Op een novemberochtend zit Eppo Bruins (55) op het ROC Nijmegen in een kring met studenten. „Het is nodig dat we elkaar in de ogen kijken”, zegt de NSC-minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap plechtig met zijn typerende zachte stem. „Dat we elkaar als mensen zien en niet als onderdeel van een groep.”
De studenten vertellen hem over hun ervaringen met discriminatie tijdens hun stages. Een student van Marokkaanse komaf heeft zojuist verteld dat op haar eerste stagedag tegen haar werd gezegd: „We hebben het niet zo op Marokkanen.” Als Bruins vervolgens zegt dat mensen elkaar in de ogen moeten kijken, zegt de student: „Eh, ja, nee, dat klopt, ja.”
Aan het begin van zijn werkbezoek zei de minister dat hij zijn „oren” had „meegenomen”, terwijl hij even aan zijn oren voelde. Hij wilde ermee zeggen dat hij goed zou luisteren en dat doet hij ook. De verhalen van de studenten lijken hem echt te raken en hij stelt de juiste vragen.
De studenten lijken zich op hun gemak te voelen bij hem. Alleen weten ze niet altijd even goed wat ze aan moeten met zijn zalvende woorden. Later begint hij nog een keer over „elkaar in de ogen kijken” en over „hoop” en „verbinding”.
Eppo Bruins, evangelisch, neemt zijn geloof overal mee naartoe. Als Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie (2015-2021) stond hij op dinsdagochtenden regelmatig te bidden met een groep in een hoekje van het Kamergebouw. Na zijn vertrek liep hij er nog een tijd rond als ‘bemoediger’, samen met Johan den Hartogh van Justice House of Prayer (JHOP), een gebedshuis in Den Haag. Ze boden een luisterend oor aan Kamerleden en baden voor hen. In 2021 zegenden Bruins en Den Hartogh zelfs samen het nieuwe (tijdelijke) Kamergebouw. „Zeven dagen lang liepen we er elke avond een rondje omheen terwijl we gebeden uitspraken. Ook bliezen we op een sjofar, een ramshoorn die in de Joodse eredienst wordt gebruikt”, vertelt Den Hartogh aan de telefoon.
Bruins vertelt graag, ook in de media, hoe hij tot het geloof is gekomen. Hij is niet christelijk opgevoed, maar speelde piano in de begeleidingsband van een christelijk koor. Toen hem werd gevraagd om een avond mee te zingen, zei de dirigent dat er één nummer was dat je niet kunt zingen als je niet gelooft. Toen dat nummer kwam, And in that day van Adrian Snell, stokte Bruins’ stem. Wow, dacht hij toen, God bestaat écht.
Des te vreemder is zijn overstap van de ChristenUnie naar NSC, vinden vrijwel alle zestien mensen die NRC voor dit profiel sprak. Die maakte hij deze zomer omdat hem door NSC was gevraagd onderwijsminister te worden in het kabinet-Schoof. Bruins wilde in eerste instantie lid blijven, maar toen de zwaar teleurgestelde partijleider Mirjam Bikker hem duidelijk maakte dat de ChristenUnie niet wenste mee te werken aan het kabinetsbeleid, zei hij zijn lidmaatschap op.
De overstap was ook opmerkelijk omdat al duidelijk was dat Bruins, afkomstig uit de wetenschap, als onderwijsminister moest gaan bezuinigen op hoger onderwijs en onderzoek. In de jaren negentig promoveerde hij in de natuurkunde en daarna had hij managementfuncties bij allerlei wetenschappelijke instituten. Tot aan zijn ministerschap was hij voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI). In die rol schreef hij afgelopen juni in een opiniestuk in het Het Financieele Dagblad dat het kabinet juist zou moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling. De geplande bezuinigingen op onderwijs, die hij zelf „lelijk” noemt, lopen op tot 1,9 miljard euro per jaar, waarvan 1 miljard op hoger onderwijs en onderzoek.
Vanwege die bezuinigingen krijgt Bruins sinds Prinsjesdag de wind van voren vanuit het onderwijsveld. Afgelopen maandag was er een protest in Den Haag met ruim twintigduizend demonstranten. En in aanloop naar het Tweede Kamerdebat over de onderwijsbegroting dinsdagavond bleek dat twee gelegenheidscoalities van oppositiefracties de geplande bezuinigingen willen tegenhouden. Zij dreigen de begroting in de Eerste Kamer weg te stemmen als Bruins niet akkoord gaat met hun voorgestelde wijzigingen. De onderhandelingen hierover, achter de schermen, kunnen nog wel een week duren.
