De aarzelingen in de Tweede Kamer over het besluit van het Openbaar Ministerie om meer strafzaken zelf af te doen – via het opleggen van taakstraffen en boetes – werd vorige week misschien het beste verwoord door parlementslid Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA). Rechtspraak is „geen productieproces” en de verstopte strafrechtketen is „geen file die je even oplost met een extra rijstrook voor het Openbaar Ministerie”, zei Lahlah.
Het parlementslid zei het tijdens het Kamerdebat over de beslissing van het OM nagenoeg alle strafzaken waar een maximale gevangenisstraf van zes jaar op staat, in de nabije toekomst eigenhandig af te handelen. Verdachten zullen minder vaak worden gedagvaard voor de strafrechter en krijgen een strafbeschikking.
Investeer in wat echt nodig is: meer rechters, meer rechtsbijstand en meer menselijkheid aan de voorkant van de keten
Na berichtgeving in NRC in februari over de tot dan toe vertrouwelijke, nieuwe interne ‘instructie intensivering strafbeschikking’ bleek dat rechters – die de instructie niet kenden – grote moeite hebben met dit besluit. Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, sprak van een „fundamentele koerswijziging” van het OM. Tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer klaagde Naves vorige maand over het „ondergraven van de positie van de rechter”. Het lijkt er volgens Naves op „dat we op weg zijn naar een situatie waarin kortdurende celstraffen niet meer worden uitgevoerd”.
Kamerleden delen die zorgen. „Veel strafzaken zullen blijvend worden weggehouden van de rechter”, vreest Jesse Six Dijkstra (NSC). De strafrechter wordt volgens hem „buitenspel gezet”. Ismail el Abassi (Denk) waarschuwt voor een hellend vlak. „Wat ooit begon als een uitzondering voor lichte vergrijpen, wordt een structurele uitweg voor een falend systeem, waar gemak belangrijker wordt dan waarheidsvinding en efficiency het wint van zorgvuldigheid.”
Lees ook
Rechters willen spoedoverleg over koerswijziging waarbij het OM vaker zelf straffen oplegt
Druk
Ook de grootste regeringspartij, de PVV, is erop tegen dat de officier van justitie voortaan vaker optreedt als aanklager én rechter. Meer strafbeschikkingen ondermijnen het vertrouwen in de rechtsstaat, aldus PVV’er Emiel van Dijk. „Wat moeten burgers er wel niet van denken als ze zien dat criminelen en ander tuig niet meer de bak in draaien, maar wegkomen met een taakstrafje van maximaal 180 uur schoffelen?” (De maximale taakstraf is 240 uur).
Lahlah riep haar collega’s op te „investeren in wat echt nodig is, namelijk meer rechters, meer rechtsbijstand en meer menselijkheid aan de voorkant van de keten, zodat we niet alleen sneller, maar vooral eerlijker en rechtvaardiger oordelen”. Ze diende een motie in waarin de regering wordt verzocht „structureel te investeren in de rechtspraak om de strafrechtketen duurzaam te ontlasten”. De motie kreeg dinsdag geen meerderheid.
De kwestie is niet: celstraf of een strafbeschikking. De kwestie is: strafbeschikking of straffeloosheid
Minister van Justitie David van Weel (Justitie en Veiligheid, VVD) zal daar niet om treuren. Hij steunt volop het beleid van het OM vaker strafzaken met taakstraffen of boetes af te handelen. „Zonder de strafbeschikking zou een aanzienlijk deel van de criminaliteit waarschijnlijk niet meer worden aangepakt, zeker gezien de grote druk waaronder de strafrechtketen staat. Het instrument draagt volgens het OM, en dus ook in mijn ogen, juist bij aan het wél bestraffen van criminelen”, zei Van Weel eerder in de Kamer.
De minister heeft ook geen behoefte aan extra financiële middelen. „De acute oplossing voor de keten is nu niet om daar enorm veel geld tegenaan te gooien.” Met meer geld is het evenmin mogelijk om het aantal politieagenten en de rechterlijke macht uit te breiden, stelt Van Weel. Dat komt door de krapte op de arbeidsmarkt en de opleidingsduur. „Zeker het uitbreiden van de rechterlijke macht is niet iets wat je op een achternamiddag hebt gerealiseerd”, aldus Van Weel.
Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) en Joost Sneller (D66) tijdens het debat in de Tweede Kamer.
Foto Peter Hilz / ANP / HH
Straffeloosheid
Veel Kamerleden steunen die opvatting. Volgens Kamerlid Ingrid Michon-Derkzen (VVD) is het „een illusie” te denken dat rechters zich nog kunnen buigen over alle misdaad. „De kwestie is niet: celstraf of een strafbeschikking. De kwestie is: strafbeschikking of straffeloosheid.” Nu is volgens de VVD de crimineel te vaak „de lachende derde”. En het slachtoffer heeft het nakijken. Veel partijen dringen er wel op aan de rechtsbescherming van het slachtoffer – handhaving van het spreekrecht en recht op schadevergoeding – beter te regelen.
De VVD hoopt dat magistraten beter gaan samenwerken bij de aanpak van de misdaad. De partij heeft zich eraan gestoord dat aanklagers en rechters elkaar afgelopen weken publiekelijk afvielen over het nieuwe strafbeschikkingenbeleid. Dat magistratelijk bekvechten was „geen visitekaartje voor de strafrechtketen”, aldus Michon.
