Ze is opgegroeid in Amsterdam en het kostte haar de grootste moeite om haar ouders – beiden hoogleraar aan een grote universiteit – ervan te overtuigen dat University College Roosevelt (UCR) in Middelburg een goede keus voor haar was. „En nu hebben ze echt zoiets van: zie je wel”, zegt student Rasha al Hosain. In 2023 begon ze aan het Engelstalige ‘liberal arts college’ waar zo’n 550 studenten studeren. Het kleinschalige ervan sprak haar aan. Afgelopen week werd bekend dat vanwege bezuinigingen een kwart van de medewerkers, zo’n twintig mensen, ontslagen wordt.
Dat geeft de studenten een hoop onzekerheid over het verdere verloop van hun studie. „Voor elke specialisatie is er vaak maar één professor”, zegt Al Hosain. „Ik doe bijvoorbeeld de politicologie-, filosofie- en geschiedenistrack. Als mijn politicologiedocent wordt ontslagen, kan ik mijn specialisatie misschien niet afmaken.”
En ja, wettelijk gezien is de onderwijsinstelling verplicht om de studenten alternatieve mogelijkheden te bieden om hun studie af te maken, zegt Al Hosain, al heeft UCR die nog niet bekendgemaakt. „Maar die kan ik wel raden en die zijn niet heel handig. Toen er bijvoorbeeld in het verleden op onze musicologieafdeling werd bezuinigd, moesten studenten naar Tilburg reizen voor hun vakken. Maar op UCR zitten veel internationals zonder studenten-ov. En ik heb nou juist expres gekozen voor Community Engaged Learning [maatschappelijk betrokken onderwijs]; wij zijn echt een belangrijk onderdeel van de Middelburgse gemeenschap.”
De bezuinigingen hingen al langer in de lucht. Al Hosain en haar medestudenten wisten al in oktober dat er „iets ging gebeuren” en kwamen met petities die pleitten voor meer transparantie daarover. Toen vorige week duidelijk werd dat er gereorganiseerd zou gaan worden, organiseerde een aantal studenten en docenten – onder wie Al Hosain – een staking en demonstratie die deze maandag plaatsvond op en rondom de campus in Middelburg. „Het duurt de hele dag. Er is gratis ontbijt, yoga, spelletjes, speeches, een lezing over waarom liberal arts & sciences belangrijk is.”
Ook reorganisatie Twente en VU
De reorganisatie bij UCR staat niet op zichzelf. Ook Universiteit Twente (UT) en de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam hebben recent een reorganisatie aangekondigd. In Twente zullen ruim veertig medewerkers van de faculteit Technische Natuurwetenschappen ontslagen worden, bevestigt een woordvoerder. Om hoeveel banen het bij de VU zal gaan, is nog onduidelijk.
Personeelskosten, bouwkosten, alles is gestegen. En als je dan al tegen een beperkt budget aanloopt, wordt het nog lastiger
De reorganisaties zijn deels te wijten aan de aangekondigde bezuinigingen op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Onderwijsminister Eppo Bruins (NSC) wilde in eerste instantie 1 miljard euro bezuinigen. Dat voorstel dreigde echter te sneuvelen in de Eerste Kamer, waar de coalitie geen meerderheid heeft. Een ‘monsterverbond’ van oppositiepartijen – CDA, ChristenUnie, SGP en JA21 – lukte het afgelopen december om wat van die 1 miljard af te snoepen in ruil voor hun steun in de Eerste Kamer. Maar er staat nog steeds ongeveer een half miljard aan bezuinigingen overeind. Hoewel de Eerste Kamer nog moet stemmen over de onderwijsbegroting, nemen onderwijsinstellingen vast het zekere voor het onzekere bij het maken van hun eigen begrotingen.
Een andere factor zijn gestegen kosten, zegt de UT-woordvoerder. „Personeelskosten, bouwkosten, alles is gestegen. En als je dan al tegen een beperkt budget aanloopt, wordt het nog lastiger.”
En dan zijn er nog de internationale studenten, of beter gezegd: het gebrek daaraan. Op het ministerie van Onderwijs is al een tijdje een wet in de maak die de instroom van internationale studenten moet beteugelen. Die instroom zorgt in sommige studentensteden voor een steeds groter tekort aan studentenkamers, een hoge werkdruk voor docenten en dreigende verdringing van Nederlandse studenten. Het idee is ook dat de Wet internationalisering in balans (Wib) het Nederlands als onderwijstaal ook moet behouden en versterken.
Maar sommige onderwijsinstellingen hebben minder last van de nadelen van internationalisering, terwijl ze er wel in grote mate van afhankelijk zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor UCR en de Universiteit Twente, die in een krimpregio liggen. Hoewel de Wib nog niet van kracht is, merken zij daar nu al een effect van. „Onze instroom van internationals is de afgelopen twee jaar al flink gedaald”, zegt de woordvoerder van het University College. „Op middelbare scholen in het buitenland wordt Nederland minder aangeprezen als studieland, vanwege alle berichtgeving rondom de Wib.”
