In Heijplaat zijn ze niet snel onder de indruk van sirenes. De wijk ligt midden in de Rotterdamse haven, dus hij is wel wat gewend, zegt Joris Brasker (48) in zijn deuropening. „Er gebeurt wel eens wat.” Een hand die bekneld raakt bij een container, dat soort dingen. Maar donderdagochtend merkt Brasker aan de hoeveelheid geluid die de hulpdiensten produceren dat er iets groters aan de hand is. „Mijn zoon was net terug van de nachtdienst. Ik zei: ’t is nu goed raak.”
Vanuit zijn voortuintje kijkt Brasker zo op het terrein waar donderdagochtend een groot ongeluk plaatsvindt. In het ruim van het Belgische binnenvaartschip Ronny-O komen twee mensen om die staalplaten aan het laden en lossen zijn. Twee anderen raken zwaargewond. Het schip ligt in de Waalhaven aan de kade van overslagbedrijf C. Steinweg Group, een Rotterdamse multinational met meer dan zesduizend werknemers wereldwijd.
Na het ongeluk rukt de traumahelikopter uit, evenals meerdere ambulances. Over wat er precies gebeurd is, komt donderdag weinig naar buiten. De Nederlandse Arbeidsinspectie laat weten een onderzoek te zijn begonnen naar het ongeval. Hoelang dat gaat duren „ligt aan hoe snel de arbeidsinspecteurs hun werk kunnen doen”, zegt een woordvoerder.
Ook drie onderzoekers van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) zijn donderdag naar de Waalhaven afgereisd voor een verkennend onderzoek, een teken dat de raad het incident opmerkelijk vindt en wil bekijken of uit een verder onderzoek lessen getrokken kunnen worden. De directie van C. Steinweg laat via de website weten mee te leven met de getroffen families en werknemers.
Bij bedrijfsongevallen in Nederland vallen gemiddeld 62 doden per jaar, aldus de Arbeidsinspectie
Het ongeluk in de haven is vermoedelijk het dodelijkste bedrijfsongeval sinds februari 2024, toen er twee doden vielen bij de bouw van een brug over het Twentekanaal in Lochem. Een brugonderdeel raakte daar los en kwam terecht op twee werknemers.
Incidenten met één slachtoffer zijn minder zeldzaam: volgens cijfers van de Arbeidsinspectie over de periode 2019-2023 vallen er bij bedrijfsongevallen gemiddeld 62 doden per jaar. In 2023 waren het er zelfs 72. De meeste slachtoffers vallen in de bouw (20 procent), in de logistieke sector (20 procent) en in de industrie (15 procent).
Arbeidsmigranten
Relatief vaak gaat het volgens de Arbeidsinspectie om arbeidsmigranten die tijdelijk in Nederland verblijven. Zij werken vaak in de drie sectoren met de meeste ongelukken, kunnen bepaalde waarschuwingen of regels soms door taalbarrières niet begrijpen en zijn minder geneigd te klagen over onveilige werkomstandigheden.
De afgelopen vier weken vielen alleen al in Limburg vier doden op de werkvloer. Woensdag overleed een man bij een potgrondbedrijf in Wanssum, en eerder in juni raakte een man in Sittard bekneld bij een machineverhuurbedrijf, waarna hij in het ziekenhuis overleed. Juist donderdagochtend publiceerde regionale omroep L1 een artikel over het hoge aantal dodelijke slachtoffers in de provincie. De Arbeidsinspectie zei tegen de omroep dat sprake leek van toeval en er in 2025 in Nederland tot dusver geen sprake is van een trendbreuk.
Ook in de Waalhaven in Rotterdam zijn de afgelopen jaren slachtoffers gevallen. In 2024 viel een hei-installatie om, waarbij een werknemer omkwam, en in 2023 raakte een man bekneld tussen een aanhanger en een vrachtwagen.
Bij het terrein van C. Steinweg zijn tegen tien uur, ruim twee uur na het ongeluk, geen sporen meer te zien van wat zich daar die ochtend heeft afgespeeld. De traumahelikopter is weg en het bedrijf heeft vorkheftrucks vier containers laten neerzetten, die de plaats van het ongeluk afschermen van de openbare weg. Daarachter is alleen de hijskraan nog te zien waar het laden en lossen plaatsvond.
