Met de zomervakantie in aantocht lijkt de rust teruggekeerd op universiteiten, die maandenlang het toneel waren van felle solidariteitsacties voor de Palestijnen in Gaza. Studenten, docenten en anderen eisten dat universiteiten zich uitspraken tegen Israël en hun banden zouden verbreken met Israëlische onderzoeks- en onderwijsinstellingen. Dat mondde in universiteitssteden uit tot bezettingen van universiteitsgebouwen, die soms werden ontruimd door de ME. Een enkel protest daargelaten is het nu stiller.
Universiteiten zijn bezig met zelfonderzoek: ze hebben ethische commissies ingesteld die hun banden met Israël tegen het licht houden, om met een advies te komen of beëindiging wenselijk is. Het is afwachten of de uitkomst bevredigend zal zijn voor de actievoerders. Ze hebben aangekondigd dat ze de strijd niet opgeven. Mogelijk keren de barricades en tentenkampen na de zomervakantie terug.
1Hoe begon de discussie over Gaza op universiteiten in Nederland?
Meteen na de terreuraanval van Hamas in Israël, op 7 oktober 2023, waren er studenten en medewerkers die zich solidair verklaarden met de Palestijnen. In open brieven, petities, bij protestbijeenkomsten en op sociale media eisten ze dat de universiteiten stelling namen tegen het geweld van Israël.
Ze verweten de universiteiten hypocrisie, omdat die zich stilhielden terwijl ze in 2022 wel stelling hadden genomen tegen Rusland, toen dat land Oekraïne was binnengevallen. Het hoger onderwijs had toen, na een oproep van de minister van Onderwijs, de samenwerking met Russische onderwijs- en kennisinstellingen bevroren.
Veel protesten in de eerste maanden na 7 oktober hadden een vreedzaam karakter. Actievoerders organiseerden bijvoorbeeld ‘teach-ins’, waarbij ‘college’ werd gegeven over de situatie in Gaza.
Toch waren er ook momenten waarop de sfeer grimmiger werd. Tijdens een protestactie op het University College in Maastricht, begin november, hadden medewerkers van de receptie zich uit voorzorg opgesloten in hun kantoortje. De universiteit greep niet in. Twee gastdocenten trokken zich uit onvrede terug.
In reactie op die protesten kwamen universiteitsbesturen met verklaringen waarin ze lieten weten dat ze zeer geraakt waren door het geweld. Maar verder spraken ze zich niet uit over Israël, noch verbraken ze de banden met partners daar. Zoiets past niet bij een neutraal instituut, redeneerden ze, en het zou de academische vrijheid inperken.
Op de Universiteit Leiden liep de spanning in oktober zo hoog op dat de Haagse vestiging tijdelijk gesloten werd en er toegangscontroles werden ingesteld bij de ingang van universiteitsgebouwen. En bij een onaangekondigde ‘teach-in’ in Leiden, in november, kwam het tot strubbelingen met beveiligers, waarna studenten een klacht indienden wegens intimidatie.
In januari sloot ook de Universiteit van Amsterdam (UvA) korte tijd een aantal gebouwen (op Roeterseiland). Demonstranten hadden een sit-in aangekondigd, maar geen toestemming gevraagd. In maart bezetten actievoerders een brug naar het Amsterdam University College.
Wageningen
2Hoe ging dit over in massale bezettingen van universiteiten?
De grote bezettingen begonnen in Amsterdam. Doordat de universiteiten geen gehoor gaven aan de eisen van de actievoerders, besloten die een stap verder te gaan. Op maandag 6 mei zetten pro-Palestinademonstranten een tentenkamp op op de Roeterseilandcampus van UvA. De organisatoren waren geïnspireerd door de bezetting van Amerikaanse universiteiten door pro-Palestijnse actievoerders, met als bekendste voorbeeld die van Columbia University in New York in april.
Op Roeterseiland kwamen al snel honderden sympathisanten op het protest af. Ze wierpen in de loop van de avond barricades op. Die avond publiceerde de UvA een lijst met haar samenwerkingen met Israëlische organisaties – één van de eisen van de actievoerders.
