangenvereniging Den Dolder (BDD), een bewonersvereniging met ruim tweehonderd leden. „Kennelijk niet”, schreef inwoner en voorzitter Hetty Beekman namens de vereniging deze week aan het gemeentebestuur van Zeist. „We zijn ervan overtuigd dat Fivoor na de moord op Anne Faber hard heeft gewerkt om de veiligheid in Den Dolder te verbeteren, maar het is kennelijk niet genoeg geweest.”
Buurtcoaches
De laatste jaren ging het met de relatie tussen de kliniek en omwonenden best goed. Winkeliers in het dorp betrapten nog wel eens een patiënt op diefstal, maar grote incidenten bleven uit. Het aantal overlastmeldingen daalde, mede door het verscherpte toezicht, de aanstelling van buurtcoaches, en ook de klankbordgroep speelde daarbij een rol.
Maar tegelijkertijd is een deel van de omwonenden altijd angstig gebleven, zegt Beekman van BDD. „Die liepen niet graag meer alleen in het bos bij het instellingsterrein. Die zaten niet graag ’s avonds op het station.”
Deze bewoners accepteerden het omdat met Fivoor harde afspraken waren gemaakt over vertrek van de instelling, zegt Beekman. Bedoeling is dat alle drie de klinieken op het terrein per 1 januari 2027 zijn verdwenen om plaats te maken voor zo’n vierhonderd woningen – de grond is al verkocht. „Dus wij hebben altijd gedacht: oké, met een einddatum in zicht, kunnen we het nog even volhouden.”
Potentiele locaties
Maar eerder dit jaar bleek al dat Fivoor zo’n vertrek in 2027 niet gaat halen, omdat gemeenten de klinieken liever niet in hun omgeving verwelkomen. Al twintig potentiële locaties in de regio vielen af, waaronder eentje in Zeist, de eigen gemeente, waar de gemeenteraad onlangs in een voorbereidingsbesluit vaststelde de regie te willen houden op de vestiging van forensische zorg.
Om Fivoor te helpen wegkomen voerde de gemeente Zeist daarna wel een onderzoek uit naar potentiële locaties in zowat heel Midden-Nederland. De publicatie daarvan stond deze maand gepland, maar die zal – vanwege dit nieuwe incident – vermoedelijk later worden, aldus een gemeentewoordvoerder.
Maar omwonenden willen niet langer wachten, zegt Beekman. De bewonersvereniging pleit voor een strenger verlofbeleid en een directe opnamestop, zodat de kliniek over anderhalf jaar nagenoeg leeg staat – de gemiddelde patiënt in Den Dolder verblijft er achttien maanden. Desnoods de kliniek in kleinere delen verhuizen over meerdere locaties, zegt Beekman, om de ‘pijn’ te verdelen. „Het is nu echt genoeg geweest. Wij willen niet continu in angst en onzekerheid leven.”
Lees ook
„Vertrouwen? Laat de kliniek dat eerst maar eens verdienen”
„Wonen we hier nog wel veilig?” Dat is dezer dagen de hoofdvraag die veel inwoners van Den Dolder bezighoudt. De vraag klinkt op bewonersbijeenkomsten, in telefoontjes naar de gemeente en naar de bewonersvereniging. Hoe waakzaam moeten ze zijn? Kunnen ze nog wel zonder risico winkelen? ‘s Avonds alleen naar het station?
De vraag speelt sinds afgelopen donderdag. Toen werd overdag een 76-jarige bewoonster op weg van het dorpscentrum naar huis met een mes aangevallen door een 27-jarige man en overleed. De verdachte werd diezelfde avond aangehouden op steenworp afstand in de kliniek waar hij verbleef: Wier+, een kliniek voor mensen met een licht verstandelijke beperking en psychiatrische stoornissen.
En het voelt voor inwoners alsof de geschiedenis zich herhaalt want Wier+ is onderdeel van zorginstelling Fivoor, die ook Michael P. behandelde. Die doodde in 2017 de 25-jarige Anne Faber, in de buurt van hetzelfde instellingsterrein. Gegrift in het geheugen van elke Doldenaar.