De fusiepartij van GroenLinks-PvdA komt er. Ad Melkert weet het. Hij zegt het ook zelf, in het kantoor van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) in Utrecht, waar hij voorzitter van is. Hij lacht een beetje. En hij zucht. „Althans”, zegt hij er dan toch bij: „Er is nu het principebesluit om die fusie te omarmen.”
Samen met oud-Tweede Kamervoorzitter Gerdi Verbeet en oud-PvdA-wethouder in Barendrecht Reshma Roopram is Melkert oprichter van Rood Vooruit, een groepje PvdA’ers met zo’n 1.100 ‘supporters’ die niets moeten hebben van die fusie. Een paar keer per jaar organiseert Rood Vooruit bijeenkomsten over de sociaal-democratie in het Utrechts Stedelijk Gymnasium. Een enkele keer kwamen daar meer dan tweehonderd mensen, op de laatste bijeenkomst, zaterdagmiddag 7 juni, waren er rond de vijftig. Veel oude mensen, maar ook twintigers, weinig ertussenin. Ze luisterden geconcentreerd naar lange verhalen over de arbeider die níet is verdwenen, en over ledendemocratie. Een oud-smelter van Hoogovens vertelde over de vakbond, waar hij bestuurder was.
Het was net voordat uit een ledenraadpleging bij GroenLinks en PvdA bleek dat een overgrote meerderheid van die leden vóór de fusie is: 89 procent van de GL-leden, van wie 63 procent stemde, en 88 procent van de PvdA’ers, van wie 59 procent meedeed aan het referendum.
Deze zaterdag houdt GroenLinks-PvdA een partijcongres in Nieuwegein en wat dáár nog te merken zal zijn van de anti-fusieclub Rood Vooruit is een lange rij moties, waarvan eentje als titel heeft: ‘Ontwaakt, verworpenen’. Het gaat over de grondslag van de „eventuele nieuwe partij”, die „eenduidig sociaal-democratisch” moet zijn.
We moeten als Rood Vooruit af van het idee dat we een externe groep zijn, we zijn gewoon onderdeel van de partij
Jong Rood Vooruit
Indiener van die motie is Stijn Maas (21), geschiedenisstudent en ook al lang betrokken bij Rood Vooruit. Hij stond er vaak op het podium en richtte Jong Rood Vooruit op. Stijn Maas gaat ervan uit dat de motie aangenomen wordt. „Met een goeie inleiding moet het lukken.” Die doet hij zelf. En hij hoopt op een rij insprekers bij de microfoon in die zaal die hem komen steunen.
In een gesprek met NRC klinkt Stijn Maas ook wel een beetje opgelucht. „Ik ben blij dat we de discussie over de fusie nu niet meer hoeven te voeren. Die fusie komt er. Dat is nu de werkelijkheid.” Wat hem betreft komt er „een heel grote streep” door het idee dat Rood Vooruit een „antifusiebeweging” is. Hij vindt dat het nu vooral „een soort geweten” moet zijn van de nieuwe partij. Rood Vooruit zou maatregelen en het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA moeten „toetsen” aan de sociaaldemocratie, en invloed uitoefenen „in commissies, en op de Tweede Kamerfractie”.
Sociaaldemocratie is voor hem dat je denkt vanuit „werkende Nederlanders”, die volgens hem „de basis van de samenleving” zijn, en dat je van daaruit politiek bedrijft. „Dat is waar de PvdA voor had moeten staan, maar dat vergeten we te doen. Al dertig jaar.” Sinds Wim Kok, die de ‘ideologische veren’ afschudde. Stijn Maas ziet een linkse beweging voor zich die niet „wordt weggezet als elitair”. Dat kan samen met GroenLinks, denkt Maas.
Hij zegt ook: „We moeten als Rood Vooruit af van het idee dat we een externe groep zijn, we zijn gewoon onderdeel van de partij en moeten onze plek daarin verdienen.”
Aanstekelijk enthousiasme
Het klinkt veel inschikkelijker dan het verhaal van Rood Vooruit-oprichter Reshma Roopram, in juni in Utrecht. Als de PvdA verdwijnt, zei ze op het podium, „is er de volgende dag een nieuwe Partij van de Arbeid”. De zaal was blij, er werd geklapt. Maar het was ook weer niet Rooprams bedoeling om een nieuwe partij aan te kondigen, zei ze later. Het idee van zo’n nieuwe PvdA, als de oude verdwijnt, hing heel lang boven het Rood Vooruit-initiatief. Melkert en Verbeet wilden het nooit helemaal uitsluiten en of het idee voorgoed van de baan is, blijft onduidelijk.
