Gejoel en boegeroep. Middelvingers schieten de lucht in. Boeren draaien zich om. Tweede Kamerlid Tjeerd de Groot kijkt die dinsdag 1 oktober 2019 naar hun ruggen vanaf het podium op het Malieveld. Hij riep in het AD op de veestapel te halveren. Zijn uitspraak was aanleiding voor het eerste grote boerenprotest over stikstof. Het land kwam plat te liggen. Het zou de hele zomer duren. De eerste omgekeerde vlaggen verschenen.
Toch probeert De Groot iets tegen de woedende boeren te zeggen. Hij begrijpt hun boosheid en is onder de indruk van het protest, zegt hij. Maar „van waardering kan de schoorsteen niet roken”. Het is een paar maanden na een uitspraak van de Raad van State. De manier waarop Nederland stikstof bestrijdt is onhoudbaar, honderden bouwprojecten staan op de tocht. Nederland heeft een stikstofcrisis. „Het gaat óók slecht met de natuur”, zegt De Groot tegen de boeren.
Veel kans om zijn verhaal verder uit te leggen krijgt hij niet. „Hoerenzoon!”, klinkt uit het publiek. Schapenboer en organisator van het protest Bart Kemp zit ook op het podium. Hij staat op als De Groot praat en duwt de microfoon, die in handen is van een gespreksleider, bij De Groot weg. Emotioneel: „Ik had gezegd twee zinnen, en hij is daar ver overheen.”
De Groot houdt uit onmacht kort zijn handen in de lucht. „Het is niet anders”, zegt de gespreksleider. „Ik vind het wel goed dat u hier bent.”
Tjeerd de Groot (55) is een man om wie zo nu en dan een storm opsteekt. Soms bewust aangewakkerd door De Groot zelf, soms omdat hij zijn woorden niet zorgvuldig kiest.
Hij zei december vorig jaar in een Kamerdebat dat alle koeien permanent ziek zijn. Dat klopte niet, zei hij een dag later. Hij noemde in diezelfde maand een journalist van Ongehoord Nederland een fascist – en nam zijn woorden terug. In mei van dit jaar, op een spannend moment in de onderhandelingen voor het Landbouwakkoord, zei hij dat de handtekening van de boerenbelangenorganisatie LTO niets waard is.
De Groot is sinds 2017 Kamerlid. Daarvoor was hij onder andere lobbyist voor de zuivelsector die hem later uitjouwde. Wie is hij nog meer? Hoe werd een zoon van een bankier lobbyist voor een zuivelorganisatie? En hoe werd die lobbyist dan weer de man die pleitte voor de halvering van de veestapel? Uit gesprekken over hem blijkt dat dit Kamerlid klem zit tussen de dynamiek van Den Haag, zijn eigen geldingsdrang en zijn lang gekoesterde wens de landbouw te veranderen.
Het stormt niet altijd rond het Kamerlid. De Tjeerd de Groot die op zeilschoenen en in capuchontrui bij kringloopboer Maurits Tepper op bezoek is in Drenthe, is bijvoorbeeld een heel andere man. Bij boer Tepper praat hij het liefst over de toekomst van de landbouw. Hij is goed geïnformeerd, stelt inhoudelijke vragen en legt zijn visie op de landbouw uit. „Best genuanceerd”, vindt boer Tepper.
Doorzonwoning
Zijn werkethiek kreeg De Groot van huis uit mee. Hij is een nakomertje – zijn zus was twaalf, zijn broer elf toen hij geboren werd in een Haarlemse doorzonwoning. Zijn vader werkte voor een bank, zijn moeder was huisvrouw: ze had een hersenbloeding gekregen al voordat De Groot geboren was. Als gevolg daarvan leed ze aan afasie. Geen academisch milieu, maar door hard te werken „kwamen ze niets tekort”, zegt vriend Harold Herbert, die De Groot al sinds hun studietijd kent.
De Groot heeft kinderen uit een eerdere relatie en woont nu samen met zijn vriendin. Sinds twee jaar in een Fries dorp.
Als Tjeerd de Groot het land in trekt om met boeren en burgers te praten, stapt hij meestal op de trein. Alleen als hij ergens moet zijn waar hij echt niet met de bus kan komen, gebruikt hij zijn 25 jaar oude piepkleine, rode Fiat Seicento, die hij overnam van zijn oom die ook Tjeerd heette, een Friese tuinder. Die oom kreeg op latere leeftijd Parkinson. Een tuindersziekte, mogelijk veroorzaakt door blootstelling aan pesticiden. Vorige week haalde een motie van De Groot waarin hij het kabinet oproept onderzoek te doen naar het verband tussen pesticiden en Parkinson een meerderheid.
