Wie voor deze woensdagochtend de senaatszaal van de Radboud Universiteit binnenliep, werd door zesenvijftig paar mannenogen aangestaard. Ingelijste portretten van alle oud-rectoren van de universiteit bedekten de muren. Noem het een universitaire hall-of-fame.
Helemaal onderaan, op de rechtermuur, hing sinds een paar jaar ter compensatie maar één grote groepsfoto van alle vrouwelijke hoogleraren in toga. „Dat werd ongemakkelijk gevonden”, zegt José Sanders, rector magnificus van de universiteit. Hier worden academische plechtigheden gehouden, diploma’s uitgereikt. Dus ontstond het idee om ook dertig uitverkoren vrouwelijk oud-hoogleraren eer aan te doen op de muren. Kunstenares Lara Schnitger kreeg de opdracht er een geheel van te maken. Deze ochtend is de opening van dat kunstwerk. Sanders schudt voor de ceremonie handen. In de zaal zullen we een „door de kunst gecreëerd evenwicht” zien, zegt ze. „Dit is een erkenning van vrouwelijke wetenschappers.”
Vorige week nog onzeker
Toch oogt Sanders licht gespannen. Tot vorige week vrijdag was het namelijk nog de vraag of de opening überhaupt door zou gaan. In het licht van wat er afgelopen tijd aan de universiteit speelde, zou een kunstwerk dat vrouwen viert vreemd over kunnen komen.
Vorig maand bleek dat een psychologiehoogleraar aan de universiteit een masterstudente drie jaar lastigviel. Regionaal dagblad De Gelderlander publiceerde dezelfde maand een artikel waarin meer dan twintig vrouwelijke universiteitsmedewerkers een beeld schetsen van een „ingesleten, vrouwonvriendelijke cultuur”, waar seksisme en pestgedrag niet uitzonderlijk zijn. Bovendien werd bekend dat rector magnificus Han van Krieken in 2017 grensoverschrijdende opmerkingen maakte tegen een vrouwelijke medewerker. Van Krieken stapte vorige maand op – twee weken voor zijn eigenlijke vertrek. José Sanders verving hem en werd de eerste vrouwelijke rector. Twee vrouwelijke hoogleraren namen het voor Van Krieken op in een brief op de website van het universiteitsblad, wat hen op enorm veel kritiek kwam te staan. Hun portretten hangen hier vandaag óók.
„Een opening van een kunstwerk hier is nog nooit zo lastig geweest”, zucht Let Geerling, hoofd van het kunstprogramma aan de universiteit. Een making off-film wordt niet meer vertoond. Sanders, net één dag geïnaugureerd, valt stil bij de vraag iets over de kwestie te zeggen. „Ik vind het héél moeilijk”, zegt ze. „Dit is mijn eerste actie als rector.” Even later komt ze erop terug: „In de film kwam de inmiddels oud-rector voor. Dat past niet meer in de context.”
Mannenportretten uit de lijsten
In de senaatszaal begint de plechtigheid. De geportretteerde mannen zijn er nog, maar uit hun lijsten gehaald. In vakken om hen heen prijken in groen, geel, rood, blauw en paars, abstracte portretten van vrouwen. Decanen aan elke faculteit droegen vrouwen voor. Allemaal zijn ze „pioniers” of „dwarsdenkers” zegt Sanders in haar openingswoordje. Onder de geportretteerden zijn Catharina Irma Dessaur (hoogleraar criminologie, ook bekend als romancier Andreas Burnier), Angela Maas (hoogleraar vrouwencardiologie) en Anne Cutler (hoogleraar vergelijkende taalpsychologie). De kwestie sociale veiligheid snijdt Sanders vandaag niet aan. In het begeleidende boekje met alle afbeeldingen ontbreekt het portret van Han van Krieken, maar hij zit wel in de zaal en prijkt aan de muur.
Lara Schnitger maakte de portretten met sjablonen, die ze op kleurrijke doeken legde en bespoot met bleek. Ze zorgde er ook voor dat er lege gekleurde vakken overbleven, zodat er in de toekomst mensen kunnen worden toegevoegd. Niet alleen de timing, ook het kunstwerk zélf lag gevoelig. „Dit werk was voor sommige mensen best een stap”, zegt Schnitger na afloop. De mannen die al een portret hadden vonden de aanpassingen soms „best moeilijk”, zegt ook Let Geerling. „Het gaat toch over machtsstructuren in balans brengen. Daarom deden we alles in kleine stapjes.” Schnitger snapt dat wel, zegt ze. „En het geeft heel veel voldoening als het tóch lukt.”