In zijn kantoor in Utrecht zegt Melkert, oud-minister en oud-partijleider van de PvdA, het zo: „Daar bestaan nu geen plannen voor.”
Het „enthousiasme” over de fusie, onder een flink deel van de leden, noemt Melkert „aanstekelijk”. Zelf blijft hij zitten met „twee héél belangrijke vragen”. De eerste gaat over de sociaaldemocratische grondslag en als de motie van Stijn Maas wordt aangenomen, zegt hij, helpt dat. Maar Melkert vindt dat GroenLinks-PvdA ook moet beslissen om zich in het Europees Parlement aan te sluiten bij de socaaldemocratische fractie. Nu is GroenLinks-PvdA daar verdeeld over de Sociaaldemocraten en de Groenen. „Het verhaal achter de fusie is steeds ook dat we een machtsfactor van belang moeten zijn. Dat snap ik, dat vind ik ook. Maar dan moet je dat ook willen zijn in Europa.” De sociaaldemocratie, zegt Melkert, is „een hoofdstroming” in de Europese politiek, die al heel lang meedoet aan de macht. „De geschiedenis daarvan gaat terug naar de arbeidersbeweging.” Waar Melkert bezorgd over is: dat in het verhaal van GL-PvdA-leider Frans Timmermans en de wetenschappelijke bureaus van GroenLinks en de PvdA die „historie” in „één basket wordt gegooid met groeperingen die zich inzetten voor het milieu en de queerbeweging”.
Melkerts idee is om zich te blijven bemoeien met de fusie. Hij zal met kritiek blíjven komen, vooral ook als het gaat om de PvdA-leden en wat die nog te zeggen hebben.
Als de verkiezingen een „doorslaand succes” worden voor GroenLinks-PvdA, zal Melkert „de eerste zijn om te zeggen: dat hebben jullie tóch goed gezien”
Testcase
De verkiezingen in oktober worden volgens Melkert „een testcase”.
Als de verkiezingen een „doorslaand succes” worden voor GroenLinks-PvdA, zal hij „de eerste zijn om te zeggen: dat hebben jullie tóch goed gezien”.
Maar als het tegenvalt: „Dan vind ik dat er wel ruimte moet zijn voor introspectie: hoe je dan verder gaat met dat fusiebesluit.”
Wat hij een ‘doorslaand succes’ zou vinden? „Wel flink méer dan wat we nu hebben.” Nu zijn het 25 zetels. Dertig dan? „Nee, ik ga geen getallen noemen. Het hangt er ook van af waar die kiezers vandaan komen.” Het is niet de bedoeling, vindt Melkert, dat GL-PvdA andere linkse partijen „leeg eet”. „We moeten ook kiezers weghalen in het midden en van rechts. En de thuisblijvers.”
Of hij zelf ook campagne gaat voeren? Melkert aarzelt. „Het hangt ervan af of dat mij gevraagd zou worden. En het begint altijd in je eigen omgeving, hè. Dat je zegt: stem op GroenLinks-PvdA.” Dat gaat hij doen.
Korreltje zout
Op het VVD-congres, vorige week, haalde Dilan Yesilgöz hard uit naar GroenLinks. Ze had het over het „extreme links-radicale activistische deel van de achterban” van die partij. Maar Melkert denkt niet dat het dáárdoor moeilijker zal worden voor de aanstaande fusiepartij om na de verkiezingen mee te doen aan de macht. „Je moet dat met een korreltje zout nemen. Iedereen kan zien dat getalsmatig de kans enorm groot is dat GroenLinks-PvdA zal meeregeren. En niet alleen getalsmatig, het land is eraan toe.”
Volgens Melkert zijn er Tweede Kamerleden, „en méér dan enkelingen”, en burgemeesters en wethouders van de PvdA die achter de schermen tegen hem en Gerdi Verbeet zeggen dat ze moeten doorgaan, volhouden. Omdat zij óók veel vragen hebben bij de fusie, en twijfelen, maar dat niet hardop durven zeggen.
Oud-wethouder Reshma Roopram herkent dat. Tegenstanders van de fusie voelen zich „sociaal onveilig”, zegt ze. Zelf merkt Roopram dat ze wordt gezien als „rechts, nostalgisch of conservatief.” De mensen met een mooie toekomst in de fusiepartij hebben volgens Roopram allemaal het imago dat ze vóór de fusie zijn. Nergens voor nodig, vindt zij. „Uiteindelijk hebben we allemaal hetzelfde belang.”