In één van de oliecrises in de jaren tachtig moest zijn oom afstand doen van het tuindersbedrijf, vertelt De Groot op zijn werkkamer in het Kamergebouw. Dat maakte veel indruk op hem. Hij wil er ook mee zeggen: ik heb gezien wat het betekent als een familiebedrijf moet stoppen.
Als student wist De Groot al dat hij ambtenaar wilde worden. Of in elk geval een publieke functie wilde bekleden. Samen – al kwam het idee van vriend Harold Herbert – werden ze lid van de studentenvereniging Quintus, van hetzelfde dispuut zelfs. Herbert noemt De Groot eerder een idealist dan een tacticus, die zijn diepe overtuigingen het liefst aan iedereen wil overbrengen.
De Groot werd dispuutsbestuurder, vertelt Herbert. Dat betekende: veel zeilen. Hij deed het als kind al, en nu nog. Hij is instructeur bij een zeezeilschool en zeilt als het even kan voor de kust van Spanje of Noorwegen. In het reces appt hij daar foto’s van naar collega-Kamerleden.
In Den Haag staat De Groot bekend als een man met veel kennis over de landbouw, maar ook als iemand die het graag beter weet. In de eerste weken dat Laura Bromet (GroenLinks) Kamerlid was, zat ze met De Groot in de trein naar huis. Het was haar eerste ontmoeting met hem. Zij was onderweg naar Monnikendam, hij naar Haarlem, waar hij toen nog woonde. Hij gaf maar meteen advies: ze mocht wel wat feller zijn in debatten. Zij vond dit nogal wat; iemand van een andere partij, die haar uitlegt hoe het moet. „Sommige mensen zouden het mansplaining noemen”, zegt Bromet lachend.
Bromet werkt goed met hem samen. Samen dienden ze een wetsvoorstel in waarmee de in de Waterschappen gereserveerde zetels voor bedrijven werden afgeschaft. Het wetsvoorstel is aangenomen. Hij is trouw, weet wat hij wil bereiken en doet daar alles aan, ook achter de schermen, vertelt ze. Maar emotioneel is hij ook, zegt ze. Die keer dat ze in een krant iets over De Groot zei, was hij woedend geworden. Ze zei in het AD dat hij ijdel is.
Studietijd
Dat De Groot veel weet van de landbouw komt doordat hij zich vanaf zijn studietijd verdiept in de sector. Hij kwam voor het eerst in aanraking met de landbouw als student-assistent van toenmalig universitair hoofddocent Jouke de Vries. In 1990 trad minister van landbouw Gerrit Braks (CDA) af vanwege visserijfraude. Het ministerie vroeg kort daarvoor om een evaluatie over de Algemene Inspectiedienst, De Vries en De Groot voerden de evaluatie uit. Ze beschreven hoe de dienst oogluikend toestond dat vissers op Urk visquota omzeilden. Destijds begon De Groot al in te zien hoe groot de impact van de sector was op het milieu en het klimaat.
Vanwege zijn polariserende en disruptieve politieke stijl noemen sommigen hem de bad boy van D66. Al zoekt hij tegenwoordig vaker naar het compromis
Later promoveerde hij op de vraag waarom het landbouwbeleid in de Europese Unie zo moeilijk te hervormen is. Daarvoor reisde hij Europa door en sprak hij landbouwministers uit alle EU-landen. Tussen 1999 en 2010 werkte hij voor het ministerie van Landbouw, onder meer als politiek assistent van Landbouwminister Laurens Jan Brinkhorst. De mond- en klauwzeercrisis brak uit. Brinkhorst moest tal van bedrijven laten ruimen.
De Groot is opgeleid in de bestuurskundige school van het incrementalisme. Het idee daarvan is dat verandering in kleine stapjes gaat. Zijn polariserende stijl past daar niet bij, zegt voormalig co-promotor De Vries. „Met te grote stappen verlies je de mensen die moeten veranderen, is het idee.”
De tijd om kleine stapjes te zetten hébben we niet meer, vindt De Groot zelf. De natuur „holt achteruit”, zegt hij vaak. Hij verwijst naar een ander boek, van John W. Kingdon. Agenda’s, Alternatives and Public Policies. Daarin staat onder andere dat het voor verandering nodig kan zijn om disruptief te werk te gaan. Door zijn uitspraken kwam in het landbouwbeleid de discussie over inkrimping van de veestapel op gang – vindt De Groot zelf. En er kwam veel geld voor de boeren en natuurherstel, zoals het stikstoffonds voor duurzame landbouw van 24 miljard euro.
