N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Onderwijs De overheid moet stoppen met tijdelijke subsidies voor allerlei projecten in het onderwijs, vindt de Onderwijsraad. Die potjes ondergraven de positie van schoolbesturen.
De Onderwijsraad maakt zich zorgen over de positie van schoolbesturen. „Die wordt ondergraven door het ministerie van Onderwijs en de Tweede Kamer”, zegt voorzitter Edith Hooge. „De bestuurlijke verhoudingen zijn de afgelopen jaren verstoord geraakt.”
De Onderwijsraad brengt hier deze donderdag een ongevraagd advies over uit: Een duidelijke positie voor schoolbesturen. Een van de belangrijkste aanbevelingen is om het onderwijs zoveel mogelijk structureel te bekostigen en zo min mogelijk tijdelijke subsidies te verstrekken voor losse doelen. Daarnaast moet de overheid stoppen scholen aan te sturen buiten de schoolbesturen om, vindt de Onderwijsraad.
Er zijn in Nederland 897 schoolbesturen in het primair onderwijs en 298 in het voortgezet onderwijs. Zij regelen voor ruim zesduizend basisscholen en meer dan vijfhonderd middelbare scholen onder meer het personeelsbeleid, de financiën en de huisvesting. Ook is het hun taak de voorwaarden te scheppen waaronder de aangesloten scholen goed onderwijs kunnen bieden.
De Onderwijsraad heeft onderwijssocioloog Sietske Waslander, hoogleraar in Tilburg, onderzoek laten doen naar wat er in beleidsdocumenten van het ministerie, vergaderingen van de Tweede Kamer en berichten in de media wordt gezegd en geschreven over schoolbesturen. Uit haar analyse, die ook donderdag verschijnt, blijkt dat de beeldvorming vaak negatief is. Schoolbesturen zouden te weinig verstand hebben van de onderwijspraktijk, publiek geld oppotten of aan de verkeerde dingen besteden en zetelen in „fancy kantoren met hoogpolig tapijt”. Voormalig minister Dennis Wiersma (Onderwijs, VVD) vond „niet alle bestuurders even capabel”, daarom wilde hij „de zeggenschap in de school en in de klas bij de leraar” leggen.
Verstoorde verhoudingen
Er is de laatste jaren een „slecht humeur” ontstaan tegenover schoolbesturen, vat Hooge samen. De Onderwijsraad ziet dit eens te meer als teken dat de verhoudingen verstoord zijn geraakt. „We waarschuwen dat dit soort uitingen een toon zetten en een beeld creëren waarmee je de positie van schoolbesturen ondergraaft.”
Er zijn schoolbesturen die het echt niet goed doen, zegt Hooge. „Het beeld is wisselend. Sommige schoolbesturen hebben het super op orde. In Brabant bijvoorbeeld hebben ze samen gezegd: we maken de afspraak dat we geen leraren van uitzendbureaus meer inhuren, want we willen onze eigen leraren perspectief bieden. Maar er zijn ook schoolbesturen die steken laten vallen. Die voeren geen goed personeelsbeleid, zijn te ver losgezongen van hun scholen of ze zorgen niet voor faciliteiten die nodig zijn voor goed onderwijs.”
Al valt er op schoolbesturen wel wat aan te merken, de Onderwijsraad heeft nog steeds veel vertrouwen in het model waarbij de overheid kaders schept voor het onderwijs en de schoolbesturen die verder invullen. Hooge: „We hebben dit systeem al meer dan honderd jaar en we weten dat het in potentie tot heel goed onderwijs kan leiden. Schoolbesturen zijn daar een onmisbaar knooppunt in.”
Wel zouden schoolbesturen meer moeten samenwerken om samen oplossingen te organiseren voor problemen die landelijk spelen, zoals het lerarentekort, het onderwijs aan kinderen die speciale ondersteuning nodig hebben (‘passend onderwijs’) en het onderwijs aan vluchtelingenkinderen. „Om die samenwerking mogelijk te maken moet de overheid de financiële prikkels weghalen die scholen nu stimuleren om te concurreren”, zegt Hooge.
Lees ook: Scholen willen zo snel mogelijk af van dure zzp’ers
ADHD en autisme
Dat sommige schoolbesturen minder goed functioneren, ligt volgens de Onderwijsraad niet altijd alleen aan henzelf. „Het wordt hun ook wel verdraaid lastig gemaakt om hun werk goed te doen”, zegt Hooge. „Ze hebben te maken met een ministerie, ministers en soms ook de Tweede Kamer, die niet duidelijk maken wat er precies van hen wordt verwacht, welke taken en verantwoordelijkheden ze hebben.”
Als voorbeeld noemt ze de ondersteuning voor kinderen met problemen als ADHD en autisme, het zogenoemde ‘passend onderwijs’. „Daar zijn geen landelijke normen voor.” Ook als het gaat om taal- en rekenonderwijs ontbreken heldere kerndoelen en exameneisen, zegt Hooge.
Daar komt bij dat de aansturing vanuit de overheid „inconsistent” is, vindt de Onderwijsraad. Hooge geeft nog een voorbeeld: „Aan de ene kant wordt van schoolbesturen verwacht dat zij goed strategisch personeelsbeleid voeren, zeker nu met het lerarentekort. Aan de andere kant geeft de overheid de schoolbesturen tijdelijk extra geld met de opdracht om dat direct naar scholen door te sluizen, zodat lerarenteams zelf kunnen bepalen hoe ze de werkdruk verlagen. Dat is een dubbele boodschap. Hoe kun je als schoolbestuur goed samenhangend personeelsbeleid maken als er om jou heen wordt gestuurd?”
Onderwijsraad vindt de aansturing vanuit de overheid „inconsistent”
Dit soort tijdelijke subsidies verstoren het systeem, vindt de Onderwijsraad. Hooge: „Er zijn de laatste jaren steeds meer potjes met tijdelijk geld gekomen waar losse doelen aan worden gehangen. Dat zie je ook weer in de onderwijsbegroting die vorige week is uitgekomen. Eerst had je het tijdelijke geld om de corona-achterstanden weg te werken, nu is er een subsidieregeling om het onderwijs in taal en rekenen te verbeteren. Al die tijdelijke potjes maken samen maar 8 procent uit van de hele bekostiging van het onderwijs, maar juist dit relatief kleine beetje geld brengt voor schoolbesturen een enorme bureaucratie mee. Ze moeten het aanvragen, verantwoorden, enzovoorts.”
Extra geld om achterstanden van leerlingen weg te werken of het taal- en rekenonderwijs te verbeteren is goed, zegt Hooge. „Maar maak het dan structureel, en laat het aan de schoolbesturen over om samen met leraren en schoolleiders te bepalen waaraan het geld wordt uitgegeven.”