Maar als de fusie doorgaat zal ze „heroverwegen” of ze daar wel lid van wil zijn. Zij zal het zelf niet zijn die met een nieuwe partij komt. „Maar misschien doen anderen dat. Dan is de vraag: is die partij aantrekkelijk genoeg voor mij?”
Lees ook
Voor kiezers is fusie GroenLinks-PvdA bijna een voldongen feit. Een paar PvdA-kopstukken liggen dwars
De Tweede Kamer heeft donderdagavond een motie verworpen van GroenLinks-PvdA over het stopzetten van de levering van onderdelen voor de luchtverdediging van Israël. In een hoofdelijke stemming schaarden slechts 35 Kamerleden zich achter de motie, 99 Kamerleden stemden tegen. Ook partijen die al langer pleiten voor sancties tegen Israël vanwege het genocidale geweld in Gaza, zoals D66 en Volt, keerden zich tegen het voorstel.
Tweede Kamerlid Kati Piri (GroenLinks-PvdA) pleitte eerder op donderdag, in een debat met demissionair minister Caspar Veldkamp (NSC), voor een „tijdelijk, volledig wapenexportverbod” naar Israël. Tot voor kort maakte ze een uitzondering voor het Iron Dome–systeem, het luchtafweersysteem waarmee Israël inkomende raketten kan vernietigen. Maar in het debat benadrukte ze dat Israël het systeem nu inzet „als een onderdeel van de aanvalsstrategie”, en dat haar partij daarom wil dat Nederland daar geen onderdelen meer voor levert.
Piri: „Had Netanyahu ook Iran aangevallen als hij niet de beschikking had over de Iron Dome? Israël durft dit, juist vanwege dit systeem”.
‘Een opmerkelijke draai’
De motie werd fel bekritiseerd door rechtse partijen. Minister Veldkamp zei dat Piri „blijkbaar van mening” is dat Israël „niet meer over een functionerende luchtafweer mag beschikken en zich niet meer mag verdedigen tegen inkomende raketten”. Veldkamp noemde de ingediende motie, en daarmee het veranderde standpunt van GroenLinks-PvdA over de wapenlevering, daarnaast „een opmerkelijke draai” die het demissionaire kabinet „in ieder geval niet gaat overnemen”.
Ook Tweede Kamerleden Eric van der Burg (VVD) en Don Ceder (ChristenUnie) uitten hun ongenoegen over de motie, en riepen eerder op de dag Piri op die in te trekken. Van der Burg: „U zegt dus: ‘de bevolking van Israël heeft het recht verspeeld om luchtverdediging in te zetten, om zich te verdedigen, omdat hun regeringsleider iets doet?’” Ceder stelde onder meer dat GroenLinks-PvdA „radicaliseert” en noemde het standpunt van de partij „verwerpelijk”.
Piri hield het bij „een duivels dilemma” en zei dat ze had gehoopt dat het nooit tot deze motie was gekomen. „Ik zie geen andere optie meer. Het hele Midden-Oosten gaat in de fik door een gek die aan het hoofd staat van de Israëlische regering. Ik zie geen andere optie dan om nu alle drukmiddelen in te zetten om dit te stoppen.”
De gevolgen voor duizenden meisjes en vrouwen die tussen 1956 en 1984 hun baby moesten afstaan, zijn onvoorstelbaar groot en duren tot op de dag van vandaag voort. Ook vaders en adoptiegezinnen ondervonden nadelige gevolgen. Dit concludeert de commissie-De Winter na drie jaar onderzoek naar binnenlandse afstand en adoptie.
Na een eerste verkenning in 2017, liep een uitgebreider vervolgonderzoek in 2021 faliekant mis door grove privacyschendingen, waarna commissie-De Winter vanaf 2022 helemaal opnieuw moest beginnen. Die klus is nu voltooid. Het resultaat: een uitgebreid, historisch onderzoeksrapport over wat zich heeft afgespeeld, hoe dat kwam en wat dat voor mensen heeft betekend.
Uit dat rapport Schade door Schande, dat donderdag is aangeboden aan demissionair staatssecretaris Rechtsbescherming Teun Struycken (NSC), blijkt dat alleen al zo’n dertien- tot veertienduizend vrouwen één of meerdere kinderen afstonden. Met alle kinderen, vaders en adoptiegezinnen erbij gaat het om tienduizenden betrokkenen.
