N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Gevechtsvliegtuigen Nederland gaat met Denemarken Oekraïense gevechtsvliegers opleiden voor de F-16. Die kunnen dan vanuit de lucht meevechten in de oorlog tegen Rusland. Maar „het toestel is geen gamechanger”.
Ook al hebben Oekraïense vliegers vele uren gemaakt in hun MiG-toestellen, het hanteren van een F-16 wordt een hele opgave. „Het vliegen zelf zullen de Oekraïners met al hun ervaring snel beheersen, maar het leren omgaan met de ingewikkelde wapensystemen en bijbehorende computers zal veel meer tijd kosten”, zegt voormalig luchtmachtofficier Patrick Bolder, strategisch analist bij de denktank HCSS.
Nederland gaat samen met Denemarken Oekraïense gevechtsvliegers opleiden voor de F-16. Onno Eichelsheim, Nederlands hoogste militair, maakte gisteren in het tv-programma Op1 bekend dat de training van tien Oekraïners deze zomer begint. „Geen verrassing”, vindt Bolder, „maar een logisch vervolg op de toezegging van Europese landen om Oekraïne F-16’s te gaan leveren.”
De Nederlandse luchtmacht heeft meer dan veertig jaar gevlogen met de F-16, die nu – net als bijvoorbeeld in België – wordt vervangen door de F-35. „Nederland heeft daardoor enorm veel kennis van en ervaring met dit vliegtuig”, zegt Bolder. „In plaats van de F-16’s naar de schroothoop te sturen, kunnen we met deze toestellen, die niet veel meer kosten, de Europese veiligheid versterken.”
Grootste uitdaging
Nederlandse vliegers krijgen hun basisopleiding traditioneel in de Verenigde Staten, land van herkomst van zowel de F-16 als de F-35. „Daar is het weer stabiel goed, is er enorm veel ruimte om de nodige vlieguren te maken en heb je minder dan in Nederland en België te maken met geluidsoverlast voor omwonenden”, vertelt Bolder. De aanvullende trainingen krijgen vliegers doorgaans wel in Nederland.
De Oekraïense vliegers mogen niet naar de VS om te trainen en zijn aangewezen op Europa. „Hier is het lastiger om veel vlieguren te maken door het grillige weer en de geluidsoverlast”, zegt Bolder. „Dat is voor de basistraining niet een heel groot probleem, doordat de Oekraïners al veel vlieguren hebben gemaakt in hun MiG-toestellen.”
Toch kan Bolder zich voorstellen dat de F-16’s straks rondvliegen in een niet zo dichtbevolkt land in Oost-Europa: „Dan geven de Nederlandse vlieginstructeurs in pakweg Polen of Roemenië de trainingen. Net zoals Nederlandse landmachtinstructeurs nu al in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk Oekraïense militairen opleiden.” Vervolgopleidingen, zoals voor het vliegen in bepaalde formaties, kunnen eventueel wel weer in Nederland worden gedaan.
In plaats van de F-16’s naar de schroothoop te sturen, kunnen we de Europese veiligheid versterken
Patrick Bolder strategisch analist
De grote uitdaging bij de training is volgens Bolder het doorgronden en gebruiken van de ingewikkelde informatiesystemen van de F-16. „De cockpit zit helemaal vol beeldschermen en -schermpjes, die veelal dreigingen in beeld brengen. Hoe stel je bijvoorbeeld je radar zo af dat je bepaalde doelen kunt zien? Wat doe je met doelen die je niet kunt identificeren? Daar zijn allemaal procedures voor, net als voor het activeren van je bommenstations of het verwerken van signalen van doelen op en dreigingen vanaf de grond.”
Een vlieger moet in zijn hoofd heel veel informatie tegelijk kunnen verwerken. Voor een deel is dat te trainen in een simulator, zeker als het gaat om standaardprocedures, voor een deel moet in de lucht worden getraind. Bolder: „Als je dat heel goed kan, en je bent daar heel flexibel in, dan ben je een effectieve vlieger.”
Met naar schatting vier tot zes maanden moeten de Oekraïners de F-16 aardig in de vingers kunnen hebben, schat Bolder: „Dat wil niet zeggen dat ze dan alles kunnen. Ook ervaren vliegers blijven altijd leren, doen jaar in jaar uit steeds weer aanvullende trainingen – zodat ze steeds moeilijkere dingen kunnen.” Maar de Oekraïense vliegers kunnen dan in elk geval vanuit de lucht meevechten in de oorlog tegen Rusland.
Russische luchtafweer
Het is nog niet bekend welke landen uiteindelijk F-16’s aan Oekraïne zullen leveren. Er bestaat wel in het algemeen de verwachting dat Nederland een van de landen is die dat gaat doen.
Het front in het oosten van Oekraïne is te ver om naartoe te vliegen uit bijvoorbeeld Polen; de F-16’s hebben daarvoor te weinig brandstof. Dat betekent dat de luchtmacht moet opereren vanuit westelijk of Centraal-Oekraïne, met alles wat dat daarbij hoort aan logistiek (brandstof, reserve-onderdelen) en onderhoud aan de toestellen. „Voor elk uur dat een vlieger in een F-16 zit, is een monteur tien uur bezig met onderhoud aan het toestel”, geeft Bolder als vuistregel. „Dat is dus een enorme uitdaging.”
De F16’s kunnen niet zomaar over oorlogsgebied gaan vliegen, omdat ze dan een grote kans lopen te worden getroffen door een Boek-, S300- of S400-raket. „Je zal iets moeten doen aan de Russische luchtafweer, met een speciale missie met meerdere, geprepareerde toestellen”, zegt Bolder. „Dat is een ingewikkelde operatie.”
Met de F-16’s zal de krijgsmacht van Oekraïne dan ook zeker niet meteen dominant worden in de lucht. „Het toestel is geen gamechanger die Oekraïne in één keer vrijheid van optreden in de lucht geeft”, zegt Bolder. „Aan de andere kant zijn de F-16’s echt beter dan de huidige Oekraïense MiG’s, met hun korteafstandradars en -raketten. De Russische Sukhoi’s, die onder meer raketten met een lange dracht hebben, blijven een dreiging. Maar met de F-16 kan Oekraïne in de lucht gelijkwaardiger worden.”
Lees ook dit artikel: Polen levert ‘binnen paar dagen’ eerste gevechtsvliegtuigen aan Oekraïne