Ook de minister deelt die mening. Het is „absoluut chiquer”, aldus Van Weel, om gezamenlijk op te trekken dan elkaar de maat te nemen „in een live-uitgezonden rondetafelgesprek”.
In dat gesprek riep Naves de naast hem zittende OM-baas Rinus Otte op „zo spoedig mogelijk indringend overleg” te hebben over het nieuwe strafbeschikkingenbeleid. Drie weken later hebben ze de zaak nog niet bijgelegd. „De belofte is er om in de naaste toekomst meer aandacht te hebben voor overleg rond deze thematiek”, zegt Naves.
De reactie van Otte is zuiniger. Hij laat weten dat er al „regelmatig gesprekken zijn met de Raad voor de rechtspraak waarbij het strafbeschikkingenbeleid ook aan de orde komt”.
Lees ook
Rechters willen spoedoverleg over koerswijziging waarbij het OM vaker zelf straffen oplegt
‘Heel mijn korte leven had ik al het gevoel dat ik nooit goed genoeg was. Dat ik ieder moment betrapt kon worden en dat zou blijken dat ik niet geschikt was om te doen wat ik op dat moment ook maar aan het doen was.”
Dixit Jacinda Ardern (44), oud-premier van Nieuw-Zeeland, over het moment vlak voor bekend werd dat ze de nieuwe leider van het land zou worden. Met haar boek De nieuwe macht, het leiderschap van de toekomst’, dat deze week verscheen, wil ze tonen dat een imposter syndrome, oftewel bedriegerssyndroom, succes als wereldleider niet in de weg hoeft te staan. In de zes jaar van haar premierschap werd ze internationaal geprezen om haar empathische stijl van leiding geven. Haar boek is opgedragen aan „iedereen die huilt, bezorgd is en anderen omhelst”.
De mal voor politiek leiderschap leek te rigide om te kunnen veranderen
Als tijdens haar premierschap uitputting dreigde, stuurde haar team haar naar een school, schrijft ze in het boek. Altijd stelde ze scholieren dezelfde vraag: hoe ziet een politicus eruit? „De woorden die dan kwamen, braken soms mijn hart: Egoïstisch. Oud. Onbetrouwbaar. Leugenaar. Kaal.” Woorden waarin ze zich niet herkende, maar die overeenkwamen met hoe ook zij vroeger over politici dacht. „Ik achtte mezelf ongeschikt voor de politiek omdat ik dacht dat een politicus die betrokken was, gevoelig, misschien zelfs vol onzekerheid, er een was die gedoemd was te mislukken. De mal voor politiek leiderschap leek te rigide om te kunnen veranderen.” Later in haar premierschap veranderden de antwoorden van de scholieren, schrijft ze. „Voor het eerst vielen woorden als ‘vrouw’ en ‘betrokken’.”
„Ik wilde niet de geijkte politieke memoires schrijven”, zegt Ardern via een videoverbinding vanuit het Amerikaanse Cambridge, waar ze tegenwoordig woont en werkt. Ze leidt aan de Harvard-universiteit een les- en onderzoeksprogramma over empathisch leiderschap. „Het moest een intiem boek worden waarmee ik mensen aanspreek die soms aan zichzelf twijfelen.” Hoewel ze uren achter elkaar interviews doet – „ik ben het geluid van mijn eigen stem helemaal zat” – zit ze opgewekt achter haar computer. Achter haar staan planken vol boeken en een wereldbol.
Ik heb nooit eerder een wereldleider horen praten over het gevoel niet goed genoeg te zijn. Hoe is het u gelukt om desondanks het leiderschap op u te nemen?
„Naast een imposter syndrome heb ik ook een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Dat dwingt me mijn aarzeling en twijfel opzij te zetten. Als iemand een beroep op me doet, ga ik mijn uiterste best doen, ook als ik denk dat ik het niet kan. Ik wil mensen niet teleurstellen.”
Waar komt dat verantwoordelijkheidsgevoel vandaan?
„Die werkethiek en dienstbaarheid heb ik van huis uit meegekregen. Mijn ouders hebben altijd ontzettend hard gewerkt. Mijn vader was niet alleen fulltime politieagent, hij had ook een kleine commerciële boomgaard en in zijn vakanties was hij gids voor toeristen. Mijn moeder zorgde voor ons en werkte in de kantine van onze school. Daarnaast deed ze veel vrijwilligerswerk voor de kerk. Er was altijd wel iets te doen, iemand om te helpen.”
U groeide op in een mormoons gezin. Als tiener ging u langs de deuren om het geloof te verkondigen. U schrijft hoe u als twintiger besloot afstand te doen van het geloof, vooral omdat de afwijzing van homoseksualiteit door de kerk niet meer paste bij uw persoonlijke waarden. Hoe ging dat afstand doen in zijn werk?
„Ik had het niet verwacht, maar het schrijven van dat hoofdstuk vond ik het moeilijkst. Het was een heel zwaar besluit, zeker voor mijn familie. Toch kwam het voor hen niet als verrassing, ik was duidelijk over mijn overtuigingen. Het hielp dat ik niet fundamenteel veranderde nadat ik de kerk had verlaten. Mijn familie is me blijven steunen, zij vonden het vooral belangrijk dat ik een goed mens zou zijn.”
U schrijft dat u liever een goed mens bent dan een goede politicus.
Lachend: „Ja, maar waarom kan het niet allebei?”