De universiteit zei dat ze bereid was om de banden met Israël tijdelijk te bevriezen, mits de actievoerders het terrein zouden verlaten. Maar die namen daar geen genoegen mee: ze wilden pas weggaan als de universiteit de banden zou verbreken. Burgemeester Femke Halsema besloot over te gaan tot ontruiming. Enkele demonstranten gooiden met vuurwerk en bakstenen.
De volgende dag, dinsdag, begon in Amsterdam een nieuw protest bij de Oudemanhuispoort, een UvA-locatie in de binnenstad. Ook dat liep uit de hand. Er werden stoeptegels uit de grond getrokken, barricades opgeworpen, en muren beklad. Woensdag ontruimde de ME het kamp.
Vanaf die dag sloegen de protesten over naar de rest van het land. In Utrecht bezetten pro-Palestina-betogers de universiteitsbibliotheek. De maandag erop vonden op verschillende universiteiten ‘walk outs’ plaats, waarbij studenten en medewerkers hun werk neerlegden en gezamenlijk naar buiten liepen. Op de universiteiten van Groningen, Eindhoven, Nijmegen en Maastricht werden tentenkampen opgezet. Nieuwe protesten in Amsterdam liepen telkens opnieuw uit de hand.
De weken erna hielden de protesten aan. Soms werd een tentenkamp een tijdje gedoogd door het universiteitsbestuur en de burgemeester, zoals in Nijmegen. Maar tot nu toe is bijna elk protest uiteindelijk beëindigd, vaak door de politie of de ME.
Groningen
3Wie zitten achter de protesten?
NRC zocht uit wie er achter de heftigste protesten, die op de UvA, zaten. De initiatiefnemers zijn twee organisaties: Students for Justice in Palestine (SJP), een internationaal netwerk met zijn oorsprong in de VS, en de hieraan gelieerde groep AU Free Palestine. Via sociale media als Instagram bereiken deze groepen ook andere pro-Palestijnse actiegroepen, zoals Students for Palestine, Dutch Scholars for Palestine. Gelijkgestemden houden contact met elkaar via appgroepen op onder meer Signal, zodat ze elkaar snel kunnen waarschuwen als er weer een actie begint.
SJP is volgens het Amerikaanse tijdschrift The New Yorker „de meest prominente pro-Palestina steungroep in Amerika […] niet alleen op campussen, maar ook in het algemeen”. De Nederlandse tak is opgericht in 2014 en heeft inmiddels afdelingen in Amsterdam, Maastricht, Utrecht, Nijmegen en Rotterdam. SJP organiseerde aanvankelijk vooral filmavonden en debatten op universiteiten, maar in 2023 veranderde de strategie. Sindsdien wordt alle energie gestoken in de strijd voor een ‘academische boycot’ van Israël.
Na de terreuraanval van Hamas op Israël, op 7 oktober, publiceerde een groot deel van de Nederlandse SJP-afdelingen op instructie van de Amerikaanse moederorganisatie een positieve boodschap over de bloedige gebeurtenissen.
SJP werkt samen met andere actiegroepen, zoals Extinction Rebellion en de kraakbeweging in Amsterdam. Ze vinden dat verschillende vormen van maatschappelijk onrecht samenhangen (‘intersectioneel’ zijn) en dus ook tegelijkertijd moeten worden bestreden. Al voor de Gaza-oorlog voerden deze groepen gezamenlijk actie op de UvA. Zo bezetten ze de universiteit in januari 2023 en eisten ze dat die niet langer zou samenwerken met Shell.
Lees ook
Wat gebeurde er op 7 oktober, die eerste bloedige dag van de Gaza-oorlog? Een reconstructie
4Wat willen de actievoerders?
Niet alle demonstranten willen hetzelfde. Sommige willen een volledige boycot van Israël, andere vinden dat bijvoorbeeld nog wel met individuele Israëlische onderzoekers samengewerkt kan worden.
Students for Justice in Palestine (SJP), een belangrijke organisator achter de protesten in Nederland, wil dat de universiteiten alle Israëlische hogeronderwijsinstellingen boycotten. Ze wil dat de Nederlandse universiteiten alle economische, academische en culturele banden met Israël doorknippen.
Dutch Scholars for Palestine (DSP) is iets concreter en genuanceerder. Ook die wil een boycot, maar schrijft wel: „Deze oproep is niet gericht tegen universiteiten omdat ze Israëlisch zijn, maar omdat ze allemaal […] betrokken en/of medeplichtig zijn aan institutionele discriminatie, apartheid, vervolging, bezetting en genocide”.