Fivoor heeft laten weten de nieuwe zaak te onderzoeken. En ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zegt een onafhankelijk onderzoek in te stellen, vanwege de „grote maatschappelijke commotie”. Intussen is al wel duidelijk dat de patiënt op het moment van behandeling niet onder justitie viel en dus niet – zoals Michael P. destijds – was opgenomen vanwege van een strafrechtelijke maatregel. Ook was hij volgens Fivoor op dat moment met toestemming buiten de kliniek. Zo’n verlof beoordeelt de instelling altijd „zorgvuldig”, aldus Fivoor. „Op basis van richtlijnen en professionele inschattingen.” Meer wil de instelling vanwege privacy over de verdachte niet kwijt.
Gerechtelijke zorgmachtiging
Volgens media zat de patiënt in Dolder vanwege een door de rechter afgegeven zorgmachtiging. Hij zou, schrijft het AD, in 2022 en 2023 in zijn woonplaats Heerhugowaard meermaals willekeurige voorbijgangers hebben gestompt in het gezicht. Volgens het betreffende rechtbankverslag zou hij lijden aan „sociale angst en psychose, een autismestoornis en een verstandelijke beperking” en met „wraakfantasieën” kampen en met „de ernstige overtuiging dat geweld in sommige situaties goed is”. Het Openbaar Ministerie zou zijn zaak volgens de krant hebben geseponeerd vanwege zijn complexe psychiatrische stoornis, waarna hij met een zorgmachtiging gedwongen bij Fivoor in Den Dolder werd geplaatst.
Een „enorme schok” noemen alle betrokkenen, van kliniek tot burgemeester en omwonenden, het nieuwe incident. „Tragisch” ook, omdat het slachtoffer woonde pal naast de kliniek en een bekende was in de gemeenschap. Ze was actief als vrijwilliger en heeft ook in de klankbordgroep gezeten die was opgericht om de relatie tussen bewoners, gemeente en kliniek te verbeteren. Na het trauma van 2017 wilde een deel van het dorp patiënten uit Den Dolder zo snel mogelijk zien verdwijnen. Anderen – onder wie zij – wilde daarnaast ook investeren in wederzijds begrip.
Dat begrip staan nu verder onder druk, want met dit nieuwe incident is het antwoord op de vraag ‘wonen we hier nog wel veilig’ nu wel gegeven, meent Belangenvereniging Den Dolder (BDD), een bewonersvereniging met ruim tweehonderd leden. „Kennelijk niet”, schreef inwoner en voorzitter Hetty Beekman namens de vereniging deze week aan het gemeentebestuur van Zeist. „We zijn ervan overtuigd dat Fivoor na de moord op Anne Faber hard heeft gewerkt om de veiligheid in Den Dolder te verbeteren, maar het is kennelijk niet genoeg geweest.”
Buurtcoaches
De laatste jaren ging het met de relatie tussen de kliniek en omwonenden best goed. Winkeliers in het dorp betrapten nog wel eens een patiënt op diefstal, maar grote incidenten bleven uit. Het aantal overlastmeldingen daalde, mede door het verscherpte toezicht, de aanstelling van buurtcoaches, en ook de klankbordgroep speelde daarbij een rol.
Maar tegelijkertijd is een deel van de omwonenden altijd angstig gebleven, zegt Beekman van BDD. „Die liepen niet graag meer alleen in het bos bij het instellingsterrein. Die zaten niet graag ’s avonds op het station.”
Deze bewoners accepteerden het omdat met Fivoor harde afspraken waren gemaakt over vertrek van de instelling, zegt Beekman. Bedoeling is dat alle drie de klinieken op het terrein per 1 januari 2027 zijn verdwenen om plaats te maken voor zo’n vierhonderd woningen – de grond is al verkocht. „Dus wij hebben altijd gedacht: oké, met een einddatum in zicht, kunnen we het nog even volhouden.”
Potentiele locaties
Maar eerder dit jaar bleek al dat Fivoor zo’n vertrek in 2027 niet gaat halen, omdat gemeenten de klinieken liever niet in hun omgeving verwelkomen. Al twintig potentiële locaties in de regio vielen af, waaronder eentje in Zeist, de eigen gemeente, waar de gemeenteraad onlangs in een voorbereidingsbesluit vaststelde de regie te willen houden op de vestiging van forensische zorg.