In Middelburg en Twente maken ze zich ook zorgen om een Kamerbrief waar Bruins eerder deze maand mee kwam. Het ‘monsterverbond’ in de Tweede Kamer had nog een voorwaarde voor steun voor de onderwijsbegroting: een uitzonderingspositie in de Wib voor onderwijsinstellingen in krimpregio’s. In zijn brief schreef Bruins dat de krimpregio’s inderdaad een uitzonderingspositie krijgen; zij zullen meer studies in het Engels mogen aanbieden dan dat ze volgens het huidige wetsvoorstel zouden mogen.
Uitzonderingspositie
Toch is de inhoud van de brief niet waarop ze hadden gehoopt, zegt de woordvoerder van UCR, waar zo’n 65 procent van de studenten uit het buitenland komt. „Die uitzonderingspositie krijgen we niet aan de voorkant. We moeten alsnog door de ‘toets anderstalig onderwijs’. Dat geeft veel onzekerheid.” Met die toets wil de minister gaan bepalen of een opleiding in het Engels mag worden gegeven. De toets wordt minder streng voor onderwijsinstellingen in de krimpregio’s, maar zij moeten wel nog steeds bewijzen dat de anderstaligheid van hun studie „doelmatig” is, schreef Bruins, bijvoorbeeld door „de verwevenheid met de regionale arbeidsmarkt en/of kennisinfrastructuur”.
„De reorganisatie doet UCR niet voor de lol”, zegt hoofddocent politicologie Herman Lelieveldt. „Ik denk dat iedereen wel beseft dat dit moet gebeuren.” Toch deed hij maandag mee aan de staking. „De bezuinigingen hingen al langer in de lucht en wij hebben keer op keer gevraagd om meer duidelijkheid, die we steeds niet kregen. En nu zitten we middenin het semester en wordt er opeens een reorganisatie aangekondigd.”
Over zijn eigen positie krijgt hij deze week meer duidelijkheid, maar daar maakt hij zich niet zoveel zorgen om. „Ik red me wel. Ik maak me wel zorgen over het onderwijs- en onderzoeksklimaat in de regio dat hiermee een flinke klap krijgt.”
Het grote probleem met de muskusrat is dat hij maar zo kort een klein probleem is.
„Een stelletje muskusratten kan twee, drie of zelfs vier keer per jaar een nest krijgen, met gemiddeld vijf tot zeven jongen, met uitschieters tot zelfs elf per nestje”, zegt muskusrattenvanger Jan Beijer, terwijl hij een levenloos exemplaar in zijn handen houdt. „Ze zijn na een halfjaar al geslachtsrijp. Dus als je niet aan bestrijding doet, kan je binnen vijf jaar door één stelletje een populatie van 20.000 muskusratten hebben.”
Combineer die cijfers met het gegeven dat het een ‘zorgwekkende invasieve exoot’ is, die door zijn graafdrift een risico vormt voor dijken, waterwerken, natuur én biodiversiteit, dan lijkt er maar één conclusie mogelijk: de muskusrat moet het land uit. „Terugdringen tot aan de landsgrenzen” is dan ook de landelijke strategie: in 2034 moet Nederland muskusrattenvrij zijn.
Jan Beijer (61) is een van de 400 muskusrattenvangers die daarvoor moeten zorgen. Deze weken gaat zijn aandacht vooral uit naar het slechts tien vierkante kilometer grote eiland Tiengemeten, gelegen in het Haringvliet en dus vrij ver verwijderd van de landsgrens. Toch is de bestrijding er van groot belang voor het hele waterschap Hollandse Delta.
Jan Beijer is al decennia muskusrattenvanger. In totaal, rekent hij uit, „zal ik er zo’n 30.000 gevangen hebben”.
Foto Merlin Daleman
Eén keer per uur vaart het pontje van Nieuwendijk het Vuile Gat over naar het eiland, waar Beijer op een legergroene quad aan komt rijden. Hij draagt een pet met camouflageprint, een jasje met de tekst ‘muskusrattenbeheer’ erop, en daaronder, laat hij zien, een waadpak. „Soms sta ik echt tot hier in het water om een val te plaatsen.” Hij wijst naar een punt halverwege zijn buik.
Hij moet wel. De dieren leven in ondergrondse holen langs oevers en in dijken. De ingangen daarvan graven ze onder de waterlijn, waardoor ze moeilijk te vinden zijn voor vijanden. In Nederland is dat er maar één: de mens. Hol voor hol speuren muskusrattenvangers de oevers af, waar ze voor de ingang een vierkante val plaatsen. Beijer spant de veer aan en laat met een stok, die een muskusrat voor moet stellen, zien hoe de val werkt. De knal is hard. „We kopen gecertificeerde klemmen met een bepaalde slagkracht, zodat de muskusrat op slag dood is.”
Net achter de voorruit van de quad heeft Beijer een muskusratkadaver klaargelegd. „Kijk, ze hebben anders dan de rat een platte staart”, zegt hij, terwijl hij het levenloze dier ronddraait. Niet horizontaal plat, zoals de bever, maar verticaal plat. Hij wijst naar de voorpoten. „Dat zijn net graafbakken, daarmee kunnen ze een kuub grond per jaar verplaatsen.” Raak maar aan hoor, maant hij. „Het zijn hele schone dieren.”