Kunt u die vraag beantwoorden?
„Ik heb geprobeerd beiden te zijn. Ik besloot al vroeg dat ik op een empathische manier politiek wilde bedrijven en accepteerde dat ik dan waarschijnlijk niet bijzonder succesvol zou zijn. Ik was ervan overtuigd dat mijn gevoeligheid mijn zwakte was, een tragische tekortkoming. Onder mijn politieke rolmodellen als jonge beleidsmedewerker, was niemand die als te gevoelig overkwam. Dat ik het toch tot leider heb geschopt zonder mijn visie te veranderen, was een verrassing. Bij mijn verkiezing tot partijleider in 2017 zei ik dat ik ‘onverzettelijk positief’ wilde zijn. Dat heb ik volgehouden.”
Haar voorganger als leider van de Labourpartij was kort voor de verkiezingen opgestapt nadat de partij was gekelderd in de peilingen. Tegen alle verwachtingen in werd Ardern een paar maanden later de jongste vrouwelijke regeringsleider ter wereld. Ze was 37 jaar en net zwanger. Ardern werd de tweede regeringsleider ooit die in functie beviel van een kind.
Jacinda Ardern wordt gefeliciteerd na haar eerste persconferentie als leider van de Nieuw-Zeelandse Labourpartij (1 augustus 2017). Foto Marty Melville/AFP
Haar verbindende leiderschap viel vooral op tijdens crises. Na de terroristische aanslag op twee moskeeën in Christchurch in 2019 droeg ze uit solidariteit een hoofddoek bij bezoeken aan de getroffen gemeenschap, en gaf mensen troostend een omhelzing. Aan het begin van de coronapandemie sprak ze haar „team van vijf miljoen” ongedwongen moed in via live-gesprekken op sociale media. ‘Jacindamania’ verspreidde zich over de wereld, ze werd een icoon van de linkse beweging.
In het jaar dat ze aantrad als premier, begon Donald Trump in de Verenigde Staten aan zijn eerste termijn. Ardern werd steevast ‘de anti-Trump’ genoemd. Dat heeft ze altijd vervelend gevonden, schrijft ze. „Ik wilde graag bekendstaan om mijn eigen leiderschap en niet worden gedefinieerd aan de hand van dat van iemand anders.” Maar ze lijkt niet aan Trump te kunnen ontkomen. Nu haar boek verschijnt, is hij terug in het Witte Huis en verwikkeld in een felle ruzie met, uitgerekend, Harvard. Hij schrapte miljarden aan overheidssteun aan de universiteit wegens vermeend ‘radicaal links activisme’ op de campus. En door het boek staat ook Ardern opnieuw in de schijnwerpers, na jaren in de luwte te hebben geleefd.
Waarom besloot u zich toch weer bezig te houden met politiek?
„Ik merkte dat er bijna niet wordt gesproken over alternatieve vormen van leiderschap. Ik vroeg me af: wat had mij in mijn begintijd geholpen als leider met een andere stijl dan gebruikelijk? Ik geloof heel sterk dat empathische leiders steun nodig hebben. Ze werken zich vaak uit de naad, maar krijgen niet altijd de aandacht die ze verdienen. Die aandacht is er vaak wel voor politici aan de andere kant van het spectrum, omdat zij die opeisen.”
Lopen empathische en gevoelige leiders extra risico op te branden?
„We hebben politici nodig die in contact staan met hun gevoel, en open staan voor kritiek. Het idee dat deze leiders daardoor minder veerkrachtig zijn, is volgens mij niet juist. Maar ik kan me wel voorstellen dat leiders hun rol voor een kortere periode gaan vervullen. Het leven in de politiek is een onafgebroken, genadeloze cyclus van campagne voeren, verkiezingen – er is nooit een pauze.”
Ik zou me pas echt zorgen gaan maken als de onverschilligheid heerst, als het stil is, als er geen protest zou zijn
Leent de politiek zich überhaupt wel voor empathisch leiderschap?
„Ik ben ervan overtuigd dat er geen belangrijker plek is voor empathie dan de politiek. Het is niet de enige plek waar je een verschil kunt maken in het leven van mensen, maar wel een van de meest invloedrijke. We moeten weer meer oog hebben voor menselijkheid in besluitvorming. Steeds meer mensen hebben het gevoel dat de heersende macht tegen hen is, omdat ze niet menselijk worden behandeld. Een empathische benadering is hard nodig om het vertrouwen in onze instellingen en besluitvormers te behouden.”
Als mensen echt zo’n behoefte hebben aan empathisch leiderschap, hoe verklaart u dan dat ze in democratische verkiezingen voor het tegenovergestelde kiezen?
„Ik snap dat mensen denken dat dat is wat kiezers willen. Maar ik geloof niet dat dit altijd het geval is. Uit onderzoek blijkt dat slechts een kwart van de mensen in Europa die op extreemrechtse partijen hebben gestemd, dat hebben gedaan omdat ze de ideologie steunen.
„Veel mensen leven in grote onzekerheid, dat moeten we erkennen. Maar ik denk niet dat de beste reactie hierop de sterkemannenpolitiek is, waarbij angst en het aanwijzen van schuldigen als wapens worden gebruikt. Er is een alternatief, dat is waar ik het over heb.”