Om Fivoor te helpen wegkomen voerde de gemeente Zeist daarna wel een onderzoek uit naar potentiële locaties in zowat heel Midden-Nederland. De publicatie daarvan stond deze maand gepland, maar die zal – vanwege dit nieuwe incident – vermoedelijk later worden, aldus een gemeentewoordvoerder.
Maar omwonenden willen niet langer wachten, zegt Beekman. De bewonersvereniging pleit voor een strenger verlofbeleid en een directe opnamestop, zodat de kliniek over anderhalf jaar nagenoeg leeg staat – de gemiddelde patiënt in Den Dolder verblijft er achttien maanden. Desnoods de kliniek in kleinere delen verhuizen over meerdere locaties, zegt Beekman, om de ‘pijn’ te verdelen. „Het is nu echt genoeg geweest. Wij willen niet continu in angst en onzekerheid leven.”
Lees ook
„Vertrouwen? Laat de kliniek dat eerst maar eens verdienen”
Het Rotterdams Transkoor zingt vrij laag. De stem van trans mannen verandert vanzelf na hormooninjecties. Ze krijgen de baard in keel, net als jongens in de puberteit. Bij trans vrouwen werkt het anders. Hun lichaam verandert na oestrogeeninjecties, maar hun stem niet. Zij kunnen hooguit iets bijsturen met logopedie.
Het is zoals het is. Het maakt niemand iets uit. Alle leden houden van het koor, dat acht jaar bestaat. Het is waarschijnlijk het enige trans koor van Nederland. Het 8-jarig bestaan is net gevierd met familieleden en vrienden. Ze praten er over na in een kring op de locatie in Rotterdam-Zuid.
Het feestelijke optreden was spannend, er gingen een paar dingen mis. Een plug schoot opeens los uit de elektrische piano, iemand wist met een snoekduik het euvel te verhelpen. Het meeste ging goed: niemand viel van het podium. Het publiek, vooral familie en vrienden, ging uit z’n dak. Er werd prachtig gezongen. En vrijwel iedereen voelde zich op z’n gemak.
Dat laatste is het belangrijkste want alle koorleden zijn bekend met een intens gevoel van ongemak. Spreek met hen en je leert dat het ongemak uit veel facetten bestaat: het is het gevoel niet te kunnen zijn wie je bent. Het is het uit de kast komen als transgender persoon of als queer en de reactie daarop van anderen: ouders, familie, vrienden, bekenden en onbekenden. En het is het lange en vaak moeizame traject van worden wie je wél bent.
Alle leden houden van het koor, dat acht jaar bestaat
Er is geen ongemak op de donderdagavonden. Dat maakt die avonden zo belangrijk voor de koorleden. „Het is voor mij een verademing een ruimte binnen te komen en niet de enige in iets te zijn”, zegt Lenn Vlassak (31).
„We delen allemaal het transgender-aspect”, zegt Skylar Neeleman (25).
„Ook voor je transitie kan je bij het koor al zijn wie je wil zijn”, zegt Reno de Vries (33).
„Vervelende vragen die ik krijg van buitenstaanders, vertel ik aan de anderen op donderdagavond”, zegt Marion Ter Meer (76). „Dan ben ik het kwijt.”
Eenheid smeden
Het koor werd opgericht door een paar transgender personen (de organisatie vindt het woord transgenders te hard klinken) die het leuk vonden om niet alleen met elkaar te praten maar ook iets te doen: zingen bijvoorbeeld. Zangdocente en zangeres Nadja Voigt ging het koor leiden. De leden lopen met haar weg omdat ze goed lesgeeft en tegelijkertijd een groep zangers die zeer uiteenloopt in leeftijd en achtergrond steeds tot een eenheid wist te smeden. Ze heeft oog voor gevoeligheden, onzekerheden en misverstanden die kunnen ontstaan.
Het koor is onderdeel van het Expertisecentrum Seksualiteit, Sekswerk en Mensenhandel (ESSM), dat valt onder stichting Humanitas. Het centrum biedt hulpverlening aan mensen met een lhbtqiap+-achtergrond uit Rotterdam. Zo zijn er supportgroepen en is er persoonlijke begeleiding. Er is een supportgroep voor trans mannen, één voor trans vrouwen, één voor jongeren vanaf middelbareschoolleeftijd en een groep voor naasten en partners. En er is een tussengroep voor zoekenden in hun seksualiteit, (gender)expressie en genderidentiteit, waar de vraag centraal staat: wie ben ik in deze heteronormatieve samenleving? En, o ja, er is ook nog een huiskamer voor lhbtqiap+-jongeren vanaf zestien, The Hang-Out 010, op een geheime plek in Rotterdam.
