Het internationale journalistieke onderzoekscollectief Lost in Europe heeft de Daphne Caruana Galizia Prize for Journalism gewonnen met onderzoek naar vermiste alleenreizende asielkinderen in Europa. Dat werd woensdagavond bekendgemaakt bij het Europees Parlement in Straatsburg.
Het onderzoek werd uitgevoerd door verschillende Europese media, waaronder NRC. ‘Lost in Europe’ onthulde dat in Europa tussen 2021 en 2023 het aantal alleenstaande asielkinderen dat als vermist stond geregistreerd meer dan verdubbelde, Het gaat om ten minste 50.000 geregistreerde vermissingen, bleek uit een uitgebreide data-analyse op basis van cijfers uit 31 Europese landen.
Het is voor de vierde keer dat het Europees Parlement de prijs heeft uitgereikt. Daphne Caruana Galizia was een onderzoeksjournalist uit Malta die op 53-jarige leeftijd om het leven kwam door een autobom. Ze bleek vermoord.
De verontwaardiging over de manier waarop de autoriteiten het onderzoek naar haar dood hebben afgehandeld, leidde uiteindelijk tot het aftreden van de toenmalig Maltese premier Joseph Muscat. In oktober 2020 kondigde het Europees Parlement aan een nieuwe, jaarlijkse journalistieke prijs naar de vermoorde journaliste te vernoemen.
Criminelen verzamelen steeds vaker informatie over ambtenaren, politici, journalisten en advocaten. Met geavanceerde apparatuur en volgteams achterhalen misdadigers waar doelwitten wonen, werken en met wie ze omgaan. Dat is een van de bevindingen van de inlichtingendienst AIVD, uit het donderdag gepubliceerde jaarverslag van 2024.
„De technische vaardigheden van gespecialiseerde criminele inlichtingenteams zijn op onderdelen te vergelijken met die van opsporings- en veiligheidsdiensten”, schrijft de AIVD. Soms halen de criminelen persoonsinformatie uit overheids- en bedrijfssystemen, door medewerkers om te kopen of te bedreigen.
Verder schrijft de AIVD dat rechts-extremistische groeperingen in 2024 probeerden om hun ideologische standpunten, zoals de omvolkingstheorie, te normaliseren. De inlichtingendienst haalt ter onderbouwing een Kieskompas-peiling aan, waaruit bleek dat een op de zes Nederlanders in 2024 geloofde „dat een deel van de politieke elite opzettelijk probeert de oorspronkelijke Nederlandse bevolking te vervangen door niet-westerse immigranten”.
In 2024 ondervond de Nederlandse inlichtingendienst ook dat het Kremlin zich aggresiever, brutaler en provocerender opstelde tegen Europese landen. Daarnaast schreef de AIVD een cyberaanval gericht op de Nederlandse defensie toe aan China.
Lees ook
Rusland stuurt zijn nieuwste tanks niet naar Oekraïne, maar in de richting van Europa, zegt MIVD
Antioverheidssentiment
In het rapport schrijft de AIVD verder dat er in 2024 voor het eerst mensen werden aangeklaagd voor ‘anti-institutioneel extremisme’. Een drietal wordt verdacht van het plannen van burgerarresten, waarbij een burgemeester en politieagenten het doelwit waren. Tegelijkertijd was er vorig jaar geen sprake van ernstige fysieke incidenten met nationale politici, zoals in 2023 met Thierry Baudet. In dat jaar werd de FVD-leider aangevallen met een bierfles.
Ook nam de groei van de bredere (meestal niet gewelddadige) anti-institutionele beweging vorig jaar waarschijnlijk voor het eerst af, stelt de AIVD. Online maken duizenden tot tienduizenden bezoekers zich boos over migratie, klimaatbeleid, woke-gedachtegoed en de coronapandemie. De bredere beweging lijkt inmiddels minder gericht op het „berechten en straffen” van ‘de elite’. Liever keren zij zich terug in eigen kring en af van de maatschappij.
Lees ook
Van ‘volksraad’ tot ‘sheriffs’: deze soevereinen verwerpen het gezag van de overheid
Jihadisme
Dreiging uit jihadistische hoek vormde vorig jaar eveneens een bedreiging voor Nederland. Jihadisten en extremistische moslims pleegden in 2024 elf aanslagen in Europa. Volgens de AIVD wisten internationale inlichtingen- en veiligheidsdiensten enkele tientallen aanslagen te verhinderen. In Nederland moet een rechter nog bepalen of het steekincident van afgelopen september bij de Rotterdamse Erasmusbrug, waarbij één dode viel, een terroristisch oogmerk had.