Tijdens de presentatie is van het voorzichtige proces niet zoveel te merken. De sfeer blijft luchtig. Hoogleraar Mieke Verloo is „blij” met haar portret, zegt ze na afloop. De emeritus hoogleraar vergelijkende politicologie en ongelijkheidsvraagstukken vond de presentatie wel „iets te positief”. Veertig jaar na de term ongewenste intimiteiten op de werkvloer in Nederland werd geïntroduceerd, zijn we er nog steeds mee bezig, zegt ze. „Veel vrouwen die hier geportretteerd zijn, zijn in hun tijd ooit verguisd. Ik was ook lang niet goed genoeg. Veel vrouwen hier blijven met het College van Bestuur in gesprek en zeggen: doe méér”, zegt ze, in reactie op de afgelopen weken.
Dat Han van Krieken er toch hangt, begrijpt ze wel. „Hij deed ook veel voor feministische kwesties aan de universiteit. De mens is een verzameling van goed en kwaad.”
Rondom 4 en 5 mei is altijd wel wat te doen, maar door de oorlog in Gaza was de reuring dit jaar bijzonder stevig. NIOD-directeur Martijn Eickhoff bezocht deze week de Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam en vierde Bevrijdingsdag aan de Amstel, vertelt hij. „Ik zie de herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog in eerste instantie als een ritueel waarbij deelnemers met elkaar bepaalde waarden benoemen – en die ook actief uitdragen. Ik heb er geen last van als iemand dan kort iets schreeuwt, maar dat kunnen andere mensen natuurlijk wel als onaangenaam ervaren. Een herdenking is naast een ritueel echter ook een dialoog – en daar horen tegenstemmen bij. Het is eigenlijk wel goed dat die ruimte er is.”
Maar is zo’n verstoring niet vervelend voor de veteranen die bij een herdenking aanwezig zijn?
„U heeft het nu over Wageningen. Daar was ik niet bij, maar ik kan me goed voorstellen dat zij heel slecht begrepen wat er aan de hand was. Als de actievoerders mij om advies hadden gevraagd, had ik gezegd: organiseer ergens iets anders, waarmee je je visie uitdraagt zonder dat je daarmee mensen kwetst. En die rookbom vind ik pijnlijk; het is symbolisch geweld, maar leidt toch tot schrik.”
Het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, zoals de instelling sinds 2010 officieel heet, bestaat deze woensdag tachtig jaar. Op 8 mei 1945, drie dagen na de bevrijding, zette de Nederlandse regering een bureau op dat bekend zou worden onder de naam Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD). De eerste directeur was Loe de Jong, onder wiens auspiciën tussen 1969 en 1991 de monumentale reeks Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog verscheen. Sindsdien produceerde het NIOD onder meer studies naar de val van Srebrenica (2002) en de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië (2022). Momenteel werkt het instituut aan een onderzoek naar de Nederlandse inzet in Afghanistan.
Eickhoff ontvangt in zijn werkkamer in het statige NIOD-pand aan de Amsterdamse Herengracht, waar na De Jong onder meer Hans Blom, Marjan Schwegman en Frank van Vree als directeur zetelden. Het gesprek gaat over het verleden van het instituut, maar ook over het heden en oorlogen die nu gevoerd worden.
„Aanvankelijk bestond het idee dat het werk van het RIOD moest bijdragen aan de karaktervorming van het Nederlandse volk”, vertelt Eickhoff. „Dat heeft geleid tot een verhaal over de Tweede Wereldoorlog waarin consequent het ‘goede’ en het ‘slechte’ benoemd werden. In het werk van Loe de Jong zie je dat duidelijk terug.”
Hoe kon iemand zichzelf als ‘goed’ zien in een samenleving die ook deel uitmaakte van een koloniale wereldorde?
Die aanpak had zijn beperkingen, zegt Eickhoff. „Het mooie van de fase na De Jong is dat we daar kritisch naar zijn gaan kijken. Dat heeft ertoe geleid dat er niet langer sprake is van consensus: er vindt debat plaats over de oorlog, over wat er gebeurde en wat we daarvan vinden.”
