N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Regeringsmaatregel Na de abrupte beëindiging van Nigeria’s omstreden brandstofsubsidie zijn de prijzen aan de pomp in korte tijd meer dan verdubbeld. Vorig jaar werd de subsidie op 9 miljard euro begroot, meer dan voor onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur samen.
Dit was niet hoe hij zich de klus had voorgesteld. Ibrahim Kadu (38) en zijn werknemers waren halverwege de bouw van een schooltje op zo’n drie uur rijden van zijn huis in Maiduguri, in het noordoosten van Nigeria, toen hij op straat het nieuws opving. Zelf had de ingenieur geen tijd gehad om naar de inaugurele speech van de gloednieuwe president te luisteren. Maar vijf woorden uit diens boodschap galmden nu overal na.
„De brandstofsubsidie is niet meer.” De overheidsmiljarden die er de afgelopen decennia voor zorgden dat Nigerianen voor een paar dubbeltjes per liter brandstof konden kopen, maar die ook als een molensteen om ’s lands economie hing, was afgeschaft. Poef, weg.
„We wisten dat het eraan zat te komen”, verzucht Kadu enkele dagen later door de telefoon. „Maar dat het zo abrupt zou gaan, dat nooit.” Amper 24 uur later schoten bij pompstations door heel het land de brandstofprijzen omhoog van 185 naira, zo’n 35 eurocent, naar 500 en op sommige plaatsen zelfs 600 naira. Vrijwel meteen werd ook zijn materiaal duurder, zegt Kadu. Cement, hout en kabels die uit Maiduguri moesten komen. „Ineens ging ook dat met 35 procent omhoog. Ik moest met alles stoppen, zo is het niet te doen.”
Het geld van de subsidie kan elders goed ingezet worden. Maar hoe weten we dat dit ook gebeurt?
Ibrahim Kadu aannemer
Met zijn toespraak ten overstaan van honderden naar Abuja ingevlogen staatshoofden en andere hoogwaardigheidsbekleders, verspilde Bola Tinubu (71) nog geen uur om een van zijn meest pijnlijke, maar volgens experts ook noodzakelijke verkiezingsbeloftes na te komen. Met een staatsschuld die steeds verder oploopt, was de subsidie, die de regering vorig jaar zo’n 10 miljard dollar kostte, al veel langer onhoudbaar geworden.
„We zullen dit geld nu investeren in openbare infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg en banen die het leven van miljoenen wezenlijk zullen verbeteren”, beloofde Tinubu.
De klap komt hard aan bij de meerderheid van de Nigerianen, die leven van enkele dollars per dag en die de pijn al voelden van een inflatie van nu 22,2 procent. De afgelopen decennia profiteerden zij er amper van dat Nigeria een oliereus is, door de corruptie, maar ook door een nog altijd geldende paradox: Afrika’s grootste olieproducent, zonder werkende raffinaderijen van naam, moet bijna al zijn benzine en diesel importeren.
Goedmakertje
Lees ook: Nigerianen halen zichzelf uit de duisternis
Regelmatig staan Nigerianen uren en soms dagenlang in de rij bij pompstations vanwege tekorten aan brandstof. Die hebben ze niet alleen nodig voor hun auto’s en scooters, maar ook voor hun generatoren die hun huizen en bedrijven draaiende moeten houden als de stroom weer eens uitvalt – wat vrijwel dagelijks gebeurt. De lage pompprijzen, als gevolg van de subsidie, waren daarmee een zeldzaam goedmakertje van de staat.
Maar de subsidie was ook inefficiënt en vooral verspillend, zegt Fadekemi Abiru, hoofdanalist bij Stears, een data-onderzoeksbureau in Lagos. „Uiteindelijk waren het vooral rijke Nigerianen die ervan profiteerden, niet de armen, zoals vaak wordt gesteld.” Veel verdween ook over de grens, waar de spotgoedkope brandstof tegen hogere prijzen werd doorverkocht. Zo verdubbelde daags na Tinubu’s speech in buurland Benin de brandstofprijzen.
De subsidie drukte ook zwaar op de begroting, zegt Abiru. „Kijk alleen al naar die van vorig jaar. Daarin werd 4,4 triljoen Naira (zo’n 9 miljard euro) begroot voor de subsidie, meer dan voor onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur samen.” De last werd daarbij steeds zwaarder door Nigeria’s dalende olie-inkomsten: onder meer door onveiligheid en diefstal zakte de productie vorig jaar september naar minder dan 1 miljoen vaten per dag. Tegelijk liepen door de oorlog in Oekraïne de prijzen voor brandstof internationaal op.
Lees ook: Jonge Nigerianen zien hoop op revolutie vervliegen
Tinubu, die in februari de verkiezingen won, is niet de eerste president die iets aan de brandstofsubsidie doet. In 2012 ging toenmalig president Goodluck Jonathan hem voor. Het leidde tot dagenlange protesten, die het land nagenoeg stillegden. Uiteindelijk krabbelde Jonathan terug. Ook nu laten ’s lands grootste vakbonden van zich horen. Het Nigeria Labour Congress (vier miljoen leden) had voor deze woensdag een massastaking aangekondigd, maar die werd door de rechter verboden.