Waterkonijn
De muskusrat of bisamrat, is, anders dan zijn naam doet vermoeden, géén familie van de rat. Het knaagdier, dat ongeveer vier keer zo groot is als een gewone rat, is familie van de woelmuis. Hij wordt in sommige delen van de wereld nog steeds gefokt voor zijn bont, dat op de markt komt als bisam. De muskusrat stond in België – voor dit vanwege parasieten en ziektes verboden werd – op menukaarten als ‘waterkonijn’. Hij komt van oorsprong uit Noord-Amerika, maar heeft zijn gebied uitgebreid tot Zuid-Azië en Europa.
Een Tsjechische prins nam er ooit een paar mee van een jachtreis
De muskusrat kwam ruim een eeuw geleden in Europa aan. Het verhaal gaat dat de Tsjechische prins Colloredo-Mannsfeld er in 1905 een aantal meenam van een jachtreis in Alaska. Hij zette ze uit bij zijn buitenhuisje. Want: leuk om op te jagen. Tien jaar later zaten er in een straal van honderd kilometer rond zijn landgoed rond de twee miljoen.
Vijftien jaar later, in 1919, bereikte het dier Finland. In 1930 het VK – dat er qua bestrijding snel bij was, want in 1937 was het land weer muskusrattenvrij, en dat is het nog steeds. Weer een jaar later, in 1938, werd de eerste muskusrat in Nederland gevangen.
„Wat men al lang vreesde, n.l. dat de bisamrat te eeniger tijd ook in ons land zou doordringen, is thans werkelijkheid geworden. Het eerste exemplaar is gevangen in de omgeving van Budel”, schreef De Telegraaf op 20 januari van dat jaar onder het kopje ‘Ongewenschte Vreemdeling’.
Vroeger werd Beijer per gevangen muskusrat betaald. „We kregen vijf gulden per staart.”Foto Merlin Daleman
Premiejager
Een vreemdeling is de muskusrat allang niet meer, ongewenst wel. Beijer is ondertussen al 41 jaar in dienst, maar hij deed het werk daarvoor al als premiejager, waarbij hij door de provincie betaald werd per rat. „Eerst kregen we vijf gulden per staart, daarna kregen we er een knaak bij.” Hij kent verhalen van vangers die bij de ene provincie staarten in moesten leveren, en bij de andere schedels. „Die konden twee keer vangen.”
De laatste tien jaar is Margreet van Willegen, het afdelingshoofd Muskusrattenbeheer voor de waterschappen, zijn leidinggevende. Ze wordt in de organisatie ook wel de muskusrattenkoningin genoemd. „Liever dat, dan Miss Muskusrat.” Ze begon haar carrière als jurist, beleidsmaker bij de provincie Utrecht. Tegenover haar in de gang zat de muskusrattenbestrijding. Ze besloot over te steken.
„De wet zegt niet dat we de muskusrat moeten bestrijden”, zegt ze. „Maar de wet zegt wél dat we de waterstaatswerken moeten beschermen tegen graafschade.” Hoe dat het beste kan is uitgebreid onderzocht, vertelt ze. „Tussen 2013 en 2017 is er een uitgebreide veldproef gedaan.”
Ze hebben destijds Nederland opgedeeld in zones. „Per vak werd een andere methode toegepast: intensievere bestrijding van de muskusrat, seizoensgebonden bestrijding, 30 procent meer of 30 procent minder dan normaal bestrijden en op één plek gewoonweg niets doen.” Op basis van de uitkomst is besloten tot de landelijke strategie van het terugdringen van de muskusrat tot aan de grens. „Ook om meer dierenleed in de toekomst te voorkomen.” Duitsland en België doen zelf vrij weinig aan bestrijding. „Zij hebben ook niet zoals wij heel veel dijken te beschermen.”
Met een sausje
Hoeveel muskusratten er nu nog in Nederland zitten is niet bekend. Wel duidelijk is dat het er nu in elk geval één minder is. Beijer, die tot aan zijn middel in het water staat, heeft beet.
„Een ram, kijk maar”, zegt hij. Hij houdt het mannetje vast in handschoenen die tot zijn oksels gaan. „Soms hebben we hier ook een verdwaalde bruine rat en die kunnen de ziekte van Weil of de ziekte van Lyme bij zich dragen.”
De muskusratten die op Tiengemeten worden gevangen worden met de buik omhoog in het gras gelegd, zodat ze makkelijk te vinden zijn voor vogels.
Foto’s Merlin Daleman
Eén keer heeft hij muskusrat gegeten, zegt hij. „Een soort wild”, zegt hij bedenkelijk. „Je kan natuurlijk alles lekker maken met een sausje, maar doe mij maar een stukje kip.” De muskusratten die ze hier vangen geven ze „terug aan de natuur”, want ze zijn „geen trofee”. Ook deze legt hij met de buik omhoog in het gras, makkelijk te vinden voor kraaien en andere roofvogels. „Als je over twee dagen terugkomt ligt er alleen nog een velletje.”
Speurend vervolgt hij zijn weg langs de oever. Uit het water steken stokjes met neon-oranje tipjes, ten teken dat er een val is geplaatst. Maar dan blijft hij opeens ergens staan waar géén stokjes staan. „Hier veert de grond”, onder zijn laars gaat de aarde inderdaad op en neer. „Dan weet je dat ze hier zitten.”