Ardern betaalde een hoge prijs voor het leiderschap. Hoewel ze aanvankelijk zeer geliefd was – in 2020 werd ze met een overweldigende meerderheid herkozen – sloeg de stemming kort daarna om. Een deel van de bevolking keerde zich tegen haar, onder meer vanwege streng coronabeleid. Ze beschrijft demonstraties waar ze afbeeldingen van zichzelf met Hitlersnor zag, of van haar gezicht met de tekst ‘dictator van het jaar’ eronder. Ze werd consequent ‘heks’ genoemd.
Bij haar afscheid begin 2023, een paar maanden voor de verkiezingen, zei ze dat ze „niet langer genoeg in de tank” had voor de functie van premier. Ook na haar vertrek bleef ze permanente beveiliging nodig hebben. Ze heeft nooit openlijk gezegd dat dit een reden was voor haar verhuizing naar de Verenigde Staten, maar het lijkt niet onwaarschijnlijk dat het een rol heeft gespeeld.
Haar man probeerde haar over te halen om aan te blijven, staat in haar boek. „Ik wil gewoon niet dat ze denken dat ze hebben gewonnen”, zei hij tegen haar – doelend op haar online ‘haters’. „Ik wilde ook niet dat ‘zij’ zouden winnen”, schrijft ze. „Maar had ik ze niet al verslagen, in de eerste plaats door aan te treden en daarna door vol te houden?”
Jacinda Ardern sprak het parlement toe bij haar afscheid als premier op 5 april 2023. Mark Coote / AFP
Het is geen makkelijke tijd voor vrouwelijke politici. Ook u kreeg met misogynie te maken. Hebben ‘zij’ niet alsnog gewonnen?
„Er bestaat geen twijfel over dat het moeilijk is voor vrouwen in de politiek en het publieke leven. Daar moeten we aan werken, want ik denk dat het goede mensen ervan weerhoudt de politiek in te gaan. De politieke cultuur is een internationaal fenomeen geworden. Overal is te zien hoe we elkaar ontmenselijken, hoe een taal van geweld wordt gebruikt en agressie wordt gerechtvaardigd. Dat is heel moeilijk, maar ik geloof dat het kan verbeteren.”
Een paar maanden nadat ze afstand deed van het leiderschap, verloor de Labourpartij in Nieuw-Zeeland de verkiezingen. Sindsdien is een conservatief-rechtse coalitie hard bezig haar beleid terug te draaien. Zo had Ardern een verbod op nieuwe fossiele brandstofprojecten ingevoerd; nu zijn juist nieuwe projecten aangekondigd. Ook beleid om de positie van de inheemse Maori-bevolking te verbeteren, heeft de nieuwe regering grotendeels weer afgeschaft.
Heeft u er spijt van dat u bent vertrokken?
„Ik heb besloten geen commentaar te leveren op de binnenlandse politiek. Natuurlijk is er heel veel wat ik mis aan de politiek en aan Nieuw-Zeeland. Maar iets missen is iets anders dan spijt hebben van een keuze.”
Zijn er op dit moment leiders in de wereld die u inspireren?
„Bij de laatste twee verkiezingen in Australië en Canada behaalden de sociaal-democraten een overweldigende overwinning. Zowel Anthony Albanese als Mark Carney spraken tijdens hun overwinningstoespraak over het belang en de kracht van vriendelijkheid en empathie. Er zijn nog steeds leiders die ervoor kiezen om het anders aan te pakken.”
Toch lijkt de trend wereldwijd de andere kant op te bewegen. Waar haalt u uw optimisme dan vandaan?
„Ik heb altijd het gevoel dat ik me moet verantwoorden voor optimisme. Maar juist in donkere tijden zie je de kracht van de mensheid. Ik zou me pas echt zorgen gaan maken als de onverschilligheid heerst, als het stil is, als er geen protest zou zijn.”
Ze haalt het verhaal aan van een van haar helden: ontdekkingsreiziger Ernest Shackleton. Aan het begin van de vorige eeuw probeerde hij als eerste de geografische Zuidpool te bereiken. Met zijn team had hij te voet drieduizend kilometer afgelegd over het ijs. Maar toen ze vlakbij waren, was het weer zo slecht dat hij het ondenkbare deed: hij keerde om. „Shackleton zei: ‘Optimisme is ware morele moed’. Daar denk ik vaak aan. Optimisme is geen latente emotie, het is een keuze. En kiezen voor optimisme is een moedige en noodzakelijke daad in deze tijd.”
Lees ook
Jacinda Ardern wilde als premier empathisch én daadkrachtig zijn
Oud-premier Jacinda Ardern van Nieuw-Zeeland: „Juist in donkere tijden zie je de kracht van de mensheid.” Foto Hagen Hopkins/Getty Images.
In Vathorst-De Laak in Amersfoort eten Theo en Margriet van Wee tussen de middag warm met de radio aan. „Je spreekt elkaar de hele dag al.” Komend jaar zijn ze vijftig jaar getrouwd. „Cry, cry”, zegt Inge van Verschuer in de Haagse Archipelbuurt als Nowar Rahmouni bij de red label zalm vertelt over haar in Aleppo overleden vader. De groentesoep bij de eetclub in het Zeeuwse Kwadendamme staat om half zes op tafel, zo hebben de oudere Zeeuwen het graag. En in de naoorlogse eengezinswoning van Sayveka Firma en haar vier volwassen kinderen in de Rotterdamse buurt Schiebroek-Zuid eet iedereen wanneer het hem of haar uitkomt. „Dat is rustiger.”