Concreet eist de organisatie beëindiging van alle institutionele uitwisselingsprogramma’s met Israëlische universiteiten, beëindiging van Israëlische institutionele deelname aan samenwerkingsprojecten waarbij Nederlandse universiteiten betrokken zijn, en het stopzetten van investeringen in Israëlische bedrijven die medeplichtig zijn aan mensenrechtenschendingen.
Ze benadrukt dat de boycot niet gericht is op individuen. Nederlandse onderzoekers zouden dus bijvoorbeeld wel op individueel niveau onderzoek kunnen doen met Israëlische wetenschappers.
Lees ook
Een allegaartje van actiegroepen en ’toolkits’ uit de VS: zo kwam het studentenprotest in Amsterdam tot stand
Maastricht
5Wat gebeurde er bij protestacties die uit de hand liepen?
De eerste bezetting die door de ME werd beëindigd vond op maandag 6 mei plaats op de UvA. Daar hadden demonstranten hun kamp opgeslagen op het Amsterdamse Roeterseiland. In de loop van de avond was volgens de universiteit een „onveilige en grimmige situatie” ontstaan, waarbij „met vuurwerk gegooid” werd, „mensen zijn geslagen, de Israëlische vlag werd verbrand en barricades werden opgetrokken”.
Een deel van de actievoerders weigerde te vertrekken, waarna de ME ’s nachts ingreep. Er werden 169 mensen aangehouden.
In de avond van 7 mei werden opnieuw barricades opgeworpen, ditmaal op het Binnengasthuisterrein van de universiteit, in de binnenstad. Het kamp werd een halve dag later ontruimd door de ME. Ook hierbij werden tientallen demonstranten gearresteerd. Muren waren beklad met pro-Palestijnse leuzen. De UvA ging hierna een paar dagen dicht.
Op maandag 13 mei begon een nieuwe bezetting van de Roeterseilandcampus. Activisten, in het zwart gekleed en gemaskerd, drongen de vleugel binnen waar het college van bestuur zetelde, joegen iedereen naar buiten en richtten vernielingen aan. Ze spoten graffiti, vernielden computerschermen en gooiden boeken en papieren naar beneden. De ME maakte een einde aan deze bezetting. Er werden 36 mensen aangehouden. De universiteit ging opnieuw enkele dagen dicht.
Hoe eerder en hoe harder en hoe vaker er op wordt getreden tegen mensen die ook geweld gebruiken, zelfs tegen de politie, hoe beter
Ook op maandag 17 juni liep een actie uit de hand, ditmaal op de locatie Science Park in Amsterdam-Oost. Gemaskerde activisten zetten een tentenkamp op, bouwden barricades, vernielden veiligheidscamera’s en blokkeerden doorgangen. De universiteit deed, nadat gesprekken op niets uitliepen, opnieuw aangifte van huisvredebreuk. Ditmaal verlieten de demonstranten het terrein voordat de ME ingreep. Op 21 juni ontruimde de ME opnieuw een gebouw op de Roeterseilandcampus.
Op andere universiteiten werd in mei en juni eveneens actie gevoerd, maar daar bleef het verhoudingsgewijs rustig vergeleken met de bezettingsacties aan de UvA. Toch greep de politie ook daar regelmatig in. In Utrecht werd een bezetting van de universiteit door de ME beëindigd. In Groningen beëindigde de politie een bezetting van het letterengebouw van de universiteit.
Aan de Radboud Universiteit in Nijmegen werden studenten eind mei uit het Erasmusgebouw gehaald, dat ze deels hadden bezet. Begin juni werd een tentenkamp op de campus ontruimd, nadat de actievoerders een ander universiteitsgebouw hadden bezet en beklad.
In Delft, waar ook een tentenkamp was opgezet, werden op 3 juni demonstrerende studenten aangehouden die na sluitingstijd weigerden te vertrekken uit het gebouw van de faculteit Werktuigbouwkunde. De TU deed aangifte van vernieling, huisvredebreuk en geweld.
6Waar en hoe wordt er nu nog geprotesteerd?
In juni schreven organisatoren van de protesten – namens veertien studentenprotestorganisaties – dat ze zullen doorgaan met protesteren totdat de universiteiten naar hen luisteren. Het was een reactie op de open brief van de rectores magnifici in Trouw, die schreven dat ze de banden met Israël niet categorisch zullen verbreken.