We delen allemaal het transgender-aspect
Mat Schellekens is coördinator van het Transkoor en bewaakt de koorleden zoals een kip haar kuikens. Want juist de mensen die nog niet helemaal doorvoelen dat ze kunnen zijn wie ze zijn, kunnen in een kwetsbare positie zitten, zegt hij. Tegelijkertijd wil hij ze niet verstoppen want dat is nergens voor nodig. „Het zijn juist vaak sterke mensen.” Bovendien, er zijn meer mensen die baat hebben bij het Transkoor, denkt hij. En die moeten weten dat het bestaat. „Het is een plek waar je jezelf kunt zijn, waar iedereen de juiste voornaamwoorden gebruikt. Mensen komen omdat ze het leuk vinden, niet omdat ze hulp nodig hebben.”
Geen uitleg nodig
Die praatgroepen zijn fijn in het begin, zegt trans man Reno de Vries (33). Vlak voor en tijdens zijn transitie voelde hij zich vaak onbegrepen en kon daar zijn hart luchten bij mensen die geen uitleg nodig hadden. Tegelijkertijd ging het in die groepen vooral over problemen. Bij het koor is daar ook ruimte voor maar door het zingen is het veel lichter. Tussendoor steun je elkaar, zegt hij.
Mensen komen omdat ze het leuk vinden, niet omdat ze hulp nodig hebben
Het koor is ook een vriendengroep. Reno ging tegelijk met twee koorleden in transitie. Ze bezochten elkaar als ze aan het herstellen waren van een operatie. Maar ook de periode ervoor was fijn, zegt Reno. Als je aan een transitie begint, heb je zoveel vragen. Bij het koor waren mensen al verder. Die konden uitleggen.
Trans man Skylar vond het fijn dat hij bij het koor kon zien hoe het eruit zou kunnen zien. Hij was 16 toen hij bij het koor kwam en dat was nog voor zijn transitie. „Ik was toen de jongste, voelde me erg welkom. En de anderen waren bezorgd over me. Ik mocht niet alleen op de fiets naar huis.”
Voor Lenn Vlassak (31) betekent het koor een ruimte in kunnen lopen zonder de uitzondering te zijn. „Iedereen kan honderd procent zichzelf zijn. Iedereen weet hoe het voelt om dat niet te kunnen en kent de worsteling om daar uit te komen.” Lenn is non-binair en had daar tot drie geleden zelf nooit van gehoord, maar wel een onbestemd gevoel van onbehagen. „Het ging in een podcast over non-binair en ik dacht: dát ben ik.”
Trans mensen krijgen relatief vaak te maken met onbegrip van naaste familie en vrienden. Voor veel leden is het koor een chosen family, zegt Mat Schellekens. Reno heeft het geluk, zegt hij, dat zijn familie hem steunt. Lenn vertelde aan vrienden en familie ruim twee jaar geleden dat die non-binair is. Dat betekende afscheid van de gehele familie én vrienden, op diens partner en één vriendin na. Lenn komt uit een klein dorp, net over de grens met België, waar iedereen elkaar kent. „Voor mijn moeder voelde mijn outing als bedrog, mijn vader, broer en de rest van de familie volgden haar daarin”, zegt Lenn. „Ik heb daar veel verdriet van, ik ben een familiemens.” Lenn woonde toen al in Rotterdam. „Daar vond ik een omgeving waarbinnen ik gevierd werd, niet getolereerd.”
Ook trans vrouw Marion Ter Meer (76) ziet tot haar verdriet haar kinderen en ex-vrouw niet meer. Zij leefde haar hele leven als man en kleedde zich alleen binnenshuis soms als vrouw. Ze besloot pas na haar pensionering in transitie te gaan. Pas toen ze niet meer werkte, had ze het gevoel dat het kon. Het leidde volgens haar tot de scheiding met de vrouw die ze liefhad. Zeven jaar geleden kwam ze naar Rotterdam om een nieuw leven te beginnen. Op zoek naar contact kwam ze bij het koor terecht.