NRC volgt in 2025 drie stadswijken en een dorp die min of meer representatief zijn voor Nederland: een negentiende-eeuwse wijk in Den Haag, een vinexwijk in Amersfoort, een dorp in Zeeland en een kwetsbare buurt in Rotterdam.
In januari vroegen we bewoners naar hun verwachtingen voor het nieuwe jaar, in februari naar hun noodpakket, in maart naar de boodschappen, in april naar de opvoeding. Ditmaal zijn we erbij als bewoners warm eten. We willen weten wat ze eten en hóe ze dat doen. Met wie delen ze hun maaltijd en waar praten ze dan over?
Den HaagArchipelbuurt
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger: 72.400 euro Koopwoningen: 54 procent Gemiddelde woningwaarde: 639.000 euro Grootste leeftijdsgroep: 45- tot 64-jarigen (30 procent)
In een negentiende-eeuws herenhuis aan de Bankastraat, bij het plein met de bronzen fontein, wonen Philip en Inge van Verschuer, baron en barones Van Verschuer, maar dat zullen ze zelf nooit zeggen. In hun keuken op de begane grond staat een lange tafel, zo lang dat er gemakkelijk veertien mensen aan kunnen zitten, met een beetje inschikken achttien. Hier zijn de dinertjes met hun vrienden of, op zon- en feestdagen, met hun zoons, hun vier Angolese zoons, van wie de oudste 38 is. „Niet meer altijd allemaal tegelijk nu ze volwassen zijn”, zegt Inge van Verschuer. „Ze hebben vrouwen, kinderen, banen, een eigen leven. Maar we zitten hier nog best vaak met de hele familie.”
Nu is het een maandagavond in mei en eten ze alleen met Nowar Rahmouni, die sinds anderhalf jaar bij hen woont. Zij komt uit Aleppo, in Syrië. Ze zit nog even in de tuin een sigaretje te roken terwijl Philip witte wijn inschenkt en Inge rondgaat met olijven en reepjes paprika. Ze waren advocaat in Amsterdam en Rotterdam, later in New York en Parijs, gespecialiseerd in fusies en overnames (hij), in milieurecht en mensenrechten (zij), bij grote internationale kantoren en bij de Verenigde Naties. Sinds Philip met pensioen is en Inge bijna – ze zijn 64 – organiseren ze kamermuziekfestivals en het YPF European pianoconcours (zij) of adviseren ze start-ups bij de TU Delft (hij). Onder andere.
Philip en Inge van Verschuer uit Den Haag eten samen met de Syrische Nowar Rahmouni , die sinds anderhalf jaar bij hen woont.
Foto Bart Maat
Ze kregen zelf geen kinderen en waren bezig met adoptie, tot de overbuurvrouw zei dat ze weekendouders konden worden voor alleenstaande minderjarige asielzoekers. Dat was in 2001. „Daar kwamen ze”, zegt Inge. „Op een zaterdag, met in een plastic tasje hun spullen.” Toen waren het alleen nog Nani en Tino, twee broers. Al snel kwamen Steven en Antonio erbij en ze zijn nooit meer weggegaan. „We hebben er niet lang over nagedacht”, zegt Philip. Inge: „Ze zijn het goud in ons leven.” Dan staat Philip op om de schaal met venkel en winterpeen uit de stoomoven te halen en Inge zet de ratatouille op tafel. Het is na achten, ze eten altijd laat. De kaarsen gaan aan, er is zalm, red label zalm uit Scheveningen, met rozemarijn en tomaatjes, en er is bruine rijst. Nowar komt binnen en ze gaan alle drie zitten, Inge aan het hoofd.
Nowar, 36, werkt sinds drie maanden bij Oxfam Novib als communicatiespecialist. Ze is opgeleid aan de Lebanese International University en spreekt vloeiend Engels, maar aan tafel probeert ze Nederlands te praten. Ze zegt: „Ik spreek Nederlands tijdens het avondeten.” Philip zegt: „Goed zo. Hoe was je dag?” En Nowar vraagt: „Hoe was jullie dag?” Later vertelt ze over haar moeder in Aleppo, die daar is gebleven met een van Nowars zussen. De andere zussen wonen in Helmond en Duitsland. Hun vader is net gestorven, hij was pas 69 en stop, stop, stop nu, ze kan er niet over praten zonder te huilen.
„Niet erg, Nowar”, zegt Inge. „Cry, cry.”
De artsen in het ziekenhuis dachten aan zijn hart, het waren zijn nieren. Een paar uur eerder had Nowar nog aan de telefoon met hem gepraat. „Hij steunde me altijd”, zegt ze, in het Engels. „Studeren, korte rokken, niet willen trouwen, een zelfstandig leven leiden, geen probleem.” De sla komt op tafel, de Franse kaas, de druiven. „Toen Tino me voor het eerst zag”, zegt ze, „noemde hij me meteen sister.” De andere jongens zeggen het ook: my sister. En dan is het kwart over tien en gaat Nowar slapen. Ze is de enige in huis die vroeg op moet.
AmersfoortVathorst-De Laak
65-plussers: 6 procent Migratieachtergrond: van buiten Europa: 25 procent Koopwoningen: 64 procent (vooral eengezinswoningen) Gemiddelde woningwaarde: 491.000 euro
Eén uur in de middag en in de magnetron gaat spinaziestamppot met raapstelen. Restje van zaterdag want eten wéggooien, nee, dat hebben Theo en Margriet van Wee nog nooit in hun leven gedaan. En desnoods gaat het naar de vogels. „Die pikken het schoon op.”
