N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Je zou het bijna vergeten door alle indringende beelden van de afgelopen week, maar het grensgebied tussen Syrië en Turkije was nog niet zo lang geleden Europa’s grote belofte.
De eerste jaren van mijn correspondentschap in Turkije (2009-2013) stonden volledig in het teken van de enorme economische groei van grenssteden als Gaziantep, Iskenderun en Antakya. Turkije schafte de visa voor de buurlanden af en zette de grenzen open. Aan de randen van de steden verschenen gloednieuwe flatgebouwen, als bewijs van de grensoverschrijdende vooruitgang en ontluikende liefde tussen Turkije en Syrië.
De glanzende shopping malls waren alle weekenden vol met winkelende families uit Aleppo en andere delen van buurland Syrië. Ik heb de beelden van de documentaire die ik in 2010 met mijn VPRO-collega’s maakte nog even opgezocht. „Het is hier hemels”, vertelt een jonge Syrische studentente, die al meerdere malen de grens was overgestoken om op de ijsbaan van het winkelcentrum in Gaziantep te schaatsen.
Toen kwam 2011 en de Arabische lente, die met enige vertraging ook Syrië aanstak. Steden als Gaziantep en Antakya werden uitvalsbases voor de opstand tegen het regime van de Syrische president Bashar al-Assad. Terwijl de steden aan de andere kant van de grens werden verpulverd door bombardementen van de Syrische en later Russische luchtmacht werden de Turkse steden opvangplekken.
In een mum van tijd hadden Turkse hulporganisaties reusachtige tentenkampen uit de grond gestampt om hun buren te huisvesten. Veel Turken maakten ruimte voor familie uit Syrië in diezelfde pas gebouwde flatgebouwen. De Syriërs werden geen ‘vluchtelingen’ genoemd, maar ‘gasten’.
Ik bracht weken door tussen de slagbomen op de grens tussen Turkije en Syrië, waar de vluchtelingen in grote groepen hun veiligheid tegemoet liepen, terwijl ambulances hen in tegengestelde richting tegemoet reden om gewonden op te halen. Nabuurschap, in goede en slechte tijden.
Grote delen van Gaziantep, Iskenderun, maar vooral Antakya werden in de nacht van 5 op 6 februari verpulverd door twee opeenvolgende aardbevingen. De zwaarste in bijna een eeuw. De flatgebouwen die zo kort geleden symbool waren van al die groei en solidariteit stortten in.
Nederland reageerde zonder aarzelen op de hartverscheurende schreeuw om hulp van Turkse Nederlanders als de zangeres Karsu Dönmez. Giro555 haalde bijna 90 miljoen euro op, bovenop de talloze andere initiatieven in het hele land.
Maar een ding bleef onderbelicht. Wat gaat de Europese Unie doen nu de opvangplek voor Syrische vluchtelingen van de afgelopen twaalf jaar zelf is ingestort?
Stress
Twee dagen na de aardbeving in Turkije kwamen Europese leiders bijeen om te pleiten voor verstevigde buitengrenzen, met hekken en muren. Kranten brachten de twee verhalen parallel aan elkaar. De steunbetuiging van de Nederlandse en andere Europese regeringen aan Turkije en Syrië en tegelijk de oproep tot het barricaderen van de grenzen met de buurlanden, waaronder Turkije. Alsof het twee verschillende verhalen zijn. Ze zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden.
Lees ook dit opiniestuk van Bram Vermeulen: Racisme aan de Europese grenzen is staande praktijk
De aardbeving legt een nieuwe breuk bloot in de relatie tussen Europa en Turkije. Turkije was in de afgelopen twaalf jaar de buffer voor Europa’s migratieangst. Van de naar schatting 5,7 miljoen Syriërs die sinds 2011 hun vaderland ontvluchtten, werden er 3,7 miljoen opgevangen in Turkije. De Europese Unie betaalde – dankbaar – mee aan de kosten voor deze opvang in de regio, zolang de oorlog in Syrië maar op afstand bleef.
De Turkse gastvrijheid na het begin van de burgeroorlog bij de buren kwam in de afgelopen jaren onder druk te staan. De florerende Turkse economie kwam tot stilstand. Sinds de dagen van schaatsende Syrische meisjes in de winkelcentra van Gaziantep is de lira ten opzichte van de euro tien keer minder waard.
De aardbeving legt een nieuwe breuk bloot in de relatie tussen Europa en Turkije
De stress in de grote Turkse steden over de grote aantallen vluchtelingen voedde al voor de aardbeving de xenofobie tegen Syriërs, Irakezen, Afghanen en andere vluchtelingen die in Turkije zijn neergestreken. Daar kwam vorig jaar februari de inval bovenop van het Russische leger in Oekraïne, het buurland aan de overkant van de Zwarte Zee. Huizenprijzen in steden als Antalya verdrievoudigden door de komst van Oekraïense én Russische vluchtelingen.
Nabuurschap
President Erdogan opperde kort daarop om één miljoen Syriërs terug naar hun vaderland te sturen en ze op te vangen in een landstrook die onder controle staat van het Turkse leger. „We hebben niet alleen onze deuren geopend om de levens te redden van de onderdrukten”, zei hij afgelopen mei. „We doen er nu alles aan om ze terug naar huis te brengen.”
De aardbeving heeft ook die plannen gedwarsboomd. De Idlib-provincie waar veel Turkse huizen werden gebouwd, is zwaar getroffen.
De burgemeester van Antalya meldde afgelopen woensdag dat de stad inmiddels al honderdduizend slachtoffers van de aardbeving opvangt. De vluchtelingenstroom verspreidt zich over heel Turkije en trekt ook snel westwaarts, naar Izmir, aan de Middellandse Zee en aan de grens met de Europese Unie. Turkse burgemeesters klagen dat ze niet ook nog de opvang van Syriërs op zich kunnen nemen. Op sociale media groeit de boosheid na – veelal valse – berichtgeving over betrokkenheid van Syriërs bij plunderingen. Turkije heeft genoeg gedaan en heeft nu zelf hulp nodig.
Een reddingsoperatie bij rampen als deze kent verschillende fasen. De eerste fase is search and rescue van overlevenden, de verpleging van de gewonden, onderdak, eten en drinken voor de daklozen. Nu begint de tweede fase: langdurige opvang. De EU liet tijdens de Oekraïne-oorlog zien er te kunnen zijn voor mensen wier levens in een nacht worden verpulverd. Na de Giro555-avond volgde grootschalige opvang voor Oekraïners, onderdak en werk. Nabuurschap in goede en slechte tijden. Geldt dat nu ook voor Turkije?