Reno heeft het geluk, zegt hij, dat zijn familie hem steunt
Een zegen, zegt ze. De leden begrijpen elkaar. Een man in de seniorenflat waar ze woont, vroeg in de lift botweg wat ze nou was; een man of een vrouw. Ze voelde woede maar kon niets uitbrengen. Ze kon het delen met het koor. Overigens zette ze hem later en plein public vakkundig te kakken in de gemeenschappelijke ruimte van de flat. Daar konden ze dan bij het koor weer hartelijk om lachen.
Transgender personen herkennen die situaties. Lenn zegt dat die het aanvankelijk weglachte. Nu geeft die aan met welke voornaamwoorden die aangesproken wil worden. „Als ze zeggen: ‘ik ga m’n best doen’, zeg ik: ‘ik weet zeker dat het je lukt’.” Met impertinente vragen gaat Lenn tegenwoordig confrontatie niet uit de weg. „Als iemand vraagt wat ik in mijn broek heb, zegt ik: ‘ik vraag toch ook niet hoe lang jouw piemel is’. Dan is het meestal klaar.”
Het is ook een generatiekwestie, denkt Marion. Ook al is ze zelf trans, ze heeft moeite met de voornaamwoorden van queers en alle Engelse woorden waar jongeren mee komen. „Zij hebben hun leven, ik het mijne. Ik heb geleerd dat ik queers gewoon bij de voornaam moet noemen, dan kan je geen fout maken.”
Bitterballen
Koorleden die een geslachtsbevestigende operatie ondergaan, krijgen extra steun. Marion onderging verschillende operaties voor haar transitie die niet allemaal goed gingen. Ze had veel pijn en moest lang herstellen. „Het medeleven, de kaarten en appjes van de koorleden deden me toen erg goed.”
Op een gegeven moment dacht Reno: ik heb het koor niet meer nodig. Hij was wie hij wilde zijn. Hij zag er ook zo uit. Er was niemand die dat in twijfel trok. Hij dacht: als ik stop kom ik ook helemaal geen mensen meer tegen zoals ik. Hij bleef.
Marion voelde zich het afgelopen jaar opeens wat te oud worden voor het koor. Ze kende de liedjes die werden gezongen niet, ze had moeite die onbekende teksten uit haar hoofd te leren. Maar opstappen wilde ze niet. Ze zit nu in het bestuur en komt niet meer elke week, maar wel regelmatig. „Dan neem ik m’n airfryer mee en bak ik bitterballen.”
In 1979 begon Berrie Hanselman als ‘uitluisteraar’, zoals dat destijds bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) heette. In die functie hoorde Hanselman via telefoontaps en afluistermicrofoons wat gewelddadige linkse extremisten van bijvoorbeeld de Revolutionaire Anti-Racistische Actie (RaRa), elkaar zoal te vertellen hadden – zoals in de zomer van 1987.
René Roemersma, RaRa-voorman, was woedend geworden. Een aanslag met een brandbom op een Shell-station in Nieuwegein had niet de gehoopte media-aandacht gegenereerd. „Dan maar iets groters, riep Roemersma”, vertelt Hanselman (74). Een week later ging een groot opslagpunt van Shell-produkten in Alphen aan den Rijn in vlammen op. Een legitiem doelwit voor RaRa vanwege de investeringen van de multinational in het Zuid-Afrikaans apartheidsregime. Op het terrein lagen gasflessen en 600.000 liter aan dieselolie en benzine opgeslagen. Deze actie, waarvan Hanselman en diens BVD-collega’ s de haastige voorbereidingen hadden gemist, oogstte wel de nodige aandacht – en hoe. „Als de wind vanuit een andere richting had geblazen en alles was geëxplodeerd, was een hele woonwijk weggevaagd”, vertelt Hanselman.
De sinds 2017 gepensioneerde medewerker van de geheime dienst (inmiddels AIVD geheten) promoveert deze vrijdag op links-extremisme in Nederland en de aanpak daarvan door de overheid. Hanselman werd door de afluisterpraktijken gegrepen door het onderwerp: „Als je alle emoties hoort, komen die veel meer binnen dan een schriftelijk verslag van een emotioneel gesprek”, vertelt hij.