Er is nog iets wat Bruins’ overstap opvallend maakt. Een van de redenen dat hij in 2011 zijn lidmaatschap van het CDA opzegde, was de samenwerking van die partij in het kabinet-Rutte I met de PVV als gedoogpartner. Nu zou Bruins minister worden in een kabinet waarvan de PVV daadwerkelijk deel uitmaakt.
Ik ben me heel erg bewust van het feit dat ik heel veel talenten heb
Hij heeft dus flink om zijn eigen normen en waarden heen moeten slalommen om bij het ministerschap uit te komen. Waarom heeft hij dat gedaan? Zelf zegt hij steeds: „Ik ben de juiste man op de juiste plek.” Oftewel: als wetenschapsman heeft hij nu de mogelijkheid om de pijn van de bezuinigingen enigszins te verzachten. Voor een andere verklaring grijpt Bruins vaak terug op zijn geloof. Afgelopen augustus zei hij in een interview met het Nederlands Dagblad dat het „de bedoeling” was dat hij op deze plek zou komen. „Gods leiding zit in alles.”
Meerdere mensen die NRC sprak hebben een andere verklaring. Of beter gezegd: nóg een verklaring, want ze geloven best dat Bruins zelf gelooft dat hij het kruis moet dragen om Nederland beter te maken. Maar ze zien ook zijn grote eergevoel, een stukje ijdelheid en misschien zelfs wat opportunisme.
Na zijn Kamerlidmaatschap zei Bruins altijd dat hij nog niet klaar was in Den Haag. Eind 2021 had hij het in de politieke podcast De Binnenkamer over „een boodschap” die hij nog heeft voor het land. Hij zei ook: „Ik ben me heel erg bewust van het feit dat ik heel veel talenten heb en ik vind het geweldig om die dan ook te mogen gebruiken.” Hij had in die tijd zelfs expres geen baan voor langere tijd aangenomen zodat hij makkelijk zou kunnen terugkeren naar Den Haag als hij de kans kreeg. Maar die kans kreeg hij niet bij de ChristenUnie. In 2021 was hij lager op de lijst gezet, op plek 7, en niet herkozen. De ChristenUnie was niet laaiend enthousiast over hem als Kamerlid. Misschien, klinkt in de partij, schatte hij in dat zijn kansen om namens de ChristenUnie terug te keren naar Den Haag verkeken waren en nam hij daarom het aanbod van NSC aan.
Niet dat zijn Kamerlidmaatschap een fiasco was. Collega’s uit die tijd noemen hem bijzonder intelligent, (inhoudelijk) gedreven en leergierig. Hij had visie en was prettig in de omgang. „Hij liep heel vaak even binnen bij collega’s voor een gesprekje: hoe gaat het met je?”, zegt Carla Dik-Faber, destijds ook Tweede Kamerlid namens de ChristenUnie. „Hij had echt een luisterend oor, ook voor de stagiairs.”
Alleen was Bruins wel een beetje een „Alice in Wonderland” in de politiek, zegt Dik-Faber. „Hij kon met kwieke tred door de gang lopen en dan links en rechts de kamers in kijken met zo’n verwonderde blik van: waar ben ik eigenlijk terechtgekomen?” Bruins had nul politieke ervaring toen hij de Kamer in kwam. De selectiecommissie was onder de indruk geweest van zijn ervaring in de wetenschap en als manager en had hem dus gelijk hoog op de lijst gezet.
Maar, zagen ze in Den Haag, door de jaren heen werd het niet echt beter. Hij miste een zekere gehaaidheid, was te goed van vertrouwen om politiek vernuftig te zijn. Ja, moties en initiatiefnota’s indienen deed hij wel. Hij streed bijvoorbeeld tegen de opening van Lelystad Airport en vóór de herinvoering van de basisbeurs voor studenten. Die onderwerpen heeft hij mede op de kaart gezet. Maar het hogere politieke spel, het hardcore onderhandelen, daar was hij niet goed in. Bedenken wie je nodig hebt om je doel te bereiken, wat je kunt geven, nemen. Dat lijkt hem nu als minister weer parten te spelen, klinkt in Den Haag. Doordat hij zich niet voldoende zou hebben ingezet om in de Eerste Kamer een meerderheid te regelen voor de geplande bezuinigingen, dreigen zijn plannen daar nu te stranden.
