Onderzoek: tuchtrecht banken moet flink op de schop

Bijschaven, vervangen of afschaffen. Het Nederlandse tuchtrechtsysteem voor bankiers moet stevig op de schop, adviseren onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen, die in opdracht van de Stichting Tuchtrecht Banken (STB) onafhankelijk onderzoek deden naar het huidige systeem. Hoe het systeem de afgelopen negen jaar heeft gewerkt draagt namelijk onvoldoende bij aan het doel ervan: het terugwinnen van het vertrouwen van de samenleving in de bankensector dat door de kredietcrisis verloren ging.

Iedereen die werkt in de bankensector is sinds 2015 wettelijk verplicht een eed af te leggen waarin hij of zij belooft „integer en zorgvuldig” te werken, de belangen van de klant centraal te stellen en bij te dragen aan „het vertrouwen van de samenleving in de bank”.

Om ervoor te zorgen dat bankiers zich daaraan houden, is in dat jaar tegelijk een tuchtrechtsysteem ingericht. Bankiers die de eed overtreden kunnen een geldboete, een berisping of in het uiterste geval een beroepsverbod van maximaal drie jaar opgelegd krijgen door de Tuchtcommissie, die onderdeel is van de STB.

Nu vooral ‘rotte appels’

De onderzoekers uit Groningen baseren hun rapport op de 214 tuchtrechtuitspraken die er in de afgelopen negen jaar zijn gedaan, en op gesprekken met en enquêtes onder betrokkenen. Ze constateren dat het tuchtsysteem, mede doordat het gericht is op individuen, nu vooral werkt om de ‘rotte appels’ uit het systeem te weren: vaak al ontslagen medewerkers die door hun werkgever tuchtrechtelijk worden aangegeven om te voorkomen dat ze bij een andere bank zomaar weer aan de slag kunnen gaan. Het overgrote deel van de meldingen bij de STB kwam dan ook van de banken zelf.

Het zijn hierdoor ook vaak ‘duidelijke’ overtredingen van de eed die bij de Tuchtcommissie komen: anders was de werknemer immers niet ontslagen. De meest voorkomende overtreding is zonder zakelijk doel in de rekeninggegevens van een klant kijken: ‘rekeninggluren’. Eén grote zaak uit 2017 ging over het vervalsen van handtekeningen door een groep medewerkers bij ABN Amro.

Doordat uitspraken ontbreken in minder duidelijke zaken, heeft het tuchtrechtsysteem er niet toe geleid dat bankiers inmiddels beter weten wat wel en niet mag, concluderen de onderzoekers. En doordat de uitspraken altijd gaan over individuen en niet over de context waarin de overtreding is begaan, leren de bankorganisaties weinig van het systeem.

Bedrijfscultuur

Als voorbeeld halen de onderzoekers rekeninggluren aan. Om het tuchtrecht effectiever te laten zijn, zou het volgens hen in die zaken vaker moeten gaan „over de processen en context van het rekeninggluren, zoals de door leidinggevenden gecreëerde cultuur, hun begeleiding van medewerkers en de inrichting en werking van software die rekeninggluren moet voorkomen of vroegtijdig moet detecteren”.

De onderzoekers concluderen dat „ongewijzigde handhaving van het tuchtrecht niet gewenst is”. Zij stellen drie scenario’s voor aan de partijen die gaan over het tuchtrecht. Dat zijn naast de STB ook de koepelorganisatie Nederlandse Vereniging van Banken en het ministerie van Financiën – de bankierseed en een vorm van tuchtrecht zijn wettelijk vastgelegd.

Scenario één, het meest concrete, is ‘bijstelling’. Daarin stellen de onderzoekers voor een uniform meldingsbeleid in te voeren voor alle banken, omdat de onderlinge verschillen nu te groot zijn. De in het rapport anonieme ‘grootbank A’ is met 215 meldingen de ruime nummer één. Het gaat om ABN Amro, heeft de bank bevestigd. Nummer twee, ‘grootbank B’, heeft 83 meldingen gedaan. De onderzoekers concluderen hieruit dat de kans om met een tuchtrechtklacht geconfronteerd te worden veel groter is bij de ene bank dan bij de andere bank.

Andere aanbevelingen in het lichtste wijzigingsscenario zijn om de toezichthouders, De Nederlandsche Bank en Autoriteit Financiële Markten, toezicht te laten houden op het uniforme meldingsbeleid. Verder wordt voorgesteld om voortaan ook de bank, als werkgever, uit te nodigen voor hoorzittingen om de context van de overtreding voortaan te kunnen meenemen.

Toezicht kijkt al naar producten

Het tweede, veel minder concrete scenario gaat volgens de onderzoekers uit van „een grondige herziening van het tuchtrecht”, waarin dit meer dan nu het geval is een leermiddel wordt voor banken om de belangen van klanten op „een goede manier” te behartigen, „bijvoorbeeld door al te risicovolle producten te vermijden”.

Dat zou volgens de onderzoekers kunnen door het tuchtrecht alleen van toepassing te laten zijn op een beperkte groep bankiers, zoals mogelijk alleen de leidinggevenden binnen de bank. Of alleen op de banken als geheel, in plaats van op individuen.

Ook zou er een aparte instelling moeten komen die herhaaldelijk publiceert over wat wel en niet mag – al maakt dit advies ook deel uit van scenario 1.

De onderzoekers vragen zich wel af of een dergelijk, meer lerend tuchtrechtsysteem, zoals geschetst in scenario 2, wel zin heeft, omdat de toezichthouders in hun toezicht zich al sterk richten op gedrag en cultuur en op de vraag of bepaalde bancaire producten voldoende rekening houden met de belangen van de klanten. Het derde scenario van de onderzoekers lijkt een antwoord op die vraag te zijn: het hele systeem simpelweg afschaffen.


Lees ook

Vijf jaar bankentuchtrecht: wel het zwarte schaap, (nog) niet de baas

Vijf jaar bankentuchtrecht: wel het zwarte schaap, (nog) niet de baas

De STB laat in een reactie weten „positief te zijn over de kwaliteit van het rapport”. Een aantal aanbevelingen uit scenario 1 was al voor het rapport opgepakt, zoals het verkorten van de tijd tussen melding en uitspraak (vorig jaar bedroeg die meer dan vijfhonderd dagen).

Over de meer fundamentele beslissing over het systeem als geheel wordt „de komende maanden” verder gesproken. De STB komt begin 2025 met een uitgebreidere reactie die ze zal opstellen met de Nederlandse Vereniging van Banken.

De bankenkoepel laat in een reactie wel alvast weten het goed te vinden dat het functioneren van het tuchtrecht op deze manier aandacht krijgt. Het ministerie van Financiën sluit zich in zijn reactie daarbij aan. „De opvolging van de aanbevelingen behoeft een zorgvuldig proces”, aldus het ministerie. Het zegt in de afwikkeling daarvan te zullen samenwerken met STB en NVB.