Onderzoek Amsterdamse zedenzaak: zorgelijk seksueel gedrag nog acht jaar na misbruik

Een kwart van de kinderen die slachtoffer werden van misbruik door kinderoppas Robert M. vertoonde acht jaar daarna nog altijd aan seksueel misbruik gerelateerd gedrag. Dat blijkt uit het proefschrift The deepest wounds are the immeasurable ones van Vionna Tsang, dat woensdag is gepubliceerd. Het gaat onder meer om „zorgelijk seksueel gedrag”. Seksueel gedrag kan als zorgelijk worden ervaren door de aard, frequentie of de volharding waarmee het kind dit laat zien – bijvoorbeeld doorgaan wanneer wordt gezegd te stoppen.

Robert M. was tot 2010 babysitter en medewerker op onder meer het Amsterdamse kinderdagverblijf ’t Hofnarretje. Zijn misbruik kwam aan het licht toen tijdens een Amerikaans onderzoek naar kinderporno een foto opdook van een kind dat kleding droeg met een afbeelding van Nijntje. De zoektocht leidde naar Amsterdam. Het werd een zaak die Nederland schokte en wekenlang het nieuws domineerde. Tijdens de rechtszaak bekende M. 87 kinderen te hebben misbruikt, en verklaarde hij in detail over de aard van het misbruik bij elk kind.

Hij werd ook veroordeeld voor het vervaardigen en het distribueren van kinderporno, M. kreeg een celstraf van 19 jaar en tbs met dwangverpleging. De zaak heeft geleid tot grote aanpassingen in Nederlandse kinderdagverblijven: zo werd het ‘vier-ogen-principe’ geïntroduceerd, wat betekent dat een kinderopvangmedewerker werkzaamheden alleen kan verrichten als hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

Uitgebreide vragenlijsten

Het proefschrift is volgens Tsang en andere betrokken onderzoekers zeer waarschijnlijk de eerste gepubliceerde studie waarin seksueel afwijkend gedrag is gerapporteerd op de lange termijn bij kinderen die zijn misbruikt op preverbale leefijd – nog voordat zij konden praten dus. De uitkomsten zijn gebaseerd op onder meer uitgebreide vragenlijsten die ouders door de jaren heen hebben ingevuld. Eerder werd al bekend dat een derde van de kinderen in de maanden na de ontdekking van het misbruik afwijkend gedrag vertoonde zoals uitdagend of juist angstig gedrag bij lichamelijk onderzoek.

Het proefschrift ondersteunt de theorie dat zorgelijk seksueel gedrag een gevolg kan zijn van misbruik op zeer jonge leeftijd. De promovendus refereert in het onderzoek aan de „wijdverbreide misvatting” dat hele jonge kinderen geen herinneringen opbouwen, of gevolgen ervaren van misbruik dat plaatsvond toen zij nog niet konden praten. De onderzoekers hebben in samenspraak met de ouders besloten niet in te gaan op verzoeken van media om nadere informatie.

De vragenlijsten van de onderzoekers zijn in een periode van acht jaar herhaaldelijk ingevuld door 42 biologische ouders van 45 kinderen, van wie 14 kinderen broer of zus zijn. In 37 gevallen is het seksueel misbruik van het kind juridisch bewezen, in 8 gevallen gaat het om een sterk vermoeden dat het kind seksueel is misbruikt. De gemiddelde leeftijd bij aanvang van het misbruik was 17,8 maanden.

Het onderzoek laat ook zien hoe ouders worstelen met de communicatie met hun kind over het misbruik. In de tien jaar na de ontdekking van de Amsterdamse zedenzaak hebben meer dan de helft van de ouders in deze studie hun kinderen globaal of gedetailleerd over het misbruik verteld. Volgens ouders was dit een van de moeilijkste dilemma’s waarmee ze werden geconfronteerd na de ontdekking.


Lees ook
Verslag van de rechtszaak tegen Robert M.

Robert M.: ja, ik wist dat ik grenzen overschreed en nu wil ik dood

Gesprekken met ouders

Uit de gesprekken met ouders die het vertelden blijkt dat er vaak niet één moment was waarop de kinderen alles is verteld, maar ouders voerden meerdere gesprekken door de jaren heen. Zij hebben de hoeveelheid en soort informatie afgestemd op de ontwikkeling van hun kind en konden daarbij hulp krijgen van pedagogisch geschoolde hulpverleners. Een moeder zei dat ze op jonge leeftijd had verteld dat een „slechte man” in huis was geweest die kleding uit had gedaan en foto’s had gemaakt terwijl dat niet mocht.

Een reden om het wel te vertellen was bijvoorbeeld als ouders bij de ontdekking in 2010 ánderen hadden verteld over het misbruik van hun kind. Een moeder zei tegen de onderzoekers dat haar kind het moet weten omdat andere mensen het weten. „Eerlijkheid is het beste.”

Een moeder die het (nog) niet vertelde, zei tegen de onderzoekers dat je geen kwaad kan doen met wat je niet weet. Volgens haar had haar kind op dat moment nergens last van. De onderzoekers merken op dat sommige ouders in de loop der jaren heen en weer geslingerd werden tussen ‘vertellen’ en ‘niet-vertellen’. Een vader zei over zijn twijfels dat het nooit meer terug te draaien is als je het vertelt. Andersom kan dat wel, zei de vader, op het moment dat je denkt dat je je hebt vergist en je het beter wel kan vertellen.

Ruim een kwart van de ouders heeft zelf klachten die horen bij een posttraumatische stressstoornis, blijkt uit het onderzoek.

In het proefschrift beschrijft onderzoeker Vionna Tsang wat haar opviel tijdens haar interviews van de ouders: „Ze lieten zien dat het mogelijk is om het zilveren (of gouden) randje te vinden, zelfs in tijden van wanhoop.” In haar dankwoord schrijft Tsang dat voor de ouders een van de belangrijkste redenen om bij te dragen aan het onderzoek was „dat wij als wetenschappers en hulpverleners in het vervolg andere kinderen en diens ouders beter kunnen helpen”.