De druk die werd uitgeoefend was „vrijwel onontkoombaar”, aldus het rapport. Die kwam vanuit families die bang waren voor schande, hulpverleners die deze druk versterkten en psychiaters die ongehuwd zwanger-zijn bestempelden als een stoornis. De invoering van de adoptiewet in 1956 creëerde ‘een perfecte storm’ van omstandigheden, aldus commissievoorzitter Micha de Winter, emeritus-hoogleraar Pedagogiek.
Lees ook
Afstandsmoeder Ellen Venhuizen vond haar afgenomen dochter terug: ‘Toen ik haar rook wist ik meteen: dit is helemaal mijn kind’
U bent drie jaar met dit onderzoek bezig geweest: wat is de belangrijkste conclusie?
„Hoe onvoorstelbaar groot de gevolgen zijn geweest. Bij alle besluiten rondom afstand en adoptie hadden de ongehuwd zwangeren, verwekkers en kinderen niet of nauwelijks een stem. Er is grote schade aangericht door de beslissingen die over hen zijn genomen. Het begon eigenlijk altijd in de families, ongehuwd zwangerschap werd ervaren als een enorme schande die de hele familie raakte. Een vrouw zei tegen de commissie: Ik wist wat me te doen stond. Ik had geen keuze behalve ons gezin in de afgrond storten wanneer ik de baby zou houden.”
Hoe uitgebreid was dit onderzoek?
„Er zitten meer dan duizend bladzijden documentatie achter het eindrapport. We hebben met ruim driehonderd mensen gesproken: afstandsmoeders, afgestane kinderen, adoptieouders, afstandsvaders. We hebben driehonderd dossiers onderzocht van de Raad voor de Kinderbescherming en het Fiom, waar destijds waar 144 instellingen voor ongehuwde moederzorg bij waren aangesloten. Er is ongelooflijk veel informatie naar boven gekomen.”
Om schande te voorkomen, moest het ‘probleem’ worden uitgebannen: dochters werden opgesloten, weggestuurd of verstoten
U spreekt over een ‘perfecte storm’. Hoe zag die eruit?
„Om de schande te voorkomen moest het ‘probleem’ worden uitgebannen: dochters werden opgesloten, weggestuurd of verstoten. De maatschappelijke druk werd versterkt door psychiaters die religieuze moraal ombogen tot psychische ziekte. Zij zeiden: die meisjes zijn niet zondig, maar psychisch labiel en ongeschikt voor het moederschap. Ik ben zelf vader van een dochter en kan me heel moeilijk verplaatsen in een vader die tegen zijn zwangere dochter zegt: als jij dat kind niet afstaat, wil ik je nooit meer zien. Dat is op grote schaal gebeurd, en die meisjes werden gewoon ontworteld, zo groot was de sociale druk.”
U hoorde zelfs over een psycholoog die beweerde dat meisjes die zich verzetten tegen afstand júíst ongeschikt waren voor het moederschap.
„Een psycholoog in huize De Bocht, een tehuis voor ongehuwde moeders, zei: meisjes die zich heel erg verzetten tegen afstand, zijn precies degenen die het ongeschiktst zijn voor het moederschap, want dat zijn meisjes die vanuit hun eigen gebrek aan moederliefde kiezen voor dat kind. En meisjes die wel meegaan met de afstandsprocedure, zijn eigenlijk de meest moederlijke types. Een heel merkwaardige paradox.”
Veel betrokkenen hoopten dat dit rapport meer duidelijkheid zou geven over wie verantwoordelijk waren voor deze afstandsprocedures. De commissie wil het aanwijzen van schuldigen en slachtoffers echter voorkomen. Waarom?
„Wij hebben historisch onderzoek gedaan, en dat leidt tot het aanwijzen van een aantal partijen die met elkaar verantwoordelijk zijn geweest. Dat is iets anders dan juridische schuld. Er waren wel patronen, maar er is niet één hoofdschuldige in dit verhaal. De verantwoordelijkheid is verspreid geweest over meerdere personen en instanties: ouders, familie, lokale gemeenschap, huisartsen, geestelijken, maatschappelijk werkers, psychiaters. Bij elke vrouw liep dit complexe geheel van beïnvloeding weer anders.”
