Nu klimaatbeleid pijn begint te doen, krabbelen politici overal terug

Analyse

Uitstel van klimaatbeleid In het Verenigd Koninkrijk, in Frankrijk, in Duitsland, overal in Europa vertragen politici ambitieuze klimaatplannen uit vrees daarop bij verkiezingen afgerekend te worden.

Een windmolenpark in aanbouw in het zuiden van Frankrijk. Politici in heel Europa krabbelen terug met klimaatbeleid uit vrees voor maatschappelijke weerstand.
Een windmolenpark in aanbouw in het zuiden van Frankrijk. Politici in heel Europa krabbelen terug met klimaatbeleid uit vrees voor maatschappelijke weerstand. Foto Raymond Roig/AFP

Toen de Britse premier Rishi Sunak zich een week geleden moest verantwoorden voor zijn besluit om het klimaatbeleid af te zwakken, zei hij dat politici – ook die van zijn eigen partij – veel te lang oneerlijk waren geweest over kosten en afwegingen. „In plaats daarvan kozen ze voor de gemakkelijkste weg, door te zeggen dat alles tegelijk mogelijk is”, aldus Sunak.

Met zijn U-bocht, zoals die in de Britse media werd genoemd, baarde Sunak opzien. Het Verenigd Koninkrijk, waar politici van links tot rechts voorstander zijn van een ambitieus klimaatbeleid, heeft al jaren een voortrekkersrol. Het land nam als een van de eerste een klimaatwet aan waarin doelen strikt werden vastgelegd. En nu wil Sunak het verbod op de verkoop van nieuwe benzineauto’s uitstellen van 2030 tot 2035, de vervanging van gasgestookte verwarmingsinstallaties door warmtepompen vertragen, en minder haast maken met het isoleren van woningen.

Lees ook VK geeft groen licht aan een van de grootste olieprojecten in Noordzee

Volgens de premier zijn al die maatregelen weliswaar nuttig maar „niet nodig” om het langetermijndoel – klimaatneutraliteit in 2050 – overeind te houden. Want Sunak houdt „vanzelfsprekend” vast aan dat doel, maar hij vindt niet dat je daarvoor „gewone gezinnen in het hele land vijf-, tien- of vijftienduizend pond [moet laten] uitgeven om de transitie eerder te maken dan nodig is”.

Sunak is niet de enige regeringsleider die de afgelopen tijd zo’n U-bocht maakte. In mei riep de Franse president Emmanuel Macron Brussel op om pas op de plaats te maken met nieuwe klimaatplannen. Macron noemde zichzelf groot voorstander van de Green Deal, een reeks Europese wetten om klimaat en biodiversiteit te beschermen, maar niet ten koste van de Europese industrie. „Op het gebied van regelgeving lopen we vóór op de Amerikanen, de Chinezen en alle andere grootmachten”. Dat, vond Macron, is nergens voor nodig.

Hij kreeg bijval van de Belgische premier Alexander de Croo, die bij de Europese Commissie aandrong op het gebruik van „een pauzeknop” voor het klimaatbeleid. Na alle klimaatwetgeving moeten er niet ook nog moeilijke maatregelen komen om natuur en biodiversiteit te herstellen, vond De Croo. Daarmee jaag je landbouw en industrie alleen maar op de kast, terwijl zij juist degenen zijn die dat beleid moeten uitvoeren. „Het momentum rond klimaatverandering” zou eronder kunnen lijden, vreesde de premier, waardoor lidstaten „recht de muur in zullen gaan en er scepsis zal ontstaan over alles”.

Boerenprotesten

Macron en De Croo echoden een geluid dat al een tijdje in het Europees Parlement klonk, met name bij de centrumrechtse Europese Volkspartij (EVP). Die partij voelde zich bedreigd door de winst van de BBB bij de Provinciale Statenverkiezingen in Nederland en door boerenprotesten in diverse Europese landen. Ze vrezen te worden afgerekend op wetgeving die burgers langzamerhand ook financieel begint te raken. Hun openlijke verzet tegen de natuurherstelwet, een van de sluitstukken van de Green Deal, was mede bedoeld om populistisch rechtse partijen van zich af te houden bij komende verkiezingen.