Tegelijkertijd heeft hij de neiging om, als hij het idee heeft dat hij goed in de materie zit, prekerig te worden, een soort college te geven. In zijn tijd in de Tweede Kamer konden Kamerleden van andere partijen zich daaraan ergeren. Hij deed in dat opzicht denken aan Pieter Omtzigt, nu NSC-leider. Soms werd die omtzigtiaanse stijl juist gewaardeerd, bijvoorbeeld als hij een berg scherpe, technische vragen stelde in de Tweede Kamer.
In zijn Kamertijd bouwde Bruins een hechte band op met Omtzigt. Grote kans dat die ook heeft meegespeeld in de beslissing om ja te zeggen tegen het ministerschap.
Bruins was binnen de ChristenUnie actief in allerlei partijcommissies. In die rol werd hij erg gewaardeerd, zegt CU-voorzitter Ankie van Tatenhove. „Daarom verraste zijn besluit ons ook.” Wouter Beekers, voormalig directeur van het wetenschappelijk instituut van de partij, vond het verdriet dat hij bij partijleden zag over Bruins’ overstap „indrukwekkend”. „Dat zei veel over de waardering die mensen hadden voor hem en over de verbindende kracht die hij heeft laten zien in de ChristenUnie.” Carla Dik-Faber belde Bruins om te zeggen hoe erg zijn vertrek haar raakte. „Ik was echt heel verdrietig en teleurgesteld.” Toch hebben zij nog steeds goed contact.
In de wetenschappelijke wereld kwam zijn overstap ook onverwachts. Hij zou net aan de Universiteit Leiden in deeltijd benoemd worden als bijzonder hoogleraar. En Bruins was pas twee jaar voorzitter van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. Directeur Patrick Essers had hem bij zijn aanstelling gevraagd wat hij zou doen als de ChristenUnie hem weer als Kamerlid zou vragen. Bruins antwoordde dat hij „dat hoofdstuk” had „afgerond” en dat hij zich „100 procent” wilde geven voor de AWTI. Essers, droogjes: „We hebben het niet gehad over wat hij zou doen als hem gevraagd zou worden minister te worden.” Maar hij neemt Bruins zijn keuze niet kwalijk.
Oud-collega’s uit het wetenschapsveld, Kamerleden, ChristenUnie-leden: ze kunnen er allemaal met hun hoofd niet bij dat Bruins nu allerlei ideeën moet uitvoeren die zo tegen zijn eigen visie indruisen. Ze wijzen dan niet alleen op de voorgenomen bezuiniging op het hoger onderwijs en onderzoek, maar ook op de bezuiniging op godsdienstonderwijs en op het terugdringen van de internationalisering van het hoger onderwijs.
Op één onderwerp hoeft Bruins zijn eigen visie niet te verloochenen. Net als zijn voorganger Robbert Dijkgraaf (D66) zet hij vol in op herwaardering van het mbo. Al toen hij manager was bij het Leids Instituut voor Onderzoek in de Natuurkunde (LION) (2004-2008) was hij „heel erg doordrongen van het nut van praktisch ingestelde mensen”, vertelt oud-collega Peter Kes, emeritus hoogleraar experimentele natuurkunde. Bruins had daar de verantwoordelijkheid voor de praktisch opgeleide vaklieden die apparatuur voor wetenschappers maakten.
Door zijn nieuwe baan heeft Bruins er niet meer zoveel tijd voor, maar eerder wandelde goede vriend Jeroen Marcus vaak met hem door de natuur rond Ermelo, waar Bruins woont. Altijd was hond Shelly erbij. „Hij postte wekelijks een zoekplaatje op Facebook na een wandeling. Dan moest je Shelly vinden op de foto”, vertelt Marcus, die communicatieadviseur was bij de ChristenUnie-fractie in de tijd dat Bruins Kamerlid was. Verder houdt hij volgens Marcus van pianospelen en leest hij „alles wat los en vast zit”. Hij is ook een familiemens. Hij heeft een vrouw, twee kinderen en is net voor het eerst grootvader geworden.
Volgens Marcus is Bruins een erg „relationeel mens” en trekt hij zich de kritiek van de ChristenUnie op zijn overstap aan – tot op zekere hoogte. „Maar hij is er zó van overtuigd dat hij dit moet doen.”
Of Bruins nog welkom is bij de ChristenUnie als hij terug wil? „Bij de ChristenUnie is altijd plaats voor zondaren”, zegt Tweede Kamerlid Pieter Grinwis met een lach. Van Tatenhove: „Het staat mensen vrij om lid te worden van de partij. Maar lid worden is natuurlijk niet hetzelfde als weer terugkomen in een functie.”