Olie is al eng, maar plastic wordt pas echt horror

De olieprijs stijgt, het verbruik van olie daalt nog niet. Ongerust? Dan weet je nog niet hoe erg het wordt met plastic.
Door
Animatie Anne van Wieren

Het is niet gelukt, zei Lego deze week. De fabrikant van de bekende plastic bouwstenen lanceerde twee jaar geleden het plan om niet langer olie te gebruiken als grondstof, maar gerecyclede PET – waarvan veel plastic flessen worden gemaakt. De reden dat Lego alsnog van het plan afziet: de nieuwe methode zou leiden tot meer CO2-uitstoot dan de oude.

Ook deze week: de Britse regering keurde een plan goed voor exploitatie van een nieuw olieveld in de Noordzee, met een verwachte opbrengst van 300 miljoen vaten. Op de achtergrond stijgt de olieprijs al wekenlang, tot rond de 95 dollar per vat.

Maar wacht eens even: als alle klimaatmaatregelen in de toekomst worden doorgezet, dan neemt olie toch in belang af? Dat is waarschijnlijk ook het geval. Maar erg hard gaat dat niet. Afgelopen zomer lanceerde het internationaal energieagentschap IEA, dat zich buigt over de wereldwijde energievoorziening, zijn jongste prognoses voor de vraag naar olie. En die gaat vooralsnog omhoog, tot bijna 106 miljoen vaten per dag in 2028.

Wat daarna gebeurt, hangt sterk af van de snelheid waarmee de wereld de klimaatdoelstellingen voor 2050 realiseert. Het Britse oliebedrijf BP schetste eerder dit jaar in een rapport over de wereldwijde energievoorziening daar drie verschillende routes voor. Gaan we op weg, maar halen we die doelstellingen niet, dan consumeert de wereld in 2050 alsnog tussen de 70 en 80 miljoen vaten per dag. Als de vaart echt in het klimaatbeleid komt, dan daalt dat naar zo’n 40 miljoen vaten. En in het onwaarschijnlijke geval dat geen netto-uitstoot van broeikasgas wordt bereikt, dan gaat het om zo’n 20 miljoen vaten per dag.

Dit lijkt teleurstellend – en dat is het ook. Maar bedenk wel dat de wereldeconomie intussen doorgroeit. Zelfs bij het minst gunstige pad dat BP schetst, kun je uitrekenen dat de hoeveelheid olie die nodig is voor een bepaalde ‘hoeveelheid’ bruto binnenlands product, in 2050 circa een derde bedraagt van het huidge gebruikwat het nu is.
Maar waarom is de olieprijs nu toch zo hoog, als iedereen weet dat de vraag naar olie hoe dan ook daalt? Neemt de markt daar dan geen voorschot op, met lagere prijzen?

Nee dus, en dat heeft veel te maken met het ingewikkelde spel dat OPEC, de organisatie van olie-exporteurs, onder leiding van Saoedi-Arabië speelt. Veel van die landen zijn zeer sterk afhankelijk van olie-inkomsten: de Saoediërs bijvoorbeeld zouden zonder olie een jaarlijks begrotingstekort hebben van liefst 27,8 procent van het bbp – en zij zijn niet eens het slechtste af. Het IMF becijfert welke olieprijs nodig is om die begroting in evenwicht te houden. Voor Saoedi-Arabië is dat dit jaar 81 dollar. Onderzoekers van S&P Global tekenen daar overigens bij aan dat er eigenlijk nog 10 dollar bij moet als je de noden van staatsinvesteringsfonds PIF meerekent. PIF is een ander onderdeel van het bovengenoemde spel: zorgen dat je economie minder afhankelijk wordt van olie als die grondstof uit de gratie raakt. Veel Saoedische investeringen zijn daarop gericht, van de te stichten nieuwe ultramoderne stad Neom tot proberen een Teslafabriek aan te trekken.

tEen olieprijs die hoog genoeg is om te overleven en te investeren, vergt een relatief lage productie. Maar die productie moet dan zélf weer hoog genoeg zijn om voldoende mee te verdienen. En intussen beïnvloedt de olieprijs dan ook nog het tempo waarin landen overgaan naar andere vormen van energie. Hoe lager de prijs, hoe langzamer dat gaat.

Wat resulteert is een multidimensionaal spel, waarbij de strategie óók nog met verschillende spelers (OPEC plus tegenwoordig Rusland) moet worden overeengekomen. Maar goed: medelijden met olieproducenten hoef je dan ook weer niet te hebben.

Olie zal hoe dan ook in belang afnemen. Maar helemaal weg gaat de vraag nooit. Olie (en gas) zullen voorlopig worden gebruikt voor allerlei andere doelen, en dan vooral de productie van plastic. Geschat wordt dat de vervaardiging daarvan nu goed is voor 9 procent van de olieconsumptie. Wat gebeurt daar in de toekomst mee? Probeer niet al te depressief te worden van de volgende cijfers.

tDe OESO, de club van industrielanden, schat dat in 2019 wereldwijd 460 miljoen ton plastic werd gemaakt. Die hoeveelheid zal in 2060 bijna zijn verdrievoudigd tot 1.230 miljoen ton. Geloof het of niet: dit is meer dan genoeg om vrijwel heel het landoppervlak van de aarde te bedekken met huishoudfolie ter dikte van 9 micron. Jaarlijks.

Met name in India en Afrika, waar nog een hoop welvaart valt in te halen, stijgt de plasticconsumptie met een factor 5 of meer. Daarom is het bericht van Lego zo’n tegenvaller. Hergebruik van plastic kan, en afbreekbaarheid is een fijn vooruitzicht. Maar voorlopig gaat de consumptie steil omhoog – en vormt een vloer onder de olieproductie zelf, trouwens.

En Lego? Dat zou op zijn minst twee nieuwe sets kunnen uitbrengen, een over bosbranden en een over overstromingen. Dan leren de kinderen vast spelenderwijs hoe hun toekomst eruit gaat zien.