N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
In zijn artikel in NRC (17/10) veegt Adriaan van Es de vloer aan met de keuze van de Universiteit van Amsterdam – en andere universiteiten – om een deel van de hoorcolleges te vervangen door kennisclips. Het online aanbieden van hoorcolleges betekent een enorme verschraling van het onderwijs, aldus van Es. Zijn betoog zet universiteiten onterecht in de hoek.
Van Es stelt dat recent Nederlands onderzoek laat zien dat online onderwijs een negatief effect heeft op de leerresultaten. Ik ben zeer benieuwd welke doorwrochte studie dit dan heeft aangetoond. De UvA heeft voor haar ‘Visie blended onderwijs’ een omvangrijke literatuurstudie gedaan. Wetenschappelijk onderzoek toont juist aan dat online onderwijs resulteert in een diepgaande vorm van leren en leidt tot hoge prestaties en lage uitvalpercentages. Bovendien gaat het gepaard met een hoge tevredenheid van de studenten zelf. Voorwaarde is wel dat het online onderwijs goed doordacht wordt aangeboden. Effectief online onderwijs vereist meer dan uitsluitend het verplaatsen van een face-to-face cursus naar een online omgeving. Daar is echter inmiddels genoeg ervaring mee opgedaan en de UvA doet er veel aan om docenten hierbij adequaat te ondersteunen.
Waardevolle verrijking
Verder doet Van Es het voorkomen of de UvA af wil van alle hoorcolleges en – erger nog – het liefst volledig op online onderwijs wil overschakelen. Hij geeft dan wel een zeer merkwaardige samenvatting van de UvA-visie. Het uitgangspunt voor de UvA, zoals ook in de visie beschreven, is fysiek onderwijs op de campus. Op basis van wetenschappelijk onderzoek en de ervaringen tijdens de corona-periode is de UvA wel tot de conclusie gekomen dat digitale componenten een waardevolle verrijking van de leeromgeving zijn en kan bijdragen tot ‘studentsucces’.
Lees ook: College krijgen in een lokaal? Dat is niet meer voor te stellen
Digitale middelen kunnen bijdragen tot waardevoller on-campus onderwijs. Het is geen vervanging van fysiek onderwijs of een „vage didactische middenweg” zoals Van Es stelt, maar een krachtige manier om tot een effectievere balans tussen contacttijd en zelfstudie te komen. Het is een middel om juist het fysieke onderwijs naar een hoger plan te tillen (bijvoorbeeld omdat de studenten beter zijn voorbereid of omdat docenten beter weten welke delen van de stof extra uitleg behoeven). De inzet van digitale middelen als kennisclips en online quiz-tools kunnen ook het leerproces van studenten beter ondersteunen. Dit leidt tot meer inzicht in het eigen leertraject en effectievere leerstrategieën. Het gebruik van digitale leermiddelen leidt dus tot beter onderwijs en hoger studiesucces. Dit kan volgens de UvA alleen bereikt worden als digitale middelen onderdeel zijn van het campusonderwijs en er een gedegen didactisch model aan ten grondslag ligt.
De sweeping statements van Van Es doen geen recht aan de meerwaarde die online onderwijs wel degelijk kan hebben. Zijn betoog riekt naar conservatisme, terwijl blended onderwijs niet meer weg is te denken en een belangrijk deel van de studenten daar ook expliciet om vraagt. Het is beter om de energie te steken in hoe we het optimum kunnen vinden in de mix van fysiek en online onderwijs, zowel vanuit een didactisch model als vanuit studentperspectief.