Op die manier gaat Beijer het hele eiland rond. Overal op zoek naar sporen en aanwijzingen. „Het is vreselijk arbeidsintensief”, zegt Van Willegen. „Je moet je voorstellen dat iedere watergang nagelopen moet worden, elke keer opnieuw. We vangen steeds minder, maar nog steeds hebben vangers dezelfde drive.”
Er wordt Beijer regelmatig gevraagd waarom hij nou op dit eiland moet jagen, want: het is toch een eiland? Beijer: „Het is een klein eiland, ja, maar muskusratten kunnen drie kilometer zwemmen en het is hier maar 800 tot 900 meter tot de overkant. Hier niet bestrijden betekent: in de hele omgeving meer muskusratten.”
Afgelopen jaar zijn er in totaal 65.000 muskusratten gevangen, 27 procent meer dan het jaar daarvoor. Een flinke toename, maar nog steeds een grote afname ten opzichte van begin deze eeuw, toen het er tussen de 300.000 en 400.000 per jaar waren. De landelijke toename van afgelopen jaar wordt toegeschreven aan „lange periodes van hoogwater en gerichte inzet”.
Foto Merlin Daleman
Op Tiengemeten, een Natura2000-gebied dat door Natuurmonumenten werd ‘teruggegeven aan de natuur’, mocht tot afgelopen jaar tijdens het broedseizoen van vogels (van 15 maart tot 15 juni) niet tot nauwelijks op de muskusrat worden gejaagd; het zou de vogels verstoren.
„Het is nog steeds de bedoeling dat we hier zo min mogelijk zijn”, zegt Beijer. Maar het is ondertussen wel duidelijk dat ze niet helemaal kunnen wegblijven. „De broedperiode is namelijk ook de kraamtijd van de muskusrat.” In overleg met Natuurmonumenten blijft de bestrijding daarom nu het hele jaar doorgaan.
Niet iedereen is blij dat er actief op muskusratten wordt gejaagd. „Er is regelmatig bezwaar, zoals bijvoorbeeld van de Partij voor de Dieren”, zegt Van Willegen. „Die zeggen dan dat er niet bestreden moet worden, maar dat we alle dijken en waterwerken moeten verstevigen met beton. Maar de simpele waarheid is dat we niet het hele land kunnen dichttimmeren. En daarbij: juist voor de biodiversiteit kan het ook niet.”
Ruitenwisser
Veel kritiek komt van mensen uit stedelijk gebied. „Eén keer heeft een vanger een briefje onder de ruitenwisser gehad”, zegt Van Willegen. „Daar stond dat die persoon hoopte dat reïncarnatie bestond, en dat de muskusrattenvanger in kwestie terug zou komen als muskusrat.” Ze halen als zoiets gebeurt hun schouders op, zegt ze, maar het is wel vervelend. „Muskusrattenvangers worden soms gezien als de bullebakken in het veld, maar dat zijn ze echt niet. Dit zijn juist natuurliefhebbers.”
Beijer heeft ook niks tegen de muskusrat. „Het is een mooi beestje, maar het probleem is dat hij hier echt te veel schade aanricht.” Het is met ietwat gemengde gevoelens dat Beijer bijdraagt aan het streven om Nederland voor 2034 muskusrattenvrij te maken. Toch is hij ook trots. „In mijn topjaar heb ik 5.821 muskusratten gevangen in één jaar. Dat was in 1993.” In totaal, rekent hij uit, „zal ik er zo’n 30.000 gevangen hebben”.
De bank belde Elisabeth, kortweg Bep (74), in de zomer van 2023. Mevrouw, zei de bankmedewerker bezorgd, oplichters proberen een heel groot bedrag van uw rekening af te schrijven. Voor de zekerheid geven we u een nieuwe pinpas. Een koerier is al onderweg. Hij haalt uw oude pas zometeen alvast op. Legt u ’m klaar? Let op: de koerier noemt zo een code zodat u weet dat hij namens ons komt. Die code geef ik u nu, schrijft u mee mevrouw? En doet u dan uw pas in een envelopje? Met ter controle uw pincode erbij?
Het gesprek maakte Bep angstig. En ze dacht: dit klópt niet. Toen ging de bel al, de koerier stond voor de deur van haar flat. Beps twijfel groeide toen ze hem zag, een „akelig, miezerig mannetje”, kleiner dan zij en ze is al niet lang. „Je hebt één, twee seconden om de loop te nemen”, riep Bep, „de politie is al onderweg!” De man vluchtte het trappenhuis in en Bep zakte ineen op het laminaat achter haar deur waar ze verstijfd bleef zitten, een kwartier lang, toen kwam de thuiszorg. Later kwam de politie. „Het duurde lang voor ik weer wat bijgetrokken was.”
Een paar maanden later, in oktober 2023, overleed haar lief. Ze stierf na een lang ziekbed, Bep had haar jarenlang verzorgd. De stap te gaan samenwonen in hun flat in Breda vierden ze eind jaren zeventig met de aanschaf van twee goudkleurige ringen belegd met een kleine diamant. Ze lagen al tijden in een sieradendoosje want de vingers van haar vrouw waren de laatste jaren vel over been en die van Bep zetten juist uit. Ze woonden 45 jaar samen.