Maar u vond wel ‘afstandsverklaringen’ in een vijfde van de dossiers: documenten zonder juridische waarde die werden gebruikt om vrouwen onder druk te zetten.
„Klopt. Afstand doen is, in tegenstelling tot adoptie, niet verankerd in de wet. Maar instellingen lieten vrouwen toch een verklaring tekenen. Die documenten hadden geen enkele juridische waarde, maar veel vrouwen geloofden van wel. Voor sommige vrouwen was weigeren te tekenen het enige machtsmiddel dat ze nog dachten te hebben.”
In een eerdere rechtszaak, van afstandsmoeder Trudy Scheele-Gertsen en Bureau Clara Wichmann tegen de staat, betoogden de advocaten dat instellingen zoals de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) de wettelijke taak hadden ongehuwde moeders te beschermen. Hoe kijkt u daarnaar?
„Ik denk dat dit soort instellingen een enorme blinde vlek hebben gehad. De adoptiewet die in 1956 werd ingevoerd en voor het eerst definitieve scheiding tussen moeder en kind juridisch mogelijk maakte, was neergezet als een kinderbeschermingswet, niet als bescherming voor de moeders. Onder meer de raden waren zo gefocust op wat zij definieerden als ‘het belang van het kind’ dat het belang van de biologische moeders op de achtergrond stond. Ze zagen wel aankomen dat er druk zou komen op jonge vrouwen, maar hebben die beschermingstaak kennelijk niet zo opgevat. Terwijl die moeders vaak minderjarig waren, dus feitelijk zelf ook nog kinderen.”
Dat maakt de raden dan toch medeverantwoordelijk?
„Je zou je kunnen afvragen: wie er geen verantwoordelijkheid heeft gehad? Het was niet onze taak juridisch onderzoek te doen naar schuld, maar te laten zien hoe een heel systeem tekortschoot.”
„Er waren patronen, maar één hoofdschuldige is niet aan te wijzen. De verantwoordelijkheid was verspreid over meerdere personen en instanties”
De rechter in de zaak van Scheele-Gertsen oordeelde onder meer dat de RvdK zich destijds mocht laten beïnvloeden door de tijdgeest. U verwerpt dat tijdgeestargument.
„Er was niet één tijdgeest, er waren verschillende tijdgeesten. Ook toen waren er mensen, professionals en leken, die tegen het doen van afstand waren. Bijvoorbeeld omdat men vond dat je de biologische band tussen moeder en kind niet mocht verbreken. Er waren socialisten die het belachelijk vonden dat er onderscheid werd gemaakt tussen gehuwde en ongehuwde moeders. Die kritische stemmen raakten ondergesneeuwd.”
De commissie doet zestien aanbevelingen, waaronder opname in de Canon van Nederland en een ‘moederbrief’ die vrouwen aan hun dossier kunnen toevoegen. Via zo’n brief kunnen moeders hun eigen verhaal toevoegen aan de dossiers die over hen werden aangelegd: waarom ze afstand moesten doen, wat werkelijk gebeurde. Het geeft hen de stem terug die ze werd weggenomen.
Wat maakt dat u geen publieke excuses in de aanbevelingen heeft opgenomen?
„Excuses kunnen heel leeg en vrijblijvend zijn. Ze krijgen pas waarde als er echt naar wordt gehandeld. Wij willen graag dat partijen die een rol hebben gespeeld kritisch naar hun eigen geschiedenis kijken, daar consequenties uit trekken. Dat geldt voor organisaties, maar ook voor de overheid. De belangen en behoeften van de betrokkenen zijn bovendien zeer uiteenlopend en soms zelfs onderling tegenstrijdig. Zo zou het kunnen dat een moeder geen behoefte heeft aan excuses, maar haar afgestane kind die erkenning wel nodig heeft.”
Wat hoopt u dat uw rapport teweegbrengt?
„Het onrecht spat van iedere pagina van het rapport. Er is dwars over belangen en gevoelens van mensen heen gewalst. Het is nu uitgebreid gedocumenteerd en voor niemand meer te ontkennen. Ik hoop dat het betrokkenen helpt gevoelens van schaamte en schuld los te laten. Want de les is eigenlijk heel simpel: we moeten terughoudend zijn om onze ideeën over wat een goed leven is op te leggen aan anderen, als we die anderen zelf niet aan het woord laten.”
Lees ook
Tweede Kamer erkent unaniem leed van afstandsmoeders en kinderen. Haast is geboden voor herstel, zeggen betrokkenen