Het morele ankerpunt dat de Tweede Wereldoorlog een tijd lang probleemloos was, is daarmee verdwenen, zegt Eickhoff. „Door onderzoek naar zaken als kolonialisme en slavernij zijn er dingen gaan schuiven: hoe kon iemand zichzelf als ‘goed’ zien in een samenleving die ook deel uitmaakte van een koloniale wereldorde? Dat zijn wezenlijke vragen die nu gesteld worden.”
De oorlog stopte namelijk niet op 5 mei 1945, zegt Eickhoff. „Nederland was een koloniaal land, en wat er na de bevrijding gebeurde in Indonesië had veel te maken met ervaringen die Nederlanders hadden opgedaan tijdens de bezetting. De sterke band die zij ervoeren met hun natie uitte zich in Indonesië in onderdrukkend geweld tegen de plaatselijke bevolking. Deze twee oorlogen zijn door historici lange tijd als gescheiden gezien, maar dat was onterecht.”
Is er rondom ander onderzoek van het NIOD ook zulk voortschrijdend inzicht, bijvoorbeeld als het gaat om Srebrenica?
„Ons rapport over de val van de enclave geldt internationaal gezien nog steeds als een standaardwerk als het gaat om politieke, diplomatieke en militaire zaken, maar je ziet dat er de afgelopen jaren – ook door de inspanningen van nabestaanden – meer aandacht is gekomen voor de humanitaire kant van het verhaal. Hierin willen we graag een rol spelen. Geleefde realiteit is langzaam geschiedenis aan het worden en daar kan het NIOD over schrijven.”
Er is meer aandacht is gekomen voor de humanitaire kant van het verhaal. Hierin willen we graag een rol spelen
De onderzoeken naar Srebrenica en nu Afghanistan betreffen het zeer recente verleden. Kan je dan eigenlijk wel met voldoende distantie wetenschap bedrijven?
„Dat speelde in 1945 natuurlijk ook al –- de oorlog was toen net voorbij. Wij verzamelen documenten, doen onderzoek en delen de uitkomsten ervan met de maatschappij. Voor dat soort contemporaine geschiedschrijving is het RIOD een wegbereider geweest.”
Na de fusie in 2010 met het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies is de afstand in de tijd tot uw onderzoeksonderwerp helemaal verdwenen. Nu behoren ook de oorlogen in Oekraïne en Gaza tot het aandachtsgebied van het instituut.
„Dat klopt. En mensen willen van ons weten wat wij daarvan vinden. Ik zie daarin een soort heimwee naar Loe de Jong: een besluit van het NIOD over wat ‘goed’ en ‘fout’ is. Maar zo’n consensusoordeel geven we dus niet meer. Onze wetenschappers leveren slechts informatie aan.”
Wat is dan uw mening als wetenschapper over wat er gebeurt in Gaza?
„Dit is natuurlijk een vraag waarmee we geworsteld hebben. Er is een maatschappelijk debat gaande over de vraag of er in Gaza sprake is van genocide, en het internationaal gerechtshof zal daarover uiteindelijk een juridisch oordeel vellen op basis van de genocideconventie. Als je hier als historicus nu iets over zegt, kan je het verwijt krijgen dat je op de stoel van de rechter gaat zitten, of dat je taal gebruikt uit de activistische hoek.
„Daarom gaan we ook niet over één nacht ijs. Dat gezegd hebbende: we hebben eerder vormen van massaal geweld geanalyseerd waarbij we elementen tegenkwamen uit de genocideconventie. Daarvan concludeerden we: dit vinden wij genocidaal geweld. Dat zou ik nu, in het geval van Gaza, ook zeggen. Daar is sprake van genocidaal geweld.
„Voor de duidelijkheid: daarmee ga ik niet op de stoel van de rechter zitten en wil ik me ook niet in het maatschappelijke en politieke debat mengen. Deze conclusie is louter gebaseerd op een wetenschappelijke inschatting van de situatie.
„Het NIOD kijkt nu hoe we aan deze oorlog verder wetenschappelijk onderzoek kunnen koppelen. Dan denken we bijvoorbeeld aan Nederlandse discussies over bezettingspolitiek, waarbij de link gelegd wordt tussen de Nederlandse ervaring met bezetting en hoe men hier aankeek tegen de oprichting van de staat Israël. Dat zijn gevoelige thema’s, maar daar moeten we niet bang voor zijn.”