Maart 2024, een vrouw van ABN Amro aan de lijn. Mevrouw, er is sprake van een verdachte overschrijving vanaf uw rekening naar het buitenland, we staan in contact met de politie want er zijn veel inbraken en oplichtingen in uw buurt. Bep controleerde haar rekening en zei: „Er is anders helemaal niets afgeschreven.” „O”, zei de vrouw, „dan kunnen we het misschien nog voorkomen! Ik verbind u door met de politie”. Bep kreeg een man aan de lijn die zich vriendelijk voorstelde, Simons heette hij. Hij vertelde dat de inbraken de politie grote zorgen baarden. Juist in haar flat was het onrustig. Er was op dít moment al een agent op een hogere verdieping bezig met het onderzoek, hij kon zo naar beneden komen om kostbaarheden in te scannen op het bureau.
Illustratie Sara-Noor ten Cate
„Maar wat heeft dit met míj te maken?” vroeg Bep. Nou, zei de man, ze hebben het eerder bij u geprobeerd, die oplichters die uw pas kwamen halen, weet u nog? En de agent die nu in uw flat is, is dezelfde die een paar maanden geleden na de oplichting bij u langskwam. Maar nu is hij undercover. Hij is zo bij u, u woont op de zesde verdieping toch?
Bep dacht: hoe wéten ze dit allemaal? En intussen praatte die agent maar door op z’n prettige toon, dat ze haar sieraden moest verzamelen, dat het extra belangrijk was, „want mevrouw”, zei hij tot Beps grote verbazing, „u woont nu alleen.” En ja, toen stond een jonge man voor de deur in een gewone, zwarte jas en Bep liet hem binnen en de agent aan de lijn vroeg of ze ook geld in huis had, nee dat had ze niet, maar kon ze dan in elk geval de sieradendoosjes openen zodat de agent kon kijken wat erin zat? „Kan dat inscannen niet meteen híér dan?” zei Bep. Nee, dat moest absoluut op het bureau. Kon ze een tas pakken en daar de doosjes indoen? Bep stopte ze in een gele Jumbo-tas. Dankuwel mevrouw, heel verstandig hoor, gaat u maar lekker even televisie kijken, over een paar uur brengen we de spulletjes terug.
In 2024 waren er achtduizend incidenten met nepagenten, een optelsom van aangiftes en meldingen van mislukte pogingen. In 2023 ging het nog om vijfhonderd incidenten. Een vervijftienvoudiging. Oplichters mikken bijna zonder uitzondering op ouderen. Zeventigers, tachtigers, negentigers. In oktober stond een 105-jarige Hilversumse haar sieraden af. Ouderen zijn vaak thuis, wonen vaak alleen en hebben in hun lange levens enig vermogen verzameld. Sieraden, erfstukken, contant geld.
„En ouderen hebben ontzag voor gezag”, zegt Sybren van der Velden Walda (55), projectleider high impact crimes bij de landelijke politie. Een steeds groter deel van zijn tijd wordt opgeslokt door de bestrijding van deze oplichters. „Te schofterig voor woorden wat ze ouderen aandoen.” En de politie zelf heeft er ook last van, vertelt hij. „Dat merken we tijdens buurtonderzoeken na een woninginbraak. Dan staan mijn collega’s van recherche voor de deur, in burger, met alleen een politiejasje aan. Mensen doen gewoon niet meer open.”
Het is georganiseerde criminaliteit die, zegt Van der Velden Walda, vermoedelijk is voortgekomen uit de babbeltruc van de ‘bankhelpdeskfraude’: de bankmedewerker die opbelt en een alarmerend verhaal ophangt waarna software wordt geïnstalleerd en geld wordt weggesluisd. Of die iemand langsturen, langs Bep bijvoorbeeld, om bankpas plus pincode ‘veilig te stellen.’ De politie zette een grote campagne op om mensen te waarschuwen en ook banken werkten mee: het online verhogen van de daglimiet voor overboekingen duurt inmiddels een uur of vier. „We drukken het ene probleem de kop in en dan verzinnen ze gewoon een nieuwe manier om mensen op te lichten.”
De misdadigers gebruiken belscripts en hun rollen zijn fluïde, zegt Bram Beneken genaamd Kolmer (42), officier van justitie bij het OM in Den Haag, gespecialiseerd in gedigitaliseerde criminaliteit. „Soms zijn ze bankmedewerker, dan verbinden ze door naar een politieagent, dan weer naar een verzekeraar.” Ze werken vanuit woonhuizen, vanuit vakantiehuisjes met op de achtergrond een bandje met kantoortuingeluiden. Soms zitten ze in echte callcenters, de politie viel er vorig jaar binnen bij één. Zaten ze daar met tien man, headsets op. En maar bellen. „Het is de wet van de grote getallen”, zegt Van der Velden Walda. „Bij elke tien telefoontjes hebben ze twee keer beet.” Ze slaan overal in Nederland toe maar richten zich vaak op één gebied per keer, waar de ophalers en chauffeurs al rondrijden, wachtend op adressen.