De islamitische terreurgroep IS gebruikt, volgens de AIVD, de oorlog in Gaza en koranverbrandingen om volgelingen aan te sporen om wereldwijd aanslagen te plegen tegen onder meer joden en christenen. Jihadisten wilden ook aanslagen plegen tijdens het EK-voetbal in Duitsland en de Olympische Spelen in Parijs, maar de autoriteiten wisten die te voorkomen.
Als een zot in een zwemshort loop ik het strandje op. Aan de overzijde de skyline van Rotterdam, op mijn hoofd een duikbril op sterkte, -7, de jampotglazen extra dik. In tijden van ChatGPT is het de taak van de schrijver om daar te gaan waar nog geen data zijn. Afdalen naar de diepten van de ziel, bijvoorbeeld, of een duik nemen in de raadselen van de Nieuwe Maas.
Het water is nog winterkoud, bijt in mijn enkels. Graag had ik deze plons aan AI uitbesteed, maar dat moderne orakel is helaas nog te dom. Kort geleden vond ik hier aan de vloedlijn bijvoorbeeld de rottende kop van een beest, de kraaien dansten eromheen. ‘Een bruinvis,’ hallucineerde mijn identificatie-app, ‘100 % zeker’. Maar de hoektanden van het dier prikten in je vingertoppen, de knobbelkiezen voelden hobbelig precies zoals bij omnivoren: het bleek de schedel van een zwijn. O die stekeblinde zelfverzekerdheid van het computerbrein. Je trapt er zo in, maar moet dus zelf uit je doppen blijven kijken.
En daarom spring ik nu het water in, met één, doodsimpele vraag: hoe ziet de rivier er onder de waterspiegel uit?
Die vraag werd me ingefluisterd door het boek How To Read Water van de Britse natuurgids Tristan Gooley. Dat boek veranderde mijn dagelijks leven een beetje. In dat leven fiets ik bijna dagelijks naar mijn werkplek in de bocht van de rivier, een halfuur heen, een halfuur terug. Onderweg doe ik aan visueel strandjutten. Ik speur tussen de basaltblokken naar met slib besmeurde lachgasflessen en gestolen kentekenplaten; naar wilgentakken met knaagsporen van bevers; naar palingen gehakseld door scheepsschroeven. Ik dacht de rivier wel te kennen: de ritmes van het getij, de ziltig rottende algen, de kraaien en meeuwen die op krabbetjes jagen in de poeltjes.
Maar de dingen die je altijd ziet, zie je niet meer, bleek toen ik How To Read Water las. Gooley vertelt hoe je sporen kunt lezen in het water, zoals de Vikings of de Polynesiërs dat deden. Gooley beklom zelf als tiener de Kilimanjaro en stak later solo de Atlantische Oceaan over – zowel per vliegtuig als per zeilboot. Zulke extreme padvinders zijn vaak strontvervelend, meer bezig met records dan met rondkijken. Maar Gooley is een gulle, nieuwsgierige nerd. Hij vertelt hoe de Polynesiërs naar de ‘rimpelkaarten’ op zee tuurden en op basis van de golfpatronen konden afleiden of er kilometers verderop een eiland lag. Maar je hoeft gelukkig niet naar de Stille Oceaan: water gedraagt zich overal hetzelfde dus je kunt net zo goed turen naar de rimpelingen van een eend in een sloot. Of de golven van je lokale rivier.
In een spiegel gekeken
Tot ik dit boek las, had ik mijn ogen stuk gekeken op die simpele vraag: welke kleur heeft de rivier? Groenbruin natuurlijk, leek me, als bemost boomschors. Of nu ja, soms ook modderig als de Amazone. Oké, vaak tegen de avond ook donkerblauw, neigend naar mijn indigo-vulpeninkt. Bij tijd en wijle dooraderd met zilverstrooisel, in zeer uitzonderlijke gevallen azuurblauw, als een lagune, of oranje van de sissende zon.
Enzovoorts. Al die antwoorden waren wellicht prachtig en waarachtig – allemaal evengoed fout.
Gooley liet me deze simpele kijkoefening doen: ga aan de kade van een brede rivier staan, kijk eerst recht naar beneden naar het water en laat je blik dan langzaam naar de overkant glijden, lettend op de kleur van de rivier. Je zult merken dat de tint verandert, al naargelang de hoek van je blik. Net zoals wanneer je schuin naar een telefoonschermpje kijkt, legt hij uit: dan wordt het scherm een spiegel. Dat effect merk je ook bij water, niet voor niets heet het een ‘waterspiegel’.