Door 20 jaar holocaust- en genocidestudies hebben we een model om verschillende vormen van massaal geweld naast elkaar te bestuderen en verbanden te benoemen
Zijn ze niet extra gevoelig voor een instituut dat is opgericht om de Tweede Wereldoorlog te onderzoeken – een oorlog die leidde tot de moord op zes miljoen Joden?
„Natuurlijk voelen wij een enorme verantwoordelijkheid naar de Joodse gemeenschap. Dat heeft in Nederland ook tot een bijna onvoorwaardelijke steun aan de staat Israël geleid. Maar dat neemt niet weg dat je naar wat er nu gebeurt heel kritisch moet kunnen kijken. Wij hebben, omdat we al bijna twintig jaar holocaust- en genocidestudies doen, een model ontwikkeld om verschillende vormen van massaal geweld naast elkaar te bestuderen en verbanden te benoemen.”
In de meidagen klinkt vaak het geluid dat enkel herdenken geen zin heeft: van de geschiedenis moet ook geleerd worden, om zo herhaling te voorkomen. Biedt het verleden zulke lessen?
„Informeer je als burger over de feiten. Ga niet in wat de Duitsers ‘innerliche Immigration’ noemen, waarin je je terugtrekt in je eigen leventje en de buitenwereld buiten houdt. Raak niet afgestompt.
„Ik begrijp heel goed dat mensen nu parallellen aanwijzen met de jaren dertig: de internationale rechtsorde brokkelt af, democratieën staan onder druk, er is behoefte aan sterk leiderschap. Maar het is ook belangrijk om de verschillen te signaleren.
„Ik zie het verleden meer als een reservoir van ervaringen, waarin je levenswijsheid kan opdoen, dan dat het lessen bevat over het zich wel of niet herhalen van de geschiedenis. Dat lijkt me een te beperkte opvatting van de complexiteit van onze wereld.”
Lees ook
Grote opkomst op de Dam en onverwachte drukte bij de alternatieve herdenking: dit is hoe Nederland op 4 mei herdacht
De ene inwoner vertelt hoe onlangs honderden medicijnen onbruikbaar werden omdat de doktersapotheek – en dus ook de koeling – een weekend lang geen stroom had. Een andere herinnert aan de schok die in februari 2022 door naburig Leersum ging omdat een deel van de buurt onbereikbaar was door omgevallen bomen na een storm. Een derde wijst op het „steeds onbeheersbaarder worden van bosbranden. Kijk maar naar wat er dicht bij ons op de Utrechtse Heuvelrug gebeurde”.
Genoeg onverwachte situaties waarop burgers zich beter moeten voorbereiden, vinden ze op deze wijkavond over „Weerbaarheid” in Doorn. „Een beetje een modeterm”, zegt burgemeester Frits Naafs, een van de inleiders. „Maar het gaat wel ergens over. Er is genoeg aan de hand, om ons heen én in de wereld.”
Meer dan honderd inwoners zijn vrijdagavond 11 april naar de bijeenkomst in woonzorgcomplex Beatrix gekomen, een initiatief van een aantal buurtbewoners. Zij vroegen zich af „wat we zelf kunnen doen temidden van alle overheidsoproepen om meer op elkaar te letten in tijden van crisis en conflict”, zegt Maarten Westerduin (54), een van de initiatiefnemers. „Onze democratie blijkt kwetsbaar en dat gaat ook onszelf aan”, aldus Westerduin, die een eigen bedrijf heeft, eerder lid was van het landelijk CDA-bestuur en actief in de landelijke organisatie van de protestantse kerken (PKN).
Wat nou als zo’n storing veel langer duurt en veel meer adressen treft? Weten we dan wie er hulp nodig heeft?
Soep van tulpenbollen
Enthousiast vertelt hij „hoeveel we hier in de buurt al in huis blijken te hebben. De een beschikt over een met de hand bediende waterpomp , de ander heeft een noodaggregaat”. En „met al die grote tuinen en bossen hier”, zegt een kennis die net voorbijkomt, „hoef je niet bang te zijn voor een tekort aan hout.”
Buurtbewoners van het Ludenkwartier in Doorn beschikken over een indrukwekkend netwerk, blijkt op de bijeenkomst. Een medewerker van het woonzorgcomplex stelde een zaaltje ter beschikking. Een ander zorgde voor taartjes. De gemeente betaalde de kosten van de bijeenkomst waar na afloop in de tuin uiensoep wordt geserveerd. „In biologisch afbreekbare cupjes”, zegt degene die de soep schenkt. „We hebben nog gedacht aan soep uit tulpenbollen, maar dat vonden we bij nader inzien wat overdreven.”