De vakbond eist dat Nigeria’s staatsoliebedrijf NNPC (Nigeria National Petrol Company) de prijsverhogingen bij haar tankstations terugdraait. Ze wijzen erop dat een volle tank nu bijna evenveel kost als het minimumloon in Nigeria: 30.000 naira (zo’n 60 euro). Maar volgens de directeur moet de NNPC de prijzen wel „marktconform” maken: de staat zou het bedrijf omgerekend nog 6 miljard dollar aan al betaalde subsidie verschuldigd zijn. „We kunnen dit niet nog verder laten oplopen”, zei topman Mele Kyari tegen journalisten.
Een verandering was al ingezet onder Tinubu’s voorganger en partijgenoot Muhammadu Buhari. Bij diens aantreden in 2015 bezwoer Buhari, die zichzelf ook minister van Olie maakte, de sector aan te pakken. In 2021 voerde hij een nieuwe wet in die de door de staat gedomineerde markt moest opengooien, onder meer door van de NNPC een commercieel bedrijf te maken waarin de staat aandelen heeft.
Importlicenties
Die wet opende ook de deur tot het beëindigen van de brandstofsubsidie. Maar dat liet Buhari uiteindelijk aan zijn opvolger over, met in de begroting een post voor de subsidie die toereikend was tot eind juni. Op papier dan, want volgens topman Kyari was het uiteindelijk zijn bedrijf die grotendeels voor de kosten opdraaide. „Als jij [de staat] niet kunt betalen, kun je niet verwachten dat wij de last gaan dragen”, citeerde persbureau Bloomberg hem onlangs. Naast het afschaffen van de subsidie wil president Tinubu ook licenties verstrekken aan bedrijven om benzine en diesel te importeren. Nu verlopen de internationale aankopen via de NNPC, die de brandstof lokaal weer doorverkoopt.
De nieuwbakken president mikt op nog een meevaller. Twee weken geleden opende Afrika’s rijkste man Aliko Dangote een megaraffinaderij in de periferie van Nigeria’s economische hart Lagos. Eenmaal op volle kracht heeft die de capaciteit om 650.000 duizend vaten olie per dag te raffineren: genoeg om Nigeria zelfvoorzienend te maken én om olie te kunnen exporteren, aldus Dangote.
Zover is het nog lang niet. De feestelijke opening was voor nu slechts ceremonieel, vooral bedoeld om president Buhari nog zijn stempel op het project te laten drukken, waarin de staat via de NNPC een aandeel heeft van 20 procent. Verwacht wordt dat de eerste olie pas eind juli wordt geraffineerd, waarna de productie zal oplopen van 100.000 vaten per dag volgend jaar naar 200.000 in 2025 en 300.000 een jaar later.
Bovendien is het nog de vraag of Nigeria dankzij Dangote ook daadwerkelijk zelfvoorzienend wordt. „Er is geen akkoord bekend waarin staat dat een percentage van de productie gereserveerd is voor de Nigeriaanse markt”, zei Ese Gladys Osawmoniy, analist bij SBM Intelligence, tegen de Franse krant Le Monde. Ook speelt mee dat het project flinke vertraging opliep en de kosten stegen van 9 miljard dollar naar 19 miljard. Osawmoniy: „Er is een grote druk om winst te maken. Dat maakt export interessant.”
Voor Nigerianen zit er niets anders op dan de klappen te incasseren. De ellelange rijen die zich op de dag van Tinubu’s speech in paniek voor tankstations vormden, zijn verdwenen. Zelfs in Lagos, berucht om zijn oneindige files, zijn de wegen leger. Bussen hebben hun tarieven verdubbeld, evenals taxi-apps als Uber en Bolt. Gevreesd wordt voor een verdere stijging van de voedselprijzen, die het afgelopen jaar door inflatie al flink opliepen.
In april sloot de Nigeriaanse regering een lening van 800 miljoen dollar bij de Wereldbank af om de gevolgen van het schrappen van de subsidie voor de armsten te dempen. Maar vooralsnog zijn geen maatregelen genomen. „Dat is het probleem”, zegt Ibrahim Kadu, de ingenieur uit Maiduguri. „We weten dat het geld van deze subsidie elders goed gebruikt kan worden. Maar hoe kunnen we erop vertrouwen dat dit ook echt gebeurt?”
Het klaslokaal dat Kadu aan het bouwen was, ligt er nu half afgemaakt bij. „De opdrachtgevers snappen dat ik voor de afgesproken prijs niet verder kan”, zegt hij. „Ze komen volgende week bij me terug.” Tot die tijd is het schrapen, zegt hij. Als oudste zoon in een gezin met negen kinderen, waarvan de vader dertien jaar terug overleed, draagt hij er alle lasten. „Het is nu in Gods handen. Hopelijk gaan de prijzen snel weer omlaag.”