Vandaag, maandag, eten ze er een braadworstje bij. De ene worst had Theo van Wee (85) al in stukjes in een pannetje gedaan, zachtjes op het vuur, de andere in z’n geheel. Maar dat hoeft-ie aan zijn vrouw Margriet van Wee (78) niet te vertellen, want die heeft aan de keukentafel al één bord mét en één bord zonder mes gedekt.
Of ze wel eens groente in de supermarkt kopen? Theo denkt na. Ja één keer. Spinazie in van die blokjes uit de diepvries. „Lust ik niet hoor!”
Nee, alles uit eigen tuin. Bloemkool. Witte kool. Biet. Tuinboon. Spruit. Sla. Ui. Prei. Spinazie. Andijvie. „Andijvie met gehaktbal. Jazéker”, zegt Theo met fonkelende ogen.
Dat is op woensdag, gehaktdag, als bij de slager het derde ons gratis is. „Half om half”, zegt Margriet. En dikwijls haalt ze dan ook nog een lekkerbekje en een zalmslaatje bij de visboer. Voor zichzelf, want Theo lust geen vis.
„Hebben we vroeger nooit op tafel gehad”, zegt Theo.
Margriet: „Hij redt zich wel.”
Midden in Amersfoort-Vathorst vind je tussen alle nieuwbouw nog één woning met een hooischuur, paarden, en klompen voor de deur. Eerst 38 meter verderop, maar toen is het hele huis met een hoogwerker opgetild en op een rails geplaatst, de plantjes nog voor de ramen, omdat er een rotonde kwam. Theo: „Het stond hier ooit zwárt van de koeien, nu zijn we ingebouwd.”
In Amersfoort eten Theo en Margriet van Wee spinaziestamppot met raapstelen, met een braadworstje erbij.
Foto’s Dieuwertje Bravenboer
Niks mis mee, want bijna dagelijks komt een stel buurtkinderen spelen in hun bak met zand. De paarden krijgen alle aandacht. En wat zouden ze zonder buren moeten, met die hónderden peren aan de boom? Al was dat met de andijvie laatst wel een punt: „De overbuurman wist niet wat ’t was”.
Goed. Aan tafel. Radio 2 staat luid aan. De braadworst in stukjes is voor Theo en de hele voor Margriet. Jus over de stamppot, Margriet een beetje nootmuskaat. Eten maar. En als je wat te zeggen hebt… prima. Luisteren naar de radio mag ook. „Je spreekt elkaar de hele dag al.”
Ze dansen samen. Volksdansen op maandag. En ze zijn komend jaar vijftig jaar getrouwd. Ze leerden elkaar kennen bij een samenkomst in een kelder onder een kerk in Amsterdam-West en zijn altijd bij elkaar gebleven. „Elkaar de vrijheid geven”, dat is de truc.
Zoals met vakantie. Theo heeft er niks mee. Eén keer is-ie geweest, met z’n broer. Varkens kijken in Roemenië. Die lange busreis, dat arme land. „Nou, nooit meer.” Maar zíj geeft er wel om. „Nou, dan gaat ze.” Bustoer met een vriendin naar Putten. Reisjes naar Spanje, Italië, Bulgarije en – Margriet: „al vijf keer!” – Roemenië.
„Als ik maar niet mee hoef”, zegt Theo terwijl hij nog even de appelmoes uit de koelkast pakt. Die gaat samen met de spinazieraapstelenstampot op één lepel in z’n mond. Theo: „Anders lust ik ’t niet hoor.” Margriet: „Gátver”.
RotterdamSchiebroek-Zuid
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger: onbekend Koopwoningen: 20 procent Gemiddelde woningwaarde: 276.000 euro Grootste leeftijdsgroep: 25- tot 45-jarigen (25 procent )
Met Kerst aten ze als gezin voor het laatst samen aan tafel, Sayveka Firma (52) en haar vier thuiswonende volwassen kinderen. Meestal gaat het zoals nu. Om vijf uur roert Sayveka in een pan met rundergehakt, tomatenpuree, pasta- en knoflookpoeder, kerrie en kruiden van het merk Topic, uit Curaçao. Een ‘XXL’-fles zonnebloemolie staat binnen handbereik op het aanrecht.
Spaghetti erbij, deksel op de pan, klaar.
Ze eet zelf als eerste, tegen zessen. Sayveka maakt schoon op een basisschool en levert maaltijden aan de ouderenflat naast de moskee. „Ik houd van koken”, zegt ze. Vóór corona kookte ze met andere vrouwen voor gezinnen die moeite hadden om rond te komen en dan aten ze met elkaar in het verzorgingstehuis verderop. Na corona konden ze nergens meer terecht. Ze eet de spaghetti aan haar eettafel. Soms eet ze op de bank.
In het gezin van Sayveka Firma en haar vier thuiswonende volwassen kinderen, in Rotterdam, eten ze meestal niet samen. „Iedereen zijn eigen ritme, dat werkt het beste.”