Twee buurtbewoners zijn werkzaam als ‘energiestrateeg’ bij netbeheerders. Met behulp van professionele slides vertellen ze waar de leidingen in het dorp liggen en wat er bij een stroomstoring als eerste uitvalt, als er geen behoorlijke back-ups zijn zoals noodaggregaten. „Na een minuut de wifi, verwarming, liften en pinautomaten”, leert de presentatie. „Na twee uur de GSM-zendmasten”, en na drie uur vallen de gemalen stil. Tunnels lopen onder”.
Roeland Manders, buurtbewoner én werkzaam bij een regionale energieleverancier, geeft uitleg. Foto Mona van den Berg
In de pauze, na de presentatie, buigen de deelnemers zich over post-its die op de tafels zijn verspreid. Daarop kunnen ze vragen en tips schrijven. ‘Hoe kan er snel een nood-apotheek worden opgezet? Is er aan goed gereedschap gedacht?’
Lees ook
Kan dat ook in Nederland gebeuren, zo’n grootschalige stroomuitval als in Spanje en Portugal? De lessen die hieruit zijn te trekken
Weerbare burger ‘denkt vooruit’
De bijeenkomst in Doorn is maar een van de initiatieven die burgers zelf nemen om gezamenlijk hun weerbaarheid te vergroten. Hoeveel dat er landelijk zijn, is onbekend. Ze reageren op pleidooien van de overheid voor „grotere weerbaarheid” in tijden van crises en groeiende oorlogsdreiging. De weerbare burger, leren overheidswebsites, „denkt vooruit”, weet hoe te handelen in noodsituaties, onderscheidt betrouwbaar nieuws van nepnieuws, en biedt anderen hulp als politie en brandweer elders druk zijn. „Als je te maken krijgt met een crisis, kijk dan wat je voor je buren kunt betekenen”, zei commandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim zaterdag in een talkshow. Een dag later adviseerde staatssecretaris Gijs Tuinman (Defensie, BBB), eveneens op tv: „Treed handelend op en wacht niet altijd tot de overheid alles geregeld heeft.”
Initiatiefnemers als Westerduin zeggen in te spelen op dergelijke oproepen. Ook reageren ze op incidenten, zoals de recente stroomuitval in Spanje en Portugal, en soortgelijke, kleinschaliger gebeurtenissen in de buurt.
De initiatieven verschillen onderling sterk. De een organiseert een enkele voorlichtingsavond en broedt op een vervolg, zoals in Doorn. Een ander richt zich in eerste instantie op het inventariseren van namen, adressen en nummers van deelnemers in een buurtapp die bij nood kan worden geactiveerd. Bij een derde is een gemeente actief betrokken. Zo werken in het Noord-Hollandse Aalsmeer bewoners al enige maanden samen met de gemeente, politie en maatschappelijke organisaties in het project ‘Een weerbare wijk’. .
Bekenden begroeten elkaar tijdens de buurtavond over weerbaarheid in Doorn. Er waren zo’n honderd mensen.
Foto’s Mona van den Berg
De schok van het aantreden van Donald Trump als Amerikaans president reikte ook tot in Brabant, vertelt Leon Bertens (70) uit Hilvarenbeek, vlak bij Tilburg. „Het besef dat Amerika niet meer instond voor onze veiligheid en tegelijkertijd dreigementen van malloten in Rusland om een bom op de Rotterdamse haven te gooien, ja, daar schrokken we wel van.”
Bertens, oud-gemeentesecretaris van het Brabantse Reusel-De Mierden, moest denken aan de zogeheten ‘buurtcirkel’, die hij een jaar eerder had opgezet met buurtbewoners en het Seniorennetwerk, een bestandje met tot nu toe 23 deelnemers, „Moeten we daar niet meer mee doen als straks alles uitvalt?”
Er zijn inmiddels tientallen van deze buurtcirkels, vooral in Oost-Brabant en Limburg, vertelt Bertens bij hem thuis in Hilvarenbeek. Aangeschoven is Wim van Hest (76), een bekende van Bertens uit de wereld van de rampenbestrijding. Van Hest is bestuurder van Nederland Zorgt Voor Elkaar, een landelijk netwerk van burgerinitiatieven. Hij zette een buurtcirkel op in Heeze, een dorp bij Eindhoven.
