Of opa hem wil leren hoe je een konijn moet slachten

Recensie Boeken

Elvis Peeters In deze generatieroman heeft de auteur zijn personages meer inhoud gegeven dan voorheen. Maar nog steeds deugt de wereld voor geen cent.

Foto Sabine Joosten/Hollandse Hoogte

Met romans over de Afrikaanse massa-immigratie (De ontelbaren, 2005), bandeloze jongeren (Wij, 2009), een bejaarde met een duister koloniaal verleden (Dinsdag, 2012), dieren met menselijke eigenschappen (Jacht, 2015) en een stedeling die ze een dorp uit pesten (De ommelanden, 2019) is het oeuvre van Elvis Peeters op het eerste oog uiterst divers, maar al deze titels hebben óók iets met elkaar gemeen. De vraag die altijd wel weer ergens bij het Vlaamse schrijversduo (Elvis Peeters is de nom de plume van het echtpaar Jos Verlooy en Nicole van Bael) de kop opsteekt, is waar de grens van iets zich bevindt, of die grens nu wordt bepaald door nationaliteit, territorium, het genenmateriaal, moraliteit of tijd. Waar houdt iets op en noemen we het iets anders? Hoe schuldig is een oude man die vroeger fout was nu nog? Wanneer houdt onze welwillendheid tegenover asielzoekers op? Hoe menselijk is een mens nog die zo simpel mogelijk wil leven?

Het zijn provocerende vragen, veelal gestoken in een soms wat schreeuwerige jas. Neem Wij, zonder twijfel Peeters’ grootste shock novel, waarin je kon lezen over, ik citeer de ronduit verbouwereerde bespreker van destijds even, ‘voorlijke meisjes die hun kutten ontbloten op een viaduct om zo een verschrikkelijk auto-ongeluk te veroorzaken’ en waarin een meisje overlijdt ‘doordat ze bij een seksspelletje schrikt van een in haar geslacht geduwde ijspegel’. Voorts bood die roman een aanmoediging tot zelfmoord, een geval van geïmproviseerde abortus en was je getuige van de optuiging van ‘een prostitutie-, voyeurisme- en afpersingsnetwerk’. Dat Peeters dat allemaal uit de doeken deed in straffe, korte zinnen vergrootte het gevoel van doem alleen maar.

Als er over Matteo, een van de drie hoofdrolspelers in het nieuwe De tijden, wordt verteld dat hij er met zijn vrienden een wedstrijdje van heeft gemaakt om met zoveel mogelijk vrouwen naar bed te gaan, ben je kortom weer helemaal in Peeters-land. ‘Het hoogst in aanzien stond het strikken van een moslima. Matteo was het een keer gelukt, maar hij had het wel drie keer met haar gedaan. Het mocht geen verkrachting heten, want ze waren juristen in spe, maar vaak moest toch hardnekkige overredingskracht en veinzerij uit de kast worden gehaald om het Sesam open u voor elkaar te krijgen, of diende eerst de zonde van het alcoholgebruik te worden ingezet […]’.

Een pil en een snuif

En toch is dit citaat niet representatief voor De tijden. Bepaald niet, je schrikt er zelfs van als je er op driekwart van de roman tegenaan loopt. Want De tijden is verre van een shock novel, eerder het tegenovergestelde ervan, een melancholisch getoonzette vertelling over hoe mensen meegesleurd worden in de nimmer aflatende transformatie van het menselijk samenleven. De technologische vernieuwingen binnen de landbouw, de opkomst van de verschillende protestbewegingen, de punk en de naadloos erop aansluitende danscultuur met een pil en een snuif, het door professionalisme gekenmerkte éénouder-gezin, de verwatering van het verzet tegen het systeem, de heimwee naar een innige band met natuur en dier, de discutabele staat van Europa: alles heeft Peeters samengebald in deze generatieroman, waarin de Vlaamse levens van grootvader Emiel, dochter Hannelore en kleinzoon Matteo beschreven zijn.

Let wel: dat mild-melancholische van hierboven heeft betrekking op de stijl en op hoe warm Peeters met zijn personages omspringt, op hoe hij veel meer dan vroeger heeft ingezet om ze in een breed spectrum van proberen en falen, van twijfelen en acceptatie neer te zetten. Peeters heeft ze veel meer inhoud dan voorheen gegeven, met eigenschappen als verlegenheid en verliefdheid bijvoorbeeld, zoals in het openingsdeel over de wat schroomvallige maar in-goede boerenzoon Emiel, die eigenlijk na zijn studie naar Congo had willen verkassen met de vurige, geëngageerde Gisèle, maar die uiteindelijk toch maar gewoon de familieboerderij overneemt en huwt met de wat schuwe Odette. Of dochter Hannelore, die zich wél aan het plattelandsleven wist te ontworstelen, maar die haar punkmentaliteit geleidelijk aan inwisselt voor een hedonistisch leven in Londen, gefinancierd door snel geld uit de reclamewereld. Ze deed als punker al aan sloganisme, ze heeft alleen de inhoud van de slogan moeten veranderen om marketeer te kunnen worden.

Het gekijf van de kieviten

Maar dat de wereld nog steeds voor geen cent deugt bij Peeters is zonneklaar. De familie is het slachtoffer, als je het zo nederig wilt stellen, van een cultuur waarin zó automatisch de voorkeur gegeven wordt aan efficiëntie (vaarwel paard, hallo tractor), gemak en onderscheidingsdrift dat je niet meteen door hebt dat er met die zogenaamd voorwaartse beweging ook veel verloren gaat. Dat is een wat romantische onderliggende boodschap, eentje waar je heus het een en ander tegenin kunt brengen. Zou er nu echt zoveel levensgeluk verdwenen zijn toen ze machines de kanalen konden laten graven in plaats van dat mensen dat moesten doen? Maar binnen de context van de roman overspeelt Peeters zijn hand niet met die boodschap. Zo is er een passage waarin de kompasloze Matteo wil dat zijn grootvader hem leert hoe je een konijn moet slachten. Opa wil er niet aan mee werken, een dier doden komt niet neer op ergens een jong dier op de kop tikken en het afmaken en villen, zoiets is bijna moord. Over dit soort verloren gegane intieme banden gaat De tijden. Emiels tractor, die het in tegenstelling tot het paard dat verdwijnen moest, ‘niet uitmaakt of hij hier stilstaat of in de schuur, hij hoort niet het gekijf van de kieviten. […] Dat is het verraderlijke aan machines, dat ze geen eigen leven leiden. Ze gaan kapot, maar niet dood. Door ons massaal met machines te omringen en erop te vertrouwen, gaan we op den duur denken dat we de natuur kunnen repareren wanneer we menen dat die hapert.’