De Groot ziet ook dat zijn stijl hem wat kost: door zijn uitspraken was het soms moeilijker om meerderheden of medeondertekenaars te vinden voor zijn moties. En sinds het interview in het AD wordt hij bedreigd. In zijn e-mail heeft hij een mapje ‘schelden’ aangemaakt. „Lafste, smerigste Kamerlid”, mailt iemand hem. „NSB’er”. En erger.
Voordat hij in 2017 Kamerlid werd, werkte hij als lobbyist voor de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO). Hij werd dus indirect betaald door de boeren, want de NZO is de koepelorganisatie voor zuivelverwerkingsbedrijven in Nederland. De Groot zag er een kans om zijn idealen in de sector zelf te verwezenlijken. Volgens vriend Herbert kreeg hij daar het managen onder de knie.
De Groot was directeur in de tijd dat de NZO pleitte voor de afschaffing van het melkquotum. Hij geloofde toen nog dat groei van de markt hand-in-hand kon gaan met een duurzame agrarische bedrijfsvoering. Toen in 2015 het melkquotum werd afgeschaft, groeiden de bedrijven hard, om vervolgens tegen nieuwe grenzen aan te lopen: fosfaat. Ook daar moesten de boeren maatregelen voor bedenken.
Zo groeien kan niet, was de conclusie van De Groot. Nadat een zuiveldirecteur die voor duurzaamheid streed vertrok, was ook voor De Groot „de rek eruit”. Voor échte verandering moest hij de politiek in.
Kringlooplandbouw
17 januari 2017, de datum weet hij nog precies, veranderde zijn visie op de landbouw. Hij sprak die dag, in voorbereiding op zijn Kamerlidmaatschap, met hoogleraar Dieren en Duurzame Voedselsystemen Imke de Boer. Van haar leerde hij meer over ‘kringlooplandbouw’. Kringlooplandbouw is duurzamer. Maar het betekent ook: veel minder agrarische im- en export en veel minder vee. Hij ziet dat sindsdien als hét toekomstbestendige verdienmodel voor boeren. Om dat te verwezenlijken ging hij de politiek in.
Zijn visie en jarenlange werkervaring in de landbouw maken De Groot – van nature opgewekt en optimistisch – soms ook gefrustreerd. Deels is dat ongeduld, deels achterdocht. Hij is hier al decennia mee bezig, kent organisaties als de LTO, en vindt dat het nú moet veranderen. In dat licht moeten sommige van zijn uitspraken gezien worden.
Sinot zegt dat De Groot bloedserieus is als hij zijn eigen speeches voorbereidt, maar dat hij ook enorm kan keten. Ze hadden een dartbord op hun kamer en stonden bekend als ‘de kroeg’ – de tegenhanger van de kráág. De kraag bevond zich ter hoogte van fractievoorzitter Rob Jetten. Het was het deel van de fractievleugel waar de zware beslissingen werden genomen.
De polarisatie die De Groot aanwakkerde werkte ook vertragend. In de coalitie is de ongeschreven regel: niet drukken op andermans pijn als het onderwerp jouw achterban weinig kost. Dat is wat De Groot júíst deed.
Kort na de protesten werd de stikstofcrisis „chefsache”. De vicepremiers, fractievoorzitters en woordvoerders van het dossier kwamen samen. Dan ben je als portefeuillehouder de souffleur van de fractie, leggen betrokkenen uit. De kopstukken overleggen samen hoe ze daar politiek uitkomen.
Maar De Groot deed wat hij vaak doet: hij ging uitleggen, steeds weer uitleggen, hoe het volgens hem zit. Het leidde tot bevreemding bij de aanwezigen: had hij wel door wat er van hem werd verwacht? En wat níet?
De bad boy van D66, noemen sommigen hem. En dat brengt de partij ook iets: kleur op de wangen. De Groot deed de uitspraak over de halvering van de veestapel in een tijd dat D66 zich probeerde te onderscheiden van andere kabinetspartijen, vertelt voormalig Kamerlid Matthijs Sinot (D66), die een werkkamer met De Groot deelde.
Sinds de Provinciale Statenverkiezingen – waarin BBB een enorme overwinning behaalde – lijkt De Groot zich in te houden, valt mensen op. De reden is simpel, zegt hij zelf: het is geen campagnetijd meer.
De Groot lijkt af en toe op zoek naar het compromis. In een debat over de Europese Natuurherstelverordening bijvoorbeeld. Hij wilde een resultaatsverplichting, zegt hij na het debat in de hal van de Kamer, maar ging uiteindelijk akkoord met een inspanningsverplichting. Dat laatste wilde stikstofminister Christianne van der Wal (VVD) graag. De Groot noemt het een fijn debat. „We kwámen weer ergens.”
Lees ook: ‘Ik denk dat Tjeerd de Groot de beste campagneleider voor de BBB is geweest’