Lees ook
Minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp: ‘Wees voorbereid op verdere schokken’
Belangstellenden krijgen van hem en zijn mede-initiatiefnemers „Goed voor elkaar”-folders toegestuurd. Daarin staan vragen als: „Wie helpt jou bij medische zorg?” En: „Wat zou je voor een ander willen doen?” In noodgevallen kunnen de deelnemers om hulp worden gevraagd.
Begin februari werd de buurtcirkel van Hilvarenbeek getest. Op een avond viel een paar uur de stroom uit op zo’n vijfhonderd woonadressen. „Ik besefte: voor een crisis heb je geen oorlog nodig”, zegt Bertens. „Het hele buurtnetwerk, groter nog dan onze buurtcirkel, begon actief te worden. Dat was mooi om te zien. Omdat de stroomstoring beperkt was, en elders nog veel werkte, kwam er al snel veel appverkeer op gang.” Mensen begonnen, met name aan ouderen, hulp te bieden bij het resetten van de wifi of interactieve televisie. „Als projectleiders van de buurtcirkels in deze omgeving hebben we na het herstel van de stroomvoorziening wel tegen elkaar gezegd: Wat nou als zo’n storing veel langer duurt en veel meer adressen treft? Weten we dan wie er hulp nodig heeft?”
De buurtcirkels broeden nog op een antwoord, vertelt Bertens later. „De stroomstoring duurde te kort om tot nadere acties te leiden, maar versterkte wel het besef dat we nadere afspraken moeten maken.”
Vertrouwen
Toch laten kortdurende crisissituaties zoals in februari het nut van buurtnetwerken zien, zegt Van Hest. „Vaak ga je dan eerst af op mensen die je vertrouwt en die op dat moment in de buurt zijn. Dan let je echt niet op een bordje van de gemeente welke kant je op moet of wie je moet bellen. Trouwens, dat bellen kan dan waarschijnlijk niet eens.”
Mensen steken bij een schokkende gebeurtenis zelf de handen uit de mouwen en gaan echt niet op ons groen licht wachten
Bovendien leer je samen creatief zijn, zegt hij. Zo’n vijftien jaar geleden maakte hij als zorgbestuurder een grote brand mee in een verpleeghuis in Valkenswaard. „Natuurlijk hadden we scenario’s voor eventuele evacuaties. Maar die gingen er te veel van uit dat mensen in zulke situaties gaan zitten wachten op wat de overheid of bestuurders meedelen. Onzin natuurlijk. Mensen steken bij een schokkende gebeurtenis zelf de handen uit de mouwen en gaan echt niet op ons groen licht wachten.”
Tijdens de pauze kunnen bewoners van het Ludenkwartier in Doorn hun vragen stellen en tips geven. Foto Mona van den Berg
Zo was er in de ontruimingsplannen te weinig rekening gehouden met demente patiënten. „Die snapten helemaal niks van wat er gebeurde, maar ze moesten daar wel weg”, vertelt Van Hest. „De deskundigen zeiden tegen ons: je kunt niet zomaar met die mensen gaan slepen. Maar wat gebeurde er in de praktijk? Een paar medewerkers van het verpleeghuis regelden op eigen initiatief bussen. Ze zeiden tegen de patiënten: We gaan op vakantie! Dat de boel in de fik stond, was ineens niet meer relevant. Ze gingen op vakantie.”
Handen uit de mouwen
Laten initiatieven als in Doorn en Hilvarenbeek niet zien dat vooral hoger opgeleiden met goede (bestuurlijke) netwerken het voortouw nemen? „Onze buurtcirkels zijn veel diverser dan dat”, zegt Van Hest. „Als je er al een etiket op wil plakken, dan zou ik zeggen: het gaat vooral om actievelingen, mensen die de handen uit de mouwen willen steken.”
Uit evaluaties na rampen blijkt geregeld dat er grote verschillen zijn in toegang tot hulpverlening en netwerken. Zo constateerde de parlementaire enquêtecommissie die de nasleep van de Bijlmerramp in 1992 onderzocht (43 doden nadat een El Al-vrachttoestel zich in flats in de Amsterdamse Bijlmer had geboord), dat met name migranten zonder papieren geen hulp hadden gekregen. Een ongedocumenteerde vertelde de commissie: „Hulpverlening wat huisvesting betreft ging heel raar. […] Dezelfde avond [van de ramp] dat wij naar Novotel gingen, werden er mensen en gezinnen opgeroepen voor wie er huizen waren. […] Al die mensen waren Nederlandse mensen, witte mensen. Dat heb ik toen ook gezegd. Alle mensen die bleven, waren buitenlanders.”