Na 1979 zou de AIVD’er bijna veertig jaar het uitdijend universum van extremistische anti-apartheidsstrijders, antifascisten, krakers, anti-imperialisten, dierenextremisten, en strijders tegen een streng asielbeleid in kaart brengen. In de periode 1969-2010 ondernamen deze groepen ongeveer 85 gewelddadige acties, leert een overzicht achterin het proefschrift . Vaak ging het om kleinere branden en vernielingen, soms om veel zwaardere aanslagen.
Eind 1991 werd bijvoorbeeld de achtermuur van het huis van PvdA-politicus Aad Kosto, toen staatssecretaris voor Asiel, opgeblazen. Extremisten van RaRa hadden een zwaar explosief bij de woning in Grootschermer laten afgaan. Kosto was niet thuis, maar foto’s van een toegesnelde en geschrokken staatssecretaris, zijn kat stevig omklemmend, gingen de wereld over.
Voor mijn onderzoek was sprake van een kennislacune over links-extremisme. De oogst van inlichtingen – zoals observaties en infiltraties – verhelpt dit nu deels
Hanselmans carrière groeide mee met het links-extremisme. De AIVD-analist werd dé vraagbaak voor gemeenten, Rijk en Europese Commissie. In zijn analyses hamerde hij op het onderscheid tussen goedwillende wereldverbeteraars en extremisten, die met geweld de rechtsorde overschreden. Het was deze laatste groep die door de AIVD werd geobserveerd, afgeluisterd en geinfiltreerd.
Hanselman deed veel meer dan analyseren. Hij schreef mee aan ‘ambtsberichten’ van de AIVD voor het Openbaar Ministerie als het extremisten wilde vervolgen. Ook adviseerde hij burgemeesters hoe om te gaan met demonstraties van antifascisten. Voor de dienst schreef hij brochures over links-extremisme.
Repressie
Nu is er dus een proefschrift van Hanselman. In Links geweld: de invloed van interne discussie en overheidsrespons vraagt de promovendus zich onder meer af wat overheidsrepressie (politie) en infiltratie (BVD/AIVD) bijdroegen aan de neergang van het links-extremisme in Nederland. Gewelddadige groepen zoals RaRa en de Rode Jeugd bestaan immers niet meer, het aantal geweldsincidenten nam sterk af. Hanselmans niet al te verrassende conclusie over de repressie luidt: die was „effectief” – al hebben ook andere factoren, zoals interne onenigheden en onderling wantrouwen onder activisten, bijgedragen.
Toch is het een opmerkelijk proefschrift, dat Hanselman vrijdagochtend verdedigt bij de relatief jonge richting Inlichtingenstudies in Leiden. Het gebeurt niet elke dag dat een oud-AIVD’er op ‘zijn’ onderwerp promoveert en inkijkjes geeft in eigen werk en ‘doelwitten’ . Zo schrijft Hanselman dat de dienst zich in 2008 bij het ministerie van Binnenlandse Zaken beklaagde over een nieuw ‘businessmodel’ van antifascisten. Die maakten hun Wob-aanvragen (Wet openbaarheid van bestuur) aan gemeenten expres zó ingewikkeld dat die niet binnen de wettelijke termijnen konden reageren. „Boetes daarvoor konden oplopen tot bijna 1.200 euro per keer. Die moesten aan de aanvragers, in dit geval de antifascisten, worden betaald”, vertelt Hanselman, nog steeds zichtbaar verontwaardigd. Na de klachten van de AIVD, maar ook na berichten over misbruik door commerciële partijen, stelde minister Guusje ter Horst (PvdA) paal en perk aan deze praktijken.
Hanselmans proefschrift behandelt ook de aanslag op LPF-politicus Pim Fortuyn, op 6 mei 2002. Hij karakteriseert de drijfveren van de milieu-activist Volkert van der Graaf, de moordenaar van Fortuyn, anders dan het OM. Het ministerie wees tijdens het strafproces op politiek-ideologische motieven. Hanselman spreekt juist van een „a-politieke” eenling, gedreven door dierenliefde.