Gestolen data-lijsten worden verhandeld op Telegram en Snapchat
De gegevens van ouderen staan in zogenoemde leadlijsten, buitgemaakte bundelingen van niet-openbare persoonsdata die worden verhandeld op Telegram en Snapchat. Duizenden namen, geboortedata, adressen, telefoonnummers. De prijzen variëren, het OM in Den Haag is bekend met een lijst à 120 euro, voor duizend ‘leads’, 12 cent per slachtoffer dus. Leadlijsten met data van ouderen zijn in trek, en duurder, ze hebben zelfs een bijnaam in het zwarte circuit, ‘bloemlijsten’, wegens de vele bloemen in profielfoto’s van ouderen. Het gaat vaak om gehackte data maar niet altijd, zegt officier Beneken genaamd Kolmer. „Iemand kan ook op Facebook een avondje doorklikken op niet-afgeschermde accounts, kijken welke verbanden je kunt leggen tussen persoon A, B en C.” Zo’n lijst verkoopt goed want de naam van familieleden is goud waard in een belscript. ‘Mevrouw, nee, maakt u zich geen zorgen, u hoeft niet naar het politiebureau te komen, uw dochter Carla is hier al.’
De politie hield vorig jaar 357 mensen aan, bijna drie keer zoveel als in 2023. De ‘breinen’ achter de misdaad worden zelden gepakt, evenmin als de bellers. De politie slaat vooral de chauffeurs en de ophalers in de boeien, de ‘agenten’ die aan de deur staan, al dan niet gehuld in een online op de kop getikt namaak-politiepolootje. Jonge mensen zijn het, vaak man, soms vrouw, twintigers, soms jonger. „De jongste in een zaak van mij was veertien”, zegt de officier van justitie. „Hij bestuurde de scooter.”
M. (25) zit tegenover drie rechters in Den Haag. Zijn vingerafdruk zat op een sieradendoosje van een man uit Boskoop die half juli vorig jaar werd opgelicht door een nepagent. M. zit sinds een half jaar in de gevangenis. Hij heeft een zwart sikje en draagt een bril en een zwarte capuchontrui. Hij is lang, langer dan de politieagenten die hem in de pauze van de zitting de rechtszaal uitleiden, twee echte agenten, in uniform. „Ik heb inderdaad sieraden daar opgehaald”, zegt hij tegen de rechters met vlakke, zachte stem. „Ik kon daar een paar honderd euro voor krijgen. Dat heb ik toen gedaan want ik had het geld nodig. Ik wist niet wat ik moest ophalen en dat was mij pas duidelijk toen ik voor de deur stond.”
M. woonde nog bij zijn moeder en broertje en zusje in een flat in Schiedam. Werk had hij niet en hij volgde ook geen opleiding. Hij zat al eens eerder in de gevangenis, een jaar lang, voor vuurwapenbezit en meerdere gevallen van fraude. Om online oplichting ging dat. M. heeft een laag IQ en een licht verstandelijke beperking, wees onderzoek uit. Een nieuwe sollicitatie liep mis, vertelt hij aan de rechters. „Ik was bijna aangenomen maar ik was mijn paspoort vergeten.” Vorig jaar werd hij benaderd voor de nepagentklus. „Door iemand uit mijn buurt.”
Zijn komst in Boskoop was aangekondigd door een vrouw. Zij belde die dag het slachtoffer, een man van 59. Ter controle gaf ze het slachtoffer een ‘dienstnummer’. Dat nummer had M. ook gekregen en dat noemde hij toen hij bij het slachtoffer aan de deur stond. M. ging het huis binnen en samen met de man liep hij, zoals de vrouw aan de lijn had aangekondigd, „hang- en sluitwerk” na, zogenaamd in het kader van inbraakpreventie. „En toen liep ik naar de sieraden toe”, vertelt M. De juwelen heeft hij „weggegeven aan de opdrachtgever die mij naar daar had gestuurd.” Dat ging „via een tussenpersoon.” Maar, voegt hij toe, „ik wil het niet over de andere mensen hebben. Ik wil geen problemen met niemand.” De gestolen sieraden waren duizenden euro’s waard.
De rechters gaan door naar de volgende oplichtingszaak waarvoor M. terechtstaat. Een 85-jarige vrouw uit Zutphen liet een undercoveragent binnen die zich voorstelde als Ferdi Vermeer. Ze stond sieraden af, onder andere die van haar overleden man. De agent vroeg ook om de ringen die ze droeg. Die trok ze van haar vingers. Toen agent Vermeer was vertrokken, bleken ook haar pinpas en identiteitskaart verdwenen. „Was u die dag in Zutphen?” vragen de rechters. „Ik heb dat niet gedaan”, zegt M.
„Om kwart over één ’s middags maakt uw telefoon verbinding met een zendmast in Zutphen. Dat is niet heel lang voordat er iemand bij de vrouw aan de deur staat. Wat deed u daar?”
M. zegt dat hij „waarschijnlijk” in de auto zat. Maar ophaler was hij niet en chauffeur ook niet. De rechters vragen door en M. vertelt iets meer: hij voelde zich „niet prettig” meer bij het ophalen. En toen heeft hij voor zijn opdrachtgevers „mensen geregeld die voor hun wat zouden doen.” Een haler en een „driver”. En hijzelf was „gewoon” mee in de auto, die dag. „Ik dacht niet echt na.”
