N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Van laag naar hoog Lopen kan ook in de hoogte: over het Boomkroonpad in het Drentse Drouwen, waar je eenmaal boven enkel omringd bent door boomkruinen.
Oog in oog met de toppen van de bomen
Voordat het Boomkroonpad in de bossen van het Drentse Borger ruim 22 meter de hoogte in gaat, voert het pad ons eerst de diepte in, tussen de boomwortels. „Ga met me mee naar het leven onder de grond”, staat uitnodigend op de wand geschreven na de entree. We komen in het onderaardse dierenrijk: vanuit zijn hol kijkt een vos ons aan, in een burcht leven dassen, een mol graaft zijn gang en een haas heeft er zijn leger. Bosmieren kruipen boven je hoofd, alles kunstig gemaakt.
Daarna voert het pad via trappen de hoogte in. Het Boomkroonpad van Staatsbosbeheer in Boswachterij Gieten-Borger leidt ons door een uit beuken bestaand bos, met hier en daar een verdwaalde spar of den. Het is mooi de verschillende ‘lagen’ van een bos te ondergaan: na de gladde stammen bereik je de takken met in april nog prille bladeren en tot slot sta je op de hoogte van de boomkruinen zelf. Het pad heeft een enigszins zigzaggende route en bereikt via twee steile wenteltrappen het hoogste punt. Vanaf dit platform kijk je over de boomkronen heen de verte in. Zover het oog reikt: boomtoppen. Van de bewoonde wereld is niets te zien.
Het is mooi door de takken en twijgen heen omlaag naar de bosgrond te kijken – dat kan nog, in het vroege voorjaar. Het bos is transparant en de beukenbladeren op de grond hebben een goudbruine kleur. Borden met afbeeldingen van dieren geven aan wie we hier in het bos kunnen ontmoeten: havik, buizerd, eekhoorn. Spechten ook, bosuilen. Ik tel enkele vinken en koolmezen, op ooghoogte.
Als de bomen ’s zomers volop in blad staan, ben je omsloten door groen
In elk seizoen zal het hier anders zijn, in het prille voorjaar kijk je door de warreling van takken de verte in, je ziet de glooiingen van de Hondsrug. Als de bomen ’s zomers volop in blad staan, ben je omsloten door groen en in de herfst is het beukenblad als van koper. In de winter kunnen de takken berijpt zijn of bedekt met sneeuw. Het Boomkroonpad is maar 125 meter lang, toch is het de moeite waard er alle tijd voor te nemen. Met een beetje inlevingsvermogen is het alsof je over de boomtoppen loopt – een bodem van boomtoppen.
Kester Freriks
Boomkroonpad, Steenhopenweg 4, Drouwen. Info: staatsbosbeheer.nl/uit-in-de-natuur/beleef-het-boomkroonpad
70 miljoen jaar oude steen, onder én boven
Boven het hoofd van gids Walther Odekerken hangen boomwortels. Ragfijne uitlopers zijn het, overblijfselen van een boom die in een niet zo ver verleden boven onze hoofden aan het oppervlak groeide. „Heel af en toe dringt er weleens eentje door tot het plafond van de grot.” Maar verder voelt de buitenwereld hier mijlenver weg – zeker als de gids heel even zijn zaklamp uit knipt. Aardedonker: we zijn omringd door ondergrond.
Hier in de Valkenburgse Roebroekgroeve, een van de vele mergelgrotten die Zuid-Limburg rijk is, bevindt de bodem zich ook bóven je voeten. „We lopen onder de laag van Meerssen door”, vertelt Odekerken. „Een kalksteenlaag van pakweg 70 miljoen jaar oud. Restanten van een tropische zee.”
Nu en dan wijst hij op fossiele schelpen, zelfs een enkel zee-egeltje, omsloten door geel-witte steen: de Limburgse mergel. Geologisch gezien geen échte mergel – dan zou er klei in moeten zitten – maar kalksteen die eeuwenlang zeer geliefd was als bouwsteen.
Alleen al rond Valkenburg heb je zo’n 250 kilometer aan gangenstelsels
De mergelgrotten zijn kilometerslange gangenstelsels, niet door natuurlijke erosie ontstaan, maar door de mens. „Blokbrekers werden ze genoemd, de mannen die de kalksteen in grote blokken zaagden en zo de ondergrond geleidelijk uitholden. Alleen al rond Valkenburg heb je zo’n 250 kilometer aan gangenstelsels. De Roebroekgroeve is met 1,5 kilometer nog van bescheiden omvang, maar je hebt ook stelsels van tientallen kilometers. Daar moet je niet op eigen houtje gaan dwalen, dan kom je er niet meer uit.”