Het proefschrift valt verder op door een rijkdom aan bronnen. De auteur wist precies welke stukken (analyses, nota’s, notulen, vertrouwelijke brieven aan burgemeesters) in de AIVD-archieven te vinden waren en welke kans zouden maken op publicatie na een Wob-procedure. „Door mijn voorkennis heb ik veel meer informatie boven tafel kunnen krijgen dan andere onderzoekers hadden gekund”, schrijft Hanselman in zijn proefschrift.
Veel minder scheutig is de oud-analist met het beschrijven van de eigen rol in de totstandkoming van al die bronnen. Zijn bijdragen komen in het proefschrift meestal niet, of slechts summier, aan de orde. Maar: „Vanaf 1992, toen ik analist was geworden, schreef ik al die stukken zelf”, vertelt Hanselman aan NRC in een Haags hotel.
Had uw proefschrift niet transparanter moeten zijn over uw eigen rol destijds?
„Transparantie is een moeilijk begrip in de inlichtingenwereld. In overleg met mijn promotoren Paul Abels [oud-hoogleraar Inlichtingenstudies] en Jelle van Buuren [universitair hoofddocent aan het Institute of Security and Global Affairs van de Leidse universiteit] waren we het snel eens dat ik afstand zou bewaren tot het materiaal. Ik wilde mijn eigen rol niet al te groot maken, mezelf niet op de voorgrond plaatsen.
„Het materiaal moest vooropstaan, concludeerden we. Juist dat had meerwaarde. Er bestond voorafgaand aan mijn onderzoek een grote kennislacune over links-extremisme, vanouds een gesloten wereld. De oogst van inlichtingenmiddelen – zoals observeren, afluisteren, infiltreren – verhelpt dit hiaat nu deels. Daarbij heb ik die informatie zoveel mogelijk bevestigd en aangevuld met open bronnen zoals mediaberichten, interviews van activisten zelf, artikelen in hun bladen, en allerlei studies.
We kenden Van der Graaf alleen van twee aangiftes die hij voor 2002 had gedaan tegen boze boeren die hem hadden bedreigd
Liet u ook anderen het materiaal van uzelf beoordelen?
,,Ja, mijn promotoren keken mee. Paul Abels heeft decennia lang voor BVD en AIVD gewerkt en beschikt over heel veel ervaring met het interpreteren van dergelijk materiaal. Jelle van Buuren verkeerde in zijn jongere jaren enige tijd in de anti-imperialistische periferie van RaRa en kende daarom mogelijk ook haar voorman Roemersma persoonlijk. Van Buuren kon dus vanuit zijn eigen activistische ervaring en verleden het materiaal beoordelen.”
Misschien schreef u ook weinig expliciet over uw eigen rol om een kritische reactie van uw voormalig werkgever op uw proefschrift te voorkomen?
„Nee, ik had mijn eigen afwegingen om mijzelf niet op de voorgrond te plaatsen. Wel is het zo dat de nieuwe generatie van de dienst alles supergeheim wil houden, ook wat zich veertig jaar geleden afspeelde. Niet voor niets bepleit ik in een van mijn promotiestellingen een veel minder krampachtige omgang met inlichtingenmateriaal. Dat kan het wantrouwen over de diensten verminderen.”
Ook in de zaak-Volkert van der Graaf houdt u uw eigen rol klein. U beschrijft de moordenaar van Fortuyn als een ‘a-politieke’ extremist die buiten de scope van uw dienst viel. Laat u daarmee uzelf en de dienst niet makkelijk wegkomen?
„De realiteit van 2002 was nu eenmaal dat de meeste dierenactivisten a-politiek waren. De golf van vernielingen uit meer ideologisch gemotiveerde hoek was rond 1998 gestopt. Daarna keken we als dienst niet meer naar milieu- en dierenextremisme. Van der Graaf viel in de categorie activisten die overbleef: ideologisch neutraal, emotioneel, gedreven door dierenliefde. We kenden hem alleen van twee aangiftes die hij voor 2002 had gedaan tegen boze boeren die hem hadden bedreigd vanwege juridische procedures die hij tegen ze voerde.
„De dierenliefde van Van der Graaf stond haaks op de, laten we zeggen ‘weinig diervriendelijke’ inzet van Fortuyn. Die wilde fabrieken laten bouwen, zei hij, waar koeien aan de ene kant erin gingen en aan de andere kant eruit kwamen als rookvlees. Dat triggerde Van der Graaf, concludeerde ook de dienst.”