De politie arresteerde M., doorzocht zijn moeders flat en vond meerdere telefoons, met daarop, aldus de officier van justitie, 26 leadlijsten met elk duizend telefoonnummers. In de kelderbox trof de politie een omgebouwd gaspistool aan. „Het werd me aangeboden en ik dacht dat het wel cool was”, zegt hij. „Ik weet eigenlijk ook niet waarom ik het heb gekocht. Ik heb geen wapen nodig of zo.”
In de cel ging hij „heel veel nadenken over de situatie en eh… wat ik heb begrepen van de emotionele waarde en zo voor de slachtoffers.” Hij vindt het „heel erg vervelend”, zegt hij. „Want ik zou het ook niet leuk vinden als dit bijvoorbeeld bij mijn oma was gebeurd.”
De officier van justitie eist zeventien maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechter besluit twee weken later tot twaalf maanden cel, waarvan twee voorwaardelijk. Ook moet M. ruim 9.000 euro betalen ter vergoeding van gestolen kostbaarheden.
„Dankjewel”, zei Bep nog maar eens en ze deed de deur achter de undercoveragent dicht. Door een raampje zag ze hem de flat uitlopen, haar gele Jumbo-tas in z’n hand. Maar hij liep niet naar een politieauto. Hij liep naar een fiets. „Hij stopte mijn tas in zijn fietstas en fietste rustig weg.” Bep liep naar een benedenbuurvrouw en vertelde alles. „Ik begon helemaal te shaken.” Ze belde de politie en deed de aangifte thuis. De politie typte mee. ‘Vierkante sieradendoosjes, bordeauxrood.’ ‘Armbanden, aantal: zeven, witgoud en geelgoud.’ ‘Trouwringen, goudkleurig, aantal: twee. Met datum: november 1978’ + namen. Kleine diamant in de ring.’ „Ik was volledig kapot”, zegt Bep. Nachten achter elkaar schoot ze wakker. „Ik had een dubbele deken maar ik werd niet warm.” Ze kon niet helder denken, kwam niet uit haar woorden.
Nu, een klein jaar later, kampt Bep nog altijd met paniekaanvallen. Slachtofferhulp begeleidt haar. Medewerker Rob Bal (76), oud-politieman, heeft sinds vorig jaar „wel twintig mensen” onder zijn hoede die slachtoffer werden van de oplichterij. Iedereen schaamt zich, vertelt hij. „Mensen verliezen niet alleen hun kostbaarheden maar ook hun eigenwaarde. En dat wordt versterkt door de reactie van de omgeving.” De zussen van Bep begrijpen bijvoorbeeld niet hoe zij erin heeft kunnen trappen. Rob Bal: „Het is onze taak uit te leggen dat de oplichterij niet de schuld is van de slachtoffers. Het is altijd de schuld van de daders. De criminelen zijn zó gehaaid.”
De schaamte maakte de aangiftebereidheid lager, zegt politieman Van der Velden Walda. „Zeg nooit tegen iemand: wat stom dat je erin bent getrapt. En méld je alsjeblieft. Of het de oplichters gelukt is of niet: maakt niet uit. We willen weten waar ze actief zijn en wie dit is overkomen.”
Er is een verdachte aangehouden in verband met de oplichting van Bep. Met Slachtofferhulp werkt ze aan een schadevergoeding. Maar haar sieraden is ze kwijt. Op „slechte dagen” ziet ze de nepagent nog zó in haar kamer staan. Nee, de politie wantrouwt ze niet. „Ik ben vooral verbitterd”, zegt ze. „Ik dacht altijd: wie goed doet, goed ontmoet.”
„Ze praten over Oekraïne, zonder Oekraïne”, zegt Konstantin (19). Ja, hij is bang, dat wil hij wel toegeven. Bang voor wat er bekokstoofd wordt door twee mannen in machtige posities, zonder dat ze als Oekraïners invloed hebben op de uitkomst van een oorlog waar zij slachtoffer van zijn. „We zijn allemaal bang om terug te moeten. Om te moeten vechten.” Want hij wil niet vechten en hij wil ook niet weg. „Het is fijn hier”, zegt hij nog, en dan moet hij echt door, hij moet naar school.
Hij loopt het terrein af waar de Oekraïense wijk Mrija op gebouwd is, aan de rand van Vlaardingen. Hier worden, zo staat op een blauw-geel bord bij de opgang, „1000 Oekraïners tot medio 2026 prettig en veilig” opgevangen. Tussen de tiny houses en gebouwen opgebouwd uit zeecontainers, wappert één vlag: die van Vlaardingen.
Hoe kijken de bewoners naar het ‘vredesplan’ dat Donald Trump en Vladimir Poetin over hun hoofden heen aan het smeden zijn? En wat vinden ze van PVV-leider Geert Wilders? Die liet in de Tweede Kamer weten „nooit akkoord te gaan” met het sturen van Nederlandse militairen naar Oekraïne, terwijl „tienduizenden Oekraïners die daar gewoon in dienst kunnen gaan hier in de zomer aan pina coladas liggen te sippen”.