NRC belde recent met zes gemeenten – naast de grote drie (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), drie middelgrote met veel migranten (Tilburg, Helmond, Almere), wat doen zij om bijvoorbeeld migrantengroepen bij weerbaarheidsinitiatieven te betrekken? (Nog) niets, zo blijkt. Amsterdam zegt „erover na te denken”. Rotterdam deelt mee „zoekende te zijn” naar de juiste aanpak. Ook Den Haag heeft niets concreets op het programma staan.
„Gek eigenlijk”, reageert Henk van Schepen, voorzitter van het Wijkberaad Laak Centraal in het Haagse Laakkwartier, waar veel migranten wonen. „Je zou zoiets wel verwachten. De gemeente vormt immers dé schakel met de buurt en kan verschillende groepen met elkaar in contact brengen.” Volgende maand heeft zijn wijkcomité de jaarlijkse buurtbijeenkomst. „Daar zullen we zelf een standje neerzetten met informatie wat bewoners kunnen doen bij stroomuitval.”
Keukentafels
In Doorn wordt inmiddels nagedacht over een vervolg van de avond in april. „We overwegen een operationeel vervolg”, vertelt Maarten Westerduin via de telefoon. „Voor elk aspect dat we behandelen – stroomuitval, fysieke en mentale gezondheid – kunnen we een zogeheten keukentafel van een man of acht inrichten.” Zo werken de energiestrategen uit de buurt samen met geïnteresseerden plannen uit. „Ze bekijken bijvoorbeeld hoeveel noodaggregaten nodig zijn om bij een langdurige stroomstoring de boel hier draaiende te houden. Ook zullen we aan buurtbewoners bekend maken hoe en waar de mensen van de keukentafels bereikbaar zijn in noodsituaties. Dat kan het gevoel van veiligheid bij ons in de buurt versterken.”
De gedupeerden zitten op hun knieën in het zand, zoekend naar glasscherven. Na een grote brand bij leerlooierij Ecco Leather in het Brabantse Dongen, op een industrieterrein aan de rand van het dorp, kwamen de verbrande resten van een groot aantal zonnepanelen terecht op de akkers en weilanden van boeren in de buurt. En die moeten worden opgeruimd.
De ochtend na de brand kwamen maandag ongeveer honderd vrijwilligers opdagen bij melkveehouders Corné (54) en Christel (52) Marcelissen. Opgeroepen in appgroepen. Door de kinderen. „Heel mooi”, zegt Corné. „Toen wij hier na de brand kwamen, stonden de tranen in m’n ogen. Dus we waren heel blij met al die handjes.”
Christel: „Er kwamen ook veel onbekenden belangeloos helpen.”
Veehouders moeten vooral zelf de mogelijke schade voor hun dieren inschatten
Ze wonen naast hun zestien hectare grasland, dat ze kort voor de brand hadden gemaaid. Het gras lag klaar als voer voor hun 190 koeien. Of het gras daarvoor nu nog geschikt is? Corné: „Als ik nieuw gras moet kopen, heb ik een schadepost van 10.000 tot 20.000 euro. We zijn met de gezondheidsdienst voor dieren en met de verzekering in gesprek. We hoorden al dat de risico’s voor het vee misschien vrij gering zijn.”
Christel: „Als we al dit extra werk en de schade niet kunnen verhalen op de veroorzaker van de brand, voelt dat onrechtvaardig. Wij hebben niets te maken met Ecco. Maar we kunnen wel de rotzooi opruimen. Als de vervuiler niet betaalt, is er iets mis met het systeem.”
Het aantal vrijwilligers is deze dinsdag beduidend minder dan de dag ervoor. Een van hen is Elly Elbertsen (66) uit het naburige Rijen. Ze heeft in enkele uren twee emmers platgedrukte scherven verzameld. Elbertsen: „Ik kende deze mensen niet. Maar ik vind het zo zielig. Ik hoef zelf niet meer te werken, ik kan naar een fitnesscentrum gaan. Maar ik kan met dit mooie weer ook iets nuttigs doen.”
Resten van de brand in het grasland.