Schokkend: als je naar water kijkt, zie je zelden het water zelf, meestal de lucht erboven. Daarom lijkt de rivier blauw onder een blauwe hemel en grijs als het bewolkt is. Als de wind over het water strijkt, naar jou toe, dan lijkt het water donkerder (ongeveer zoals fluweel van licht naar donker verandert als je erover strijkt).
Dan is er nog het zwembad-effect: een zwembad lijkt hemelsblauw, maar de tegels zijn wit en water heeft geen kleur. Hoe kan dat? Omdat water kleuren wegfiltert. Blauw blijft het langst over. Ook de rivier kan zo’n zwembad zijn, bij helder licht en water. Heel soms, als je langs de oever loopt en loodrecht door de spiegel heen naar het gele zand op de bodem kijkt – ja dan kan ook die Hollands rivier azuurblauw lijken. Maar laat vervolgens een flesje water aan een touwtje zakken en hijs het weer op en, kijk nou, het rivierwater is zo kleurloos als kraanwater.
Ik had de rivier al duizenden keren helemaal niet gezien: al die tijd had ik in een spiegel gekeken.
Het boek leerde me kijken als een detective en maakte van de fietstocht een spannende serie. Ik wist wel dat de Nieuwe Maas een getijdenrivier is: het verschil tussen hoog en laag water is zo groot als de lengte van een mens. Maar dankzij Gooley leerde ik dat er behalve de maan en de zon nog honderden andere factoren zijn die bepalen welk lapje strand er vandaag droogvalt (sommigen variabelen doen zich eens in de achttien jaar voor, noteer: in 2033 is er weer een supergetij!).
Enfin. Op zulke dingen ging ik letten, onderweg. Hoe je ‘kattenpootjes’ kunt zien: donkere vlekken op het water waar een windvlaag was; hoe een getijdenrivier soms twee kanten tegelijk op kan stromen: op de ene plek stroomt het water nog richting de bergen, een paar kilometer verderop alweer richting zee; hoe je aan de oranje en grijze korstmossen op de kade groeien kunt aflezen hoe hoog het water staat; dat aalscholvers jagen bij laagwater; hoe helikopters als ze boven steden vliegen vaak de rivier volgen, ze tekenen in de hemel meanders uit – enzovoorts.
Heb je er wat aan? Niets, dacht ik eerst, het water lezen is gewoon geinig, net zoals je een dennenappel als barometer kunt gebruiken. Schubben wijd open? Mooi weer. Schubben dicht? Regen op komst. (Thuis grapt men: dennenappel nat? Het regent! Dennenappel weg? Een tornado).
Maar je hebt er wel iets aan, weet ik nu. Ten eerste wordt je leven minder saai als je weet waar je op moet letten. Dan krijgen je ogen weerhaakjes en vangen ze steeds meer. Een aalscholver met een paling in de bek die zich als een wurgslang rond de nek van de vogel kronkelt. Scholeksters die foerageren daar waar een keerstroom achter een strekdam zand aanvoert en korfmossels floreren. Een zwerm van tientallen halsbandparkieten die laag boven de oranje rivier scheert als een groene wolk (ik wacht nog op het moment dat een slechtvalk op de wolk duikt: naar me is verteld spat de zwerm dan als een vuurpijl alle kanten op).
Verplicht schoolvak
Dronken van het kijken kom ik aan op mijn werk, alsof ik kilometers door aquaria heb gefietst. Wat is de wereld fucking mooi, schrijf ik dan op. Ik kan Silicon Valley wel de schuld geven van mijn schermpjesverslaving, maar misschien had ik al die tijd dat andere scherm, mijn natuurlijke blikveld, onnodig saai gemaakt.
En verder: je zintuiglijke zelfvertrouwen neemt toe zodra je de logica kent achter de zinsbegoochelingen.
Dronken van het kijken kom ik aan op mijn werk, alsof ik door aquaria heb gefietst
Volgens de heilige Thomas van Aquino (1224-1274) voeren er twee wegen naar God: het lezen van de Bijbel en het lezen van het boek der natuur. Dat laatste boek lees ik onderweg. En ik ga vanzelf geloven in de goden die je op je huid kunt voelen. De zon schijnt, in het water zie ik het glitterpad, dat bestaat uit duizenden golfjes die allemaal als dansende spiegeltjes fungeren. Halverwege is de glitterbaan smaller, wat logisch is – weet ik inmiddels dankzij Gooley – omdat er net een schip voorbij is gevaren. Een schip strijkt het water plat: minder spiegeltjes.