Het terrein waar de Oekraïense wijk Mrija op gebouwd is, ligt aan de rand van Vlaardingen. Hedayatullah Amid
„Het zijn allemaal gekke woorden”, zegt Natalya (50), die ook niet met haar achternaam in de krant wil. Ze begint over de Amerikaanse president. „Trump liegt over alles. Hij zegt dat Oekraïne de oorlog begon. Hij zegt dat Zelensky een dictator is. Dat Zelensky weg moet. Dat er nieuwe verkiezingen moeten komen. Maar in onze grote wet staat dat dat tijdens oorlog niet mág.”
Het moet onmogelijk zijn dat twee partijen een „business deal” met elkaar sluiten, zonder dat Europa en Oekraïne daarbij een rol spelen, zegt ze. „Natuurlijk word ik er verdrietig van. We zijn allemaal bang.” Ze is bang dat haar kinderen, twee zoons, zouden moeten vechten. „Ik heb geen kinderen gekregen zodat ze kunnen vechten. Ik heb kinderen gekregen zodat ze gelukkig kunnen worden.”
Ik heb geen kinderen gekregen zodat ze kunnen vechten
De woorden van Wilders vindt ze onbegrijpelijk. „Snapt hij niet dat Oekraïne onderdeel is van Europa? Als Oekraïne wordt afgepakt stopt Poetin niet. Hij gaat door. Dan pakt hij Letland, Litouwen. Dan gaat hij steeds verder. Dan pakt hij alles.” Dan zwijgt ze. Ze maant de leerlingen van de tijdelijke school De Vriendschap terug het gebouw in – en dan is het stil in de wijk. Alleen het geluid van het industrieterrein verderop is te horen, net als de snelweg.
Hoe anders is het nu in Oekraïne, vertelt een vrouw die helemaal niet met haar naam in de krant wil. Ze laat op haar telefoon een filmpje zien dat haar broertje, die nog met haar moeder in Charkiv zit, haar heeft toegestuurd. Er klinkt een luchtalarm. „Dit duurt tweeënhalve minuut. Daar duurt het de hele dag. De hele dag dit geluid. En als je niet dit geluid hoort… dan hoor je bommen. Elke nacht: bommen, bommen, bommen.”
De Oekraïense vluchteling Platon Alforov: „Ik wil mijn president horen. Ik wil horen wat hij wil, want nu ben ik in de war.” Foto Hedayatullah Amid
Tussen hemel en aarde
Het is eigenlijk een beetje tussen hemel en aarde nu, zegt Ihor (52), die een sigaretje zit te roken in zijn voortuin. Misschien, als het goed gaat, zou dit „licht aan het einde van de tunnel kunnen betekenen”, maar zeker weten doet hij het niet. Hij is zowel bezorgd als optimistisch over de toekomst, zegt hij. „Het is allemaal een beetje mistig. Ik wil vrede, maar het is raar om niet betrokken te worden.”
Ze denken de toekomst van Oekraïne te bepalen, zónder Oekraïne, zegt Platon Alforov (18), die veel feller is. „Hoe kan dat?”, vraagt hij. „Ik wil mijn president horen. Ik wil horen wat hij wil, want nu ben ik in de war. Wat ik vooral wil is dat de oorlog stopt. Dat het grote sterven stopt.”
Maar zelfs als de oorlog wel ten einde zou zijn, wil hij niet terug. „Ik denk dat het gevaarlijk blijft in Oekraïne. Kunnen de soldaten wel functioneren in een normale wereld? Waar gaan alle wapens naartoe? Het is te eng daar.” Op dit moment is hij bezig met een werken-leren-traject, als steigerbouwer. „Ik krijg een certificaat als ik klaar ben.” Hij loopt één van de twee gemeenschappelijke gebouwen in, om iets te regelen voor zijn opleiding.
Op het Mrija-vluchtelingenkamp wappert de vlag van Vlaardingen. Foto Hedayatullah Amid
‘Dictator’
Helemaal boven, op de tweede verdieping van datzelfde gemeenschappelijke gebouw dat uit containers vervaardigd is, zitten een man en een vrouw op leeftijd aandachtig te luisteren naar een docent Nederlands. Op het whiteboard staan woorden die horen bij een Nederlands ontbijt: „Hagelslag – chocopasta – koffie.”
Sviatoslav (84) spreekt nauwelijks Nederland en geen Engels. Een tolk heeft aan hem gevraagd wat hij denkt van de situatie die is gecreëerd door Trump. Hij probeert met wilde gebaren en snelle woorden iets over te brengen. Een aantal woorden zijn zonder vertaling duidelijk te verstaan. „Poetin”, zegt hij en kijkt indringend. „Dictator.” Daarna: „Trump… dictator.”
Naast Sviatoslav was er nog één vrouw aanwezig bij de les Nederlands. Ze wil niet met haar naam in de krant, maar ze wil wel iets meegeven. Op haar telefoon heeft ze in het Oekraïens iets geschreven en laten vertalen: „De vijand denkt dat hij ons kon breken. Dat probeert hij, maar wij vechten. Glorie aan Oekraïne en haar helden!”
Lees ook
Trump noemt Zelensky een ‘dictator’ en kiest kant van Poetin. Een einde aan de oorlog in Oekraïne lijkt eerder verder weg dan dichterbij