In Utrecht waren eind juni nog protesten aan de gang. De studenten waren teleurgesteld dat de universiteit niet met hen in dialoog was gegaan, hoewel dat was beloofd. Volgens het college van bestuur hadden de actievoerders alle voorstellen voor data afgewezen. De universiteit wilde met tien tot twaalf demonstranten, andere geïnteresseerden zouden via een livestream kunnen meekijken. Maar de actievoerders wilden dat er tweehonderd mensen live bij aanwezig zouden zijn. Het college van bestuur vreesde voor een bezetting, en sloot daardoor op 25 juni uit voorzorg een aantal panden in de binnenstad, waardoor onderwijsactiviteiten daar niet konden doorgaan. De universiteit deed ook tweemaal aangifte van bekladding van universiteitsgebouwen.
Ook werd er weer een gebouw op Roeterseiland bezet. Actievoerders wierpen daarnaast barricades op brachten vernielingen aan. De ME kwam weer om te ontruimen. Er werden actievoerders aangehouden.
In Nijmegen verplaatste het studentenprotest, dat wekenlang op de Radboud Universiteit plaatsvond tot het tentenkamp daar werd ontruimd, zich eind juni kortstondig naar de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Maar de actievoerders wilden niet demonstreren op het parkeerterrein dat de gemeente voor hen had vrijgehouden. In plaats daarvan liepen ze terug naar de plek waar eerst het tentenkamp bij de universiteit was. De opkomst was niet groot, volgens de actieleider omdat het collegejaar ten einde liep en veel studenten al weg waren. Maar dat betekende niet dat er helemaal geen acties meer zouden volgen, zeiden de actievoerders.
De tentenkampen die in mei bij universiteiten verrezen staan er her en der nog, maar ogen soms verlaten, bijvoorbeeld in Wageningen.
Lees ook
Nederlandse universiteiten bestuderen hun banden met Israël: ‘Heb je alternatieven?’
Utrecht
7Hoe reageren universiteiten op de protesten?
Op sommige universiteiten – zoals die van Amsterdam, Nijmegen, Eindhoven, Rotterdam en Delft – zijn universiteitsbesturen in de eerste weken in gesprek gegaan met actievoerders. Die gesprekken liepen op niets uit. Voor de demonstranten is de enige gewenste uitkomst namelijk het categorisch verbreken van de banden met Israël en de universiteiten willen daar niet aan. Ook verliepen gesprekken soms lastig omdat actievoerders met gezichtsbedekking aan tafel verschenen, zoals op de UvA.
Over het algemeen willen universiteitsbesturen en actievoerders nog steeds (of opnieuw) met elkaar in gesprek, maar die gesprekken komen moeilijk tot stand. Zo wil het bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam een gesprek achter gesloten deuren, maar willen de demonstranten alleen een publiekelijk gesprek dat wordt opgenomen en gefilmd. In Wageningen beweren actievoerende studenten dat het universiteitsbestuur niet met hen in gesprek wil. Maar een woordvoerder van de universiteit noemde dat in NRC „framing”. „Ze willen een debat, maar alleen onder hun voorwaarden. Met ‘boycot Israël’ als startpunt en het eisen van verantwoording door het bestuur heb je niet de vorm van een academisch debat.”
Begin juni schreven de rectores magnifici van de Nederlandse universiteiten, in een open brief in Trouw, dat ze niet categorisch alle banden met Israël zullen verbreken. Dat past niet bij de academische vrijheid die ze hoog in het vaandel hebben staan. Ze zullen de samenwerkingen wel „zorgvuldig wegen”.
Er is alle aanleiding om te demonstreren tegen de humanitaire catastrofe in Gaza, maar houd het vreedzaam. Geweld is onacceptabel
Daar zijn ze nu mee bezig. Veel universiteiten hebben ethische commissies ingesteld om de banden met Israël te beoordelen. Iedere commissie zal haar eigen afweging maken, maar waar ze allemaal op zullen letten is bijvoorbeeld ‘dual-use’. Dat is het gebruik van onderzoekskennis voor militaire doeleinden.