Lees ook Nederlandse boeren zijn schrikbeeld EU geworden

Ook de Duitse coalitie, waar de Groene minister Robert Habeck verantwoordelijk is voor klimaat, stuit op toenemend verzet nu klimaatbeleid al lang niet meer alleen gaat over windmolens en zonneparken, maar directe gevolgen heeft voor burgers en de eigen industrie. Dit voorjaar weigerde Duitsland onverwacht akkoord te gaan met het Europese verbod op auto’s op fossiele brandstoffen als er geen uitzondering werd gemaakt voor zogeheten e-fuels, een soort duurzame benzine. En een voorstel om gas- en olieverwarming in nieuwbouwhuizen vanaf volgend jaar te verbieden, leidde tot zoveel weerstand dat er een verwaterd compromis is overgebleven. Habeck verdedigde zich door te stellen dat een beetje terugkrabbelen gerechtvaardigd is, zolang „we maar geen klimaatdoelen stellen en intussen niets doen om ervoor te zorgen dat deze doelen ook worden gehaald”.

In Nederland durfde klimaatminister Rob Jetten maatregelen die burgers in de portemonnee zouden raken, niet aan. Ook al zeiden zijn adviseurs dat die veel beter werkten en zeker op termijn goedkoper zouden uitpakken dan het stimuleren van klimaatbeleid met subsidies.

Zelfs klimaatkoploper Zweden stuitte vorige week op de grenzen van zijn ambities. Het plan om al in 2045 klimaatneutraal te zijn, dreigt onbereikbaar te worden. „Wat we nu doen, inclusief belastingverlagingen op brandstof, verhoogt de uitstoot”, erkende minister van Financiën Elisabeth Svantesson op een persconferentie in Stockholm. „Maar we doen nog veel meer dingen die op de lange termijn tot lagere uitstoot zullen leiden. Vergeet niet dat dit voor veel mensen een hele moeilijke tijd is.”

Passiviteit

Politici bevinden zich in een moeilijke spagaat. Ze vrezen dat burgers zich afkeren van het klimaatbeleid als dat te hard ingrijpt in hun manier van leven – en dat zij daarop zullen worden afgerekend. Ze kiezen liever voor „klimaatpassiviteit” op de korte termijn – een verwijt dat president Macron herhaaldelijk kreeg van de hoogste bestuursrechter in Frankrijk – en intussen vasthouden aan het doel van ‘netto-nul’ uitstoot voor de lange termijn.

Premier Sunak zei dat politici te lang voor de gemakkelijke weg hebben gekozen, door te doen alsof „alles tegelijk mogelijk is”, stevig klimaatbeleid zonder consequenties voor burgers. Maar vervolgens deed hij hetzelfde: stellen dat het einddoel overeind blijft en tegelijkertijd de gevolgen voor burgers verzachten door beleid te vertragen. Volgens Piers Foster, voorzitter van het Britse Climate Change Committee, een adviesorgaan dat door de regering zelf in het leven is geroepen, is dat een misvatting. „Het Verenigd Koninkrijk zal verder verwijderd raken van de mogelijkheid om aan zijn wettelijke verplichtingen te voldoen”, zei hij in de Financial Times.

Veel klimaatwetenschappers denken dat die twee onverenigbaar zijn. „De opgave voor 2030 red je misschien nog met geleidelijke verandering; netto nul in 2050 is een opdracht tot transformatie. En die moet decennia van tevoren worden ingezet. Nu dus”, schreven Heleen de Coninck en Gert Jan Kramer twee jaar geleden in een opiniestuk in NRC.

De vertraging komt bovendien op een ongelukkig moment. Op de klimaattop in Dubai moet begin december de eerste formele ‘stocktake’ plaatsvinden, een vijfjaarlijkse inventarisatie en beoordeling van alle mondiale klimaatplannen. Het klimaatbureau van de Verenigde Naties (UNFCCC) heeft de afgelopen twee jaar de benodigde data verzameld en geanalyseerd. Twee weken gelezen publiceerden ze de resultaten.

De conclusie is duidelijk. „Een vernietigend rapport voor de mondiale klimaatinspanningen”, schrijft Ani Dasgupta, ceo van het gerenommeerde World Resources Institute. „Koolstofuitstoot? Nog steeds aan het stijgen. Financiële verplichtingen van de rijke landen? Achterstallig. Ondersteuning van arme landen om zich aan te passen? Blijft jammerlijk achter.”