Foto Hedayatullah Amid
Dan komt de jongste van 18 de trap af, „Oh hallo.” Ze loopt stage bij een instelling voor mensen met een verslaving. „Ik begeleid cliënten, bijvoorbeeld met afspraken maken.” Ze eet het liefst „droog eten” – ongekookte noedels of gekookte rijst met zout. Haar bord gaat in de magnetron, ze eet boven op haar kamer en gaat slapen. Soms doet ze eerst een dutje, wordt ’s nachts wakker en eet dan.
De oudste dochter van 33 is boven, ze doet haar haar. Ze draait avonddiensten in de zorg en eet later. Die van 27 is op vakantie naar Dubai, zij werkt met gehandicapten. Ze eet geen varkensvlees omdat ze moslim is, de rest van het gezin is katholiek.
Ook Sayveka’s zoon van 24 werkt in de zorg. Hij deelde ooit een kamer met zijn jongste zus. Nu slaapt hij de helft van de week bij zijn vader. Hij houdt niet van groente.
Sayveka kookt altijd „voor vier of vijf, je weet maar nooit wie er binnenkomt”. Rijst met karbonade en salade. Hamburgers met frietjes uit de airfryer. Het liefst maakt ze traditionele Antilliaanse gerechten. Okrasoep met varkensstaart, zoutvlees, visfilet en garnalen. Ze weet dat niet alle kinderen dat lusten. „Daar houd ik rekening mee, dan maak ik er iets anders bij.”
In deze volle eengezinswoning heeft iedereen zijn eigen ritme, dat werkt het beste. „Op de middelbare school bleven we allemaal zo lang mogelijk liggen en dan was het vechten om de badkamer. Nu gaat iedereen zijn eigen gang, dat is rustiger”, vertelt de jongste. De oudsten zijn al jaren op zoek naar een eigen huis.
Toen de kinderen nog klein waren hadden ze een half jaar geen water om wat later de Toeslagenaffaire ging heten. Bij familie haalden ze water en douchten ze. Sayveka: „Als ik een busje van het waterbedrijf zie, ben ik soms nog van slag.” Ze vocht zich uit de schuldsanering en ontving een compensatie van de overheid. Al die jaren deed ze vrijwilligerswerk. Ze inspireerde kinderen in de buurt om activiteiten voor andere kinderen te gaan organiseren. Op tafel staan kaarsen en bloemen. Kindertekeningen pronken achter de raampjes van de schuur.
Het naoorlogse huurhuis is verouderd, met enkel glas en chronisch schimmel in de badkamer en onder de ramen van twee slaapkamers. De woningstichting stucte, betegelde en verfde de badkamer eind vorig jaar. „Binnen een week was de schimmel terug”, zegt Sayveka. Zo gaat het al sinds ze hier kwamen wonen. Begin juni komt er weer iemand langs voor schimmel. Het duurt nog ruim tien jaar voor de woningstichting haar huis zal renoveren of slopen.
Foto’s Hedayatullah Amid
BorseleKwadendamme
Gemiddeld inkomen per inkomensontvanger: 36.400 euro Koopwoningen: 72 procent Gemiddelde woningwaarde: 317.000 euro Grootste leeftijdsgroep: 45- tot 65-jarigen (30 procent)
Op woensdag staat er groentesoep, lasagne met gehakt en mascarponecrème met aardbeien en frambozen op het menu. Voor, hoofd en na voor 13 euro. „Ik maak altijd simpele gerechten”, zegt Imara van Liere, die de eetclub in dorpshuis De Burcht nog maar pasgeleden heeft overgenomen. Met een jong gezin lukt het haar niet om elke week te koken, vertelt ze, daarom is de frequentie van iedere week naar eens per twee weken gegaan.
„Heel jammer”, zegt Annie, die niet met haar achternaam in NRC wil. Zij is er al jaren bij. Het is een ijkpunt in haar week. Samen met het koersballen. Dat speelt ze iedere woensdag in de gymzaal van het dorpshuis. Het is een soort jeu de boules. Met 39 punten is ze vandaag op de tweede plaats geëindigd. Dat spel doet ze hier al veertig jaar en daarmee hoort ze bij de eerste lichting Nederland koersballers. Het van oorsprong Engelse spel (bowls) kwam in de jaren tachtig met de zender BBC mee ons land in en is erg populair onder senioren. „Joepie”, zegt ze als ze haar score hoort.
Bij de eetclub in dorpshuis De Burcht in Kwadendamme zijn ze meestal met dertien mensen, de jongste 75, de oudste 95.
Foto’s Wouter Van Vooren
Annie is de oudste geboren Kwadendammer, beseft ze tijdens het gesprek. 95 alweer. Ze strijkt het kraagje van haar gebloemde blouse recht. Nooit ergens anders gewoond dan in het Zeeuwse dorpje. Annie groeide op in de oorlogsjaren. „We aten wat er was. Konijnen, varkens, kippen, en wat er in onze tuintjes groeide. Nu moeten het bloemetjes wezen, in de tuinen.” Lasagne en mascarpone, zoiets was ondenkbaar. „Tegenwoordig eten mensen waar ze zin in hebben.” Tijdens Annies leven is de stoffelijke welvaart alleen maar toegenomen. Dat is fijn, vindt Annie, maar ze ziet ook dat mensen die zoveel hebben niet per se tevredener zijn. „Als alles kan, ben je nooit voldaan.” In haar jeugd, vertelt Annie, liepen kinderen op hun klompen naar school. Sommigen, uit omliggende dorpen, waren wel een uur onderweg. „Nu krijgen veel jongeren een elektrische fiets.”