Foto John van Hamond
Boerenland
Bij Ecco hangt twee dagen na de brand nog altijd een penetrante brandlucht. De kantoren van het bedrijf bleven gespaard. Over de oorzaak is nog niets bekend. De vuurzee veroorzaakte grote, dikke rookwolken en joeg restanten van zonnepanelen de lucht in die tot twintig kilometer zuidwaarts neerdwarrelden, in een strook van bijna honderd meter breed. Ze kwamen terecht op het boerenland, maar ook in straten en tuinen.
De gemeente Dongen en de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant houden omwonenden voor dat het afval „niet giftig” is, maar dat de glasdelen „wel scherp” kunnen zijn. Het advies is kinderen en huisdieren weg te houden en het glas met handschoenen te verwijderen en bij het restafval te gooien. „Heb je geen handschoenen, was dan goed je handen na het opruimen. Om te voorkomen dat glassplinters achterblijven”, aldus een gemeentelijke wenk.
Als de vervuiler niet betaalt, is er iets mis met het systeem
Dat laatste advies slaat akkerbouwer Ben Gommers in de wind. Hij zit met zijn vrouw Anjo gehurkt op vier hectare land dat enkele dagen voor de brand was ingezaaid met maïs, met blote handen graaiend door de zwarte aarde, af en toe kleine stukjes oppakkend. „Soms trek ik een splinter uit m’n hand.”
Ze komen uit het dorp Oosteind, naast Dongen. Ze hebben geen vee. „Maar het vee eet deze maïs”, zegt Anjo. „Je kunt niet riskeren dat er glas tussen zit. Dat is hartstikke scherp. Dus het is huppakee, aan de slag” Ben: „We zijn nog weken bezig.”
Spagaat
Twee jaar geleden telde Nederland zestien branden waarbij resten van zonnepanelen vrijkwamen, vorig jaar negentien en dit jaar tot nu toe al vijf, meldt een woordvoerder van het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV), het kennisinstituut voor crisisbeheersing en brandweerzorg. „Het is te verwachten dat dit soort branden blijft terugkomen.”
De brand heeft in Dongen het gesprek over groene energie doen oplaaien. Melkveehouder Marcelissen: „We moeten allemaal aan de groene energie. Maar dit zijn daar óók de gevolgen van.”
Burgemeester Hans Slagboom van Dongen: „We zitten in een spagaat. Het is enerzijds mooi dat we een energietransitie doormaken door bijvoorbeeld de platte daken van veel bedrijven vol te leggen met zonnepanelen, maar anderzijds doet zo’n brand ook iets met de gevoelens van veiligheid van inwoners.”
De leerlooierij Ecco die werd verwoest door de brand.
Foto John van Hamond
Draadnagels
De eerste berichten over de consequenties van deze branden zijn niettemin weinig alarmerend. De blootstelling aan schadelijke stoffen in zonnepanelen is volgens meerdere onderzoeken zo klein dat de kans op gezondheidsschade voor mens en dier „zeer gering” is, aldus het NIPV. Maar de scherven kunnen een probleem zijn, waarschuwen ook de onderzoekers. Wanneer die in een weiland terechtkomen, „kunnen grazende dieren ze inslikken”, wat „schadelijk” kan zijn voor hun maag- en darmstelsel, stelde het RIVM na eerder onderzoek.
Maar zelfs het inslikken van glas hoeft niet altijd slecht af te lopen, stelt universitair hoofddocent Ruurd Jorritsma van de faculteit diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht: „Het is lastig in te schatten hoeveel van dit materiaal moet worden opgeruimd om te voorkomen dat het voor bijvoorbeeld koeien een probleem vormt.” Evident is dat grote stukken glas tot inwendige verwondingen leiden. Maar het glas van zonnepanelen is dun en vergruist snel. Jorritsma: „Het is vooral een inschatting van de veehouders zelf om mogelijke schade voor hun dieren te beoordelen.” „Veehouders moeten vooral zelf de mogelijke schade voor hun dieren inschatten.”
Zelf vermoedt Jorritsma dat het glas „niet zo’n groot probleem” hoeft te zijn als bijvoorbeeld draadnagels en spijkers in het voer. „Ik maak me meer zorgen om metalen dan om glas.”
Lees ook
Een klein dorp in Gelderland is het epicentrum van de ‘laanboomkweek’: verkoelende, CO2-slurpende groene reuzen