Alles is met alles verbonden: daar is niets zweverigs aan. En als je zelfs de logica kunt zien in ogenschijnlijk doelloos geklots, geeft dat grip, in een wereld die verder steeds chaotischer lijkt.
Alleen al daarom zou deze omgevingsgeletterdheid, deze vaardigheid van waterlezen, een verplicht schoolvak moeten zijn.
Alles klopt als je goed kijkt. Na een weekend met zon dobberen er meer lachgasflessen. Na Diwali, het lichtjesfeest, spoelen er oranje aardewerken kaarsenkommetjes aan. Na Pasen breekt het basalt haast open van de heermoes en varens en grassen. Na volle maan is er meer drijfhout, omdat de vloed dan hoger komt.
Tussen dat drijfhout zie ik de laatste tijd veel twijgen en stammetjes van wilgen, afgeknaagd door bevers in het natuurgebiedje even verderop. Beverbrieven, noem ik die takken. Soms raap ik er een paar op, probeer de hiërogliefen te lezen die ze in de wilgenbast hebben geknaagd.
Ze schrijven dat het weer beter met ze gaat. Bijna twee eeuwen geleden werd de laatste inheemse bever doodgeslagen omdat hij een dijk zou hebben ondermijnd. Nu leven er weer zesduizend. Ook in Rotterdam wonen er een paar. En zie je dus twijgjes en takken voorbijdobberen.
Klompen cadeau
Vroeger dacht ik: wat rot voor een wilg om te worden opgegeten door een bever. Maar hoe meer ik de rivier lees, hoe meer verbanden ik zie. Want die twijgjes en takken blijven steken langs de oever. Ze schieten wortel. Er groeien nieuwe verse wilgen. Warempel een win-win, de bever eet de wilg, de wilg vermenigvuldigt zichzelf terwijl-ie opgegeten wordt. Zoiets heet symbiose.
Nog niet zo lang geleden deed de mens aan deze wisselwerking. Zorgde goed voor de wilgen en kreeg klompen en manden van wilgenhout als cadeau. Dat was in de tijd toen we het water nog lazen en tegen bomen praatten zoals nu tegen ChatGPT. Het een is niet idioter dan het andere.
Ik jaag als aalscholver, kronkel als paling, peddel als bever, schiet als een snoekbaars
Het is geen idioot idee om die oude vaardigheden te kussen, om eens op blote voeten een rivierstrandje op te lopen. Aan de vorm van de zandribbels onder je blote voeten kun je afleiden welke kant het water op heeft gestroomd, leerde ik van Gooley, net zoals de Toeareg in de Sahara aan de vorm van de duinen aflazen hoe de wind waaide. Je hoeft niet bij de Toeareg of de Maori of de Polynesiërs te behoren om een verbintenis met je omgeving te ervaren: we zijn allemaal ergens inheems, hooguit zijn sommigen dat vergeten.
Er schuilt een revolutionaire kracht in oplettendheid, in water lezen. Elk strandje is een barst in de kade. Je leest er dat de rivier niet plat is, niet een platte snelweg, maar een wezen met diepte.
Dwars door de stad kronkelt een zanderige kloof van een halve kilometer breed en soms wel vijftien meter diep. Tot op heden las ik alleen het omslag: de waterspiegel. Vandaag duik ik met laserogen naar die diepte, ik jaag als aalscholver, kronkel als paling, peddel als bever, schiet als een snoekbaars. Scheepsmotoren bonken in het hoofd, ik zie niets, alleen zand en groen-geel licht en rare schaduwen – ik zie ik zie wat geen computer ziet.
Zelfs onderweg door de woestijn van Jordanië hield voormalig diplomaat Tessa Terpstra op 4 mei twee minuten stilte. Vervolgens vertelde ze haar kinderen „hoe oorlogen ontstaan en wat de rol van Nederland is”. Maar „sinds de genocide in Gaza en het wegkijken van Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders die wel op de Dam de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog gedenken”, krijgt Terpstra, die inmiddels bij een hulporganisatie werkt, „buikpijn” van de Nationale Dodenherdenking.
Ze wijst op het arrestatiebevel van het Internationaal Strafhof tegen de Israëlische premier Netanyahu en de voorlopige uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, dat voldoende aanwijzingen ziet voor voortzetting van de genocidezaak van Zuid-Afrika tegen Israël. „Die hoven zitten in Den Haag, maar Nederland roept Israël niet ter verantwoording”, zegt Terpstra.