Maar na de aanslag werd juist meer bekend over Van der Graafs omgang met politiek gelijkgezinden in een Wagenings woonoord waar veel linkse activisten kwamen. U neemt nieuw onderzoek van onder anderen publicist Johan Faber over het ideologische umfeld van Van der Graaf niet op in uw proefschrift. Wel handhaaft u uw oorspronkelijke inschatting als AIVD-analist en geeft vervolgens als promovendus dat oordeel een stempel van goedkeuring.
„Er was geen aanleiding om die inschatting te wijzigen. We waren al voor de aanslag op Fortuyn bij dat woonoord langsgeweest voor onderzoek naar de Ziedende Bintjes. Dat was een linkse club die experimentele aardappelvelden rond Wageningen rooide uit protest tegen genetische modificatie. Van der Graaf was daarin juist níét naar boven gekomen als betrokkene.
„Verder keek ik na de aanslag – op persoonlijke titel en niet als onderdeel van officieel AIVD-onderzoek – naar Van der Graafs eventuele betrokkenheid bij vijf grote branden, in jaren voorafgaand aan de moord, bij pluimveehouderijen en slachterijen in de buurt van Harderwijk. Daar woonde Van der Graaf toen. Serieuze aanwijzingen voor zijn betrokkenheid bij deze acties van dieren-extremisten van Rode Haan hebben echter nooit geleid tot nader onderzoek door het OM.”
U concludeert in uw proefschrift dat de overheid het links-extremisme ‘effectief’ heeft bestreden. Hier keurt de slager z’n eigen vlees, lijkt het.
Hanselman heeft bijna veertig jaar het uitdijend universum van antifascisten, krakers, asiel- en dierenextremisten in kaart gebracht
„In mijn proefschrift ben ik niet alleen maar positief. Ik laat ook zien hoe moeizaam die strijd aanvankelijk was omdat politie en AIVD langs elkaar heen werkten door tegengestelde belangen. De politie moest de openbare orde bewaken en wilde bij demonstraties of acties sneller ingrijpen, aanhouden of de wapenstok gebruiken.
„De dienst wilde juist voorkomen dat hierdoor activisten zouden radicaliseren en ondergronds zouden gaan. Ik moest geregeld ME en politie waarschuwen: ga nu niet knuppelen, dan worden de activisten voor ons onbereikbaar. Dat hielp niet altijd.
,,Onze matigende houding leidde overigens wel eens tot ongenoegen van bedrijven als Shell die geregeld mikpunt waren van acties. Die zeiden in het regulier overleg dat we met zulke bedrijven hadden, dat we als dienst niet hard genoeg optraden tegen activisten.
„Na pakweg het jaar 2000 lukte het steeds beter de tegengestelde belangen van dienst en politie op elkaar aan te laten sluiten. Ze overlegden beter met elkaar.”
Welke lessen kan de overheid trekken uit uw ervaringen en proefschrift?
„Enerzijds dat het aantal links-extremisten dat geweld wil gebruiken, destijds al klein was – hooguit enkele tientallen – en sindsdien nog kleiner is geworden. Veruit de meesten vinden geweld moreel verwerpelijk of onhandig, omdat je daarmee de aandacht van politie en justitie op jezelf vestigt.
„Anderzijds bieden goedwillende protestbewegingen altijd de kans aan kwaadwillenden om mee te liften. Zo zag ik op televisie en sociale media oude bekenden onder extremisten – antifascisten, anti-imperialisten – opduiken bij wegblokkades van Extinction Rebellion en pro-Palestijnse protesten bij universiteiten. Zo’n kleine extremistische kern is gehard en ervaren. Ze maakt zich uit de voeten voordat de politie blokkades of demonstraties heeft beëindigd. Goed inlichtingenwerk kan de politie helpen om de extremisten er bij voorbaat uit te halen, zodat ze niet mee kunnen doen aan de demonstraties.”
Worden de extremisten die u nu ziet opduiken, afgeluisterd door de AIVD?
„Ik mag hopen van wel. En ik denk ook van wel.”
Lees ook
Radicaal-links spreekt zich stevig uit op internet. Is er serieuze dreiging?