De kalksteenwinning in de regio begon rond 1100 en duurde zo’n 800 jaar. De Roebroekgroeve was in gebruik vanaf de 17de eeuw tot aan 1898. Later diende hij als stal – vandaar de bijnaam koegrot of ezelsgroeve – en tijdens de Tweede Wereldoorlog sloegen Duitsers er kortstondig materieel op. „Nu wordt de grot ’s winters bezocht door vleermuizen. En jaarrond door toeristen.”
Gemma Venhuizen
Info: www.grottentochtvalkenburg.nl
Lopen als op een waterbed
Ook voeten hebben een geheugen. Althans: waar het wandelingen betreft. Van een vroegere bergtocht in Frankrijk weet ik nauwelijks nog hoe de omgeving eruitzag, maar vóél ik weer de pijn in mijn linkerhiel door het scherpe steentje in mijn sok. Of neem die keer op mijn gloednieuwe Sareks – onverwoestbare laarzen van het Zweedse merk Tretorn, ruim twintig jaar geleden boven de poolcirkel gekocht. Ik stapte mis in een veenmoeras. Die sensatie, hoe mijn laarzen langzaam vol sijpelden met water, hoe mijn sokken doorweekt raakten en ik met natte voeten verder zompte: onvergetelijk. En dan zijn er natuurlijk nog de aangenamere herinneringen. Zacht zand tussen mijn tenen op het strand. Kriebelend gras onder mijn blote voeten, tijdens een struintocht door een weiland vol dauwdruppels.
De ondergrond draagt onlosmakelijk bij aan onze loopervaring, en toch staan we vaak te weinig stil bij dat voetzool-bodem-contact. ‘Met beide voeten op de grond staan’ wordt als een vorm van nuchterheid gezien, maar wie graag in stilte een wandeling op blote voeten maakt krijgt algauw de reputatie zweverig te zijn. Terwijl er toch een tussenvorm bestaat: bewust de bodem onder je voeten voelen, gewoon omdat het iets toevoegt aan de loopervaring.
Met die gedachte begin ik op een van de eerste zonnige lentedagen aan het Blôde Fuottenpaad in het Groningse Opende. Zulke blotevoetenpaden heb je door het hele land, en vaak zijn ze – net als hier – hoofdzakelijk gericht op kinderen, met allerhande speeltoestellen langs de route. In theorie kan élk wandelpad natuurlijk een blotevoetenpad zijn zodra je je schoenen en je sokken uittrekt, maar vaak liggen scherpe steentjes en schelpen op de loer, of hondenpoep, of gloeiendheet asfalt. Hier in Groningen belooft de site van Staatsbosbeheer een combinatie van modder, water, zand en gras. Pluspunt: pal naast dit pad bevindt zich een drassige ‘laarzenroute’. Twee voettochten bij elkaar, voor de ultieme voelervaring.
Blotevoetenpaden heb je door het hele land, en vaak zijn ze – net als hier – hoofdzakelijk gericht op kinderen
Op deze doordeweekse voorjaarsdag heb ik het Blôde Fuottenpaad bijna voor me alleen; de enkele wandelaar die ik tegenkom heeft schoenen aan. Bij de fronsende blik van een passante voel ik me opgelaten.
Had ik mijn teennagels netter moeten knippen? Maar algauw krijgt het plezier de overhand. Juist door het bewuste voelen vertraagt mijn tred. De haast maakt plaats voor rust. Nu en dan passeert de route een klimtoestel: een evenwichtsbalk, of een touwbrug. Wie geen zin heeft in extra vertier kan er gewoon aan voorbijlopen, maar juist die ontblote voeten zetten tot spelen aan. Alsof je, met het losknopen van je veters, ook aan vrijheid wint.
Toch begint het grootste voetplezier bij de laarzenroute die ik daarna loop, langs oude veenwinningsgaten en door opengesteld boerenland. Al bij het eerste drassige stuk merk ik dat het rubber van mijn oude Tretorn-laarzen nu écht zijn beste tijd gehad heeft. En dus loop ik, wederom op blote voeten, een stukje verder. Over het trilveen: een dik, waterverzadigd pakket van gras en veen dat begint te golven zodra je eroverheen loopt. De ondergrond veert bij elke stap op en neer, als een natuurlijk waterbed. Van puur plezier maak ik een paar huppelsprongen, net als de lammetjes die ik even later passeer. Op blote voeten door het gras: dit is lentewandelen op zijn leukst.
Gemma Venhuizen