Onze herdenking is een aanvulling, geen concurrentie
Op 4 mei organiseert ze ‘4 mei inclusief’, een alternatieve Dodenherdenking in Den Haag. De initiatiefnemers zijn ambtenaren en oud-diplomaten die elkaar leerden kennen bij wekelijks protest tegen het Nederlandse Israëlbeleid. De herdenking houden ze nadrukkelijk op persoonlijke titel.
„We willen stilstaan bij álle slachtoffers van genocide, oorlog, vervolging en onderdrukking. Dat is precies wat, volgens ons, bedoeld is toen we beloofden: ‘Nooit meer’.” Bij de herdenking spreken de uit Gaza gevluchte fotograaf Mohammed Alzaanoun en voormalig PvdA-politicus en holocaustoverlevende Hedy d’Ancona. Ook is er aandacht voor de Bosnische oorlog en het koloniaal verleden.
Lange traditie
Niet alleen vindt deze alternatieve herdenking plaats, justitieminister David van Weel (VVD) liet deze week ook weten dat hij „zorgen” heeft dat 4 mei wordt „verstoord door demonstraties”. Hij riep dinsdag op tot „waardige herdenkingen”. Ook vorig jaar, toen de Gaza-oorlog enkele maanden bezig was, bestond vrees voor protest. Noemenswaardige incidenten bleven toen uit.
Waarom moet de alternatieve herdenking per se op 4 mei? „Ik begrijp dat mensen misschien boos zijn dat getornd wordt aan die dag”, zegt Terpstra. „Maar ik hoor van veel anderen dat ze zich bij de huidige formule ook niet vertegenwoordigd voelen. Daarom is onze herdenking een aanvulling, geen concurrentie.”
Schriftelijk stelt het Nationaal Comité 4 en 5 mei „de roep om aandacht voor slachtoffers van conflicten wereldwijd” te „begrijpen”. Aandacht „voor (on)vrijheid vandaag de dag is belangrijk”, schrijft het Comité. „De nationale herdenking is echter niet het moment om hierbij stil te staan, dan staan Nederlandse slachtoffers van oorlogsgeweld en onderdrukking centraal”. Het Comité wijst erop dat op 4 mei „honderden herdenkingen plaatsvinden”, elk met „een eigen invulling, binnen de richtlijnen”.
Het debat toont „de vitaliteit van de herdenkingstraditie”, zegt Frank van Vree, emeritus hoogleraar Geschiedenis van Oorlog, Conflict en Herinnering
Discussie over 4 mei past in een „lange traditie”, ziet Frank van Vree, emeritus hoogleraar Geschiedenis van Oorlog, Conflict en Herinnering aan de Universiteit van Amsterdam. „Zo vroegen vervolgde homoseksuelen al in de jaren zestig om aandacht bij de Dodenherdenking.” De officiële herdenkingstekst veranderde in 2022 nog. Toen werden slachtoffers van de koloniale oorlog in Indonesië toegevoegd. Ook aandacht voor „andere zaken” als de oorlog in Vietnam, racisme of Gaza past volgens Van Vree „in een lange traditie van groepen die vinden dat er niet alleen over geweld vroeger, maar ook over geweld en onrecht nu moet worden gesproken”. Dergelijk debat toont „de vitaliteit van de herdenkingstraditie”.
Vicieuze cirkel
Nadenken „over wie we herdenken is een belangrijk onderdeel van de herdenking en de aanloop ernaartoe”, laat ook het Comité weten. Juist deze maatschappelijke discussies maken zichtbaar waarbij we stilstaan, en wat voor waarde dit voor onze samenleving heeft.” In het juist deze maand verschenen boek 80 keer 2 minuten („voor iedereen die wil weten wat de Tweede Wereldoorlog niet alleen vandaag de dag nog betekent, maar ook in de toekomst zal betekenen”) laat het Comité (non-) fictieauteurs reflecteren op de herdenking.
Kritiek op de Dodenherdenking én de betekenis die vooral rechtse partijen eraan toedichten, zorgen ervoor dat „de herdenking aan betekenis verliest”. Dat zegt cultuurhistoricus David Wertheim, cultuurhistoricus en auteur van Waar gaat het over als het over Joden gaat? Wertheim ziet dat de een vindt dat de Dodenherdenking „verwatert” door ook aandacht aan Gaza te besteden, terwijl anderen vinden dat alleen stilstaan bij ‘nooit meer’ „blind maakt” voor huidig leed. „Dit is een vicieuze cirkel”, volgens Wertheim, waarbij „elke keuze gepolitiseerd” raakt. „Zo sterft uiteindelijk het morele appel van ‘nooit meer Auschwitz’.”
Lees ook
Het is pijnlijk, de Dodenherdenking gebruiken voor vijandig protest