Het eten wordt rond half zes opgediend. Zo willen de oudere Zeeuwen het graag, zegt Imara van Liere. Meestal zijn ze met dertien mensen, de jongste 75, de oudste 95. „Voor zeven uur is het hier weer helemaal leeg, dan vinden ze het goed geweest.” Volgende keer: champignonsoep vooraf, en een veldslastamppot als hoofdgerecht.
In het Schollebos in Capelle aan den IJssel werd eind mei een jong katje gevonden dat rechtop was begraven, waarbij het kopje zichtbaar was gelaten. In hetzelfde bos werden afgelopen maanden onthoofde ganzen gevonden, evenals een haas, een kraai en een kip, die op „lugubere wijze” om het leven waren gebracht, schrijft de politie-eenheid Rotterdam deze week in een Instagram-post. De dader is nog niet gevonden.
Het gaat in totaal om zes losse meldingen, waarvan gedacht wordt dat de misdrijven door „eenzelfde verdachte” werden gepleegd. „Maar het woord ‘seriemoordenaar’ neem ik niet in de mond”, zegt Hans Manse, van de dierenpolitie van de Politie Eenheid Rotterdam. Hij vindt de term, die in diverse media afgelopen weken werd gebezigd, „te grof”.
Seks met dieren, dat gebeurt nog steeds. Een of twee keer per jaar doemt dat op
Daarnaast, zegt hij, komt het misdrijf ‘moord’ niet voor in de Wet Dieren. „Dieren worden gedood, mensen worden vermoord.” Dat is omdat dieren legaal gedood kunnen worden, „kijk maar bij de slager”. Wel spreekt de wet over het doden van dieren als misdrijf.
Natuurlijk is een zaak als in het Schollebos schrikken, zegt Manse. „Het gebeurt van tijd tot tijd in den landen, nu is het bij ons in de eenheid. We proberen hem te pakken te krijgen, maar qua technisch onderzoek komen we nog niet verder.” In sommige andere gevallen vonden ze gebruikt materiaal – touw, tiewraps, een net – vingerafdrukken of dna, maar ditmaal nog niet. „We hopen dat we door de opgeschroefde surveillance of door onze ogen en oren in de samenleving verder kunnen komen.”
Lees ook
Een dier mishandelen voor snacks
Bijtincidenten
De dierenpolitie bestaat sinds 2011, nadat Dion Graus (PVV) die in het gedoogakkoord van Rutte I had gekregen. „Dierenmishandeling wordt harder aangepakt, onder meer door vijfhonderd ‘animal cops’ (dierenpolitieagenten)”, luidde het. „Dat werden er uiteindelijk 180”, zegt Manse, die zelf sinds 2014 bij de dierenpolitie is aangesloten. „Dat is al heel wat, want het komt van niets.” Helemaal omdat korpschef Bernard Welten van Amsterdam destijds meende dat „de caviapolitie” ten koste zou gaan van ‘echt’ politiewerk.
Manse en diens collega’s treden op als „taakaccenthouders” dieren. Naast hun reguliere werk besteden ze 50 procent van hun tijd aan diergerelateerde zaken. Ze volgen daarvoor een halfjaar durende opleiding aan de politieacademie. „Het werk betreft zaken met dieren in de hele breedte: mishandeling, bijtincidenten, verwaarlozingen. Daar heb je je handen vol aan.”
Daarnaast krijgt Manse te maken met extremere gevallen. „Honden die dood worden aangetroffen in huizen, omdat degene die tijdens de vakantie eten zou geven, dat toch niet heeft gedaan. Seks met dieren, dat gebeurt nog steeds. Een of twee keer per jaar doemt dat op.” En zaken zoals nu in Capelle aan den IJssel, dus.
Bij geweld gericht op dieren gaan altijd alarmbellen af. „We weten dat dierenmishandeling binnen de cirkel van geweld vaak leidt tot erger. Iemand die begint bij dieren…” Hij valt even stil. „Die eindigt, nou ja, noem het maar… nou ja, soms met moord.”
Beul
Ook in Nederland. Zo verminkte de ‘Beul van Twente’ tussen 2000 en 2004 ruim veertig paarden, pony’s en schapen. Toen hij werd gearresteerd, bekende hij daarnaast de moord op Frank Storm en het neersteken van drie andere personen. Ook over de Erasmusschutter, die zijn buurvrouw, haar dochter en een docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam doodschoot, is bekend dat hij dieren mishandelde. Zo gooide hij met konijnen en schoot met een kruisboog op duiven in de achtertuin. Daarvoor werd hij veroordeeld en kreeg een taakstraf van veertig uur.
Uit onderzoek blijkt dat dierenmishandeling vaak overslaat op het mishandelen van mensen. Maar zelfs als dat niet zo zou zijn, is het van groot belang dat de politie zich inzet voor dieren, zegt Manse. „Niet iedereen behandelt dieren netjes.” Dat maakt de dierenagent noodzakelijk, volgens Manse. „Ik zit ook weleens bij een verjaardag waar iemand zegt: ‘Hoort dit wel bij de politie thuis?’ Dat hoort het wel degelijk. Bij de politie willen we boeven vangen en mensen die dieren mishandelen, zijn boeven.”
Lees ook
Zelf voor huiselijk geweld vluchten, maar de katten achterlaten? Dat nooit