De hoofdvraag die ze allemaal zullen proberen te beantwoorden is: waar ligt de balans tussen academische vrijheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid? Onderweg naar het antwoord op die vraag loop je tegen allerlei deelvragen aan, vertelde Ruard Ganzevoort in NRC. Hij is de voorzitter van de ethische commissie van de Erasmus Universiteit. Bijvoorbeeld de vraag of de universiteit zich wel met politiek moet bezighouden. En de vraag of er op de betreffende Israëlische universiteit wel of geen ruimte is voor kritische geluiden.
Twee leerstoelgroepen van de Radboud Universiteit – Humane Geografie en Milieubeheer en Politiek – besloten zelfstandig om de samenwerkingen met Israël op te zeggen. Dat betekent in de praktijk dat zij geen ondersteuning meer bieden aan formele studentenuitwisselingen.
De Universiteit Gent besloot tot nu toe als enige universiteit van Vlaanderen en Nederland om wél alle banden met Israëlische universiteiten en onderzoeksinstellingen stop te zetten. In een interview met NRC legde rector magnificus Rik Van de Walle uit waarom hij daarvoor gekozen heeft. „De mensenrechtenschendingen in Israël zijn toch wel bijzonder in termen van omvang, aard en duur. En dan is er de verwevenheid tussen Israëlische universiteiten en onderzoeksinstellingen aan de ene kant en overheid, defensie en veiligheidsdiensten aan de andere kant.”
Lees ook
In Gent verbreekt de rector wél de banden met Israëlische universiteiten
Delft
8Wat zijn precies de banden van de universiteiten met Israël?
Eén van de eisen van de pro-Palestijnse actievoerders is dat universiteiten hun banden met Israël openbaren. De UvA en de Universiteit Utrecht (UU) hebben een integrale lijst gepubliceerd. De Erasmus Universiteit heeft intern een lijst gedeeld. Sommige andere universiteiten hebben hun samenwerking met Israël in grote lijnen geopenbaard. Zo schrijft de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) op haar website dat ze samenwerkt met Israël in „EU-onderzoeksprojecten en via directe samenwerkingen tussen individuele wetenschappers of groepen”. Ze schrijft ook dat ze lid is van Eurotech, een universiteitsalliantie waar ook het Israëlische Technion lid van is.
Dat universiteiten hun banden niet openbaren, of alleen in grote lijnen, komt doordat ze bijvoorbeeld bang zijn voor de veiligheid van onderzoekers. „Alles rondom dit onderwerp ligt zo ontzettend gevoelig. Publiceren kan tot herleidbaarheid naar individuen leiden. Dat moeten we goed overwegen, want wij hebben ook de veiligheid van ons onderwijspersoneel te garanderen”, zei een universiteitsbron tegen NRC.
De UvA zegt acht onderzoeksprojecten te hebben lopen waar Israëlische universiteiten aan meedoen. Het gaat uitsluitend om samenwerkingen in consortia met ook andere landen, gefinancierd met EU-geld. De onderzoeken gaan bijvoorbeeld over 6G-netwerken, de ‘digitale volwassenheid’ van kinderen en mensenrechten. Een ander onderzoek is gericht op de detectie van explosieven om aanslagen te voorkomen. De UvA benadrukt dat dat project niet bijdraagt aan het uitoefenen van militair geweld door Israël.
De UU doet vooral onderzoek met Israëlische universiteiten op het gebied van geneeskunde, bijvoorbeeld naar allogene celtherapie voor het hart, antibiotica en coronavaccins. Verder doen ze samen onderzoek naar onder andere klimaatverandering, corruptie en onderwijs. In sommige gevallen gaat het om onderzoeken in consortia met ook andere landen. Zowel de UvA als de UU hebben daarnaast afspraken met Israëlische universiteiten over studentenuitwisselingen.
Eind vorig jaar publiceerde de organisatie Stop Wapenhandel een lijst van samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse universiteiten en Israëlische bedrijven, universiteiten en andere instellingen. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat de Universiteit Delft samenwerkt met verschillende Israëlische wapenbedrijven.
Nagenoeg alle Nederlandse universiteiten staan op die lijst, maar het is niet zo dat alle samenwerkingen (direct) bijdragen aan de militaire acties van Israël.
Den Haag
9Heeft het zin om die banden te verbreken?
De actievoerders komen op voor de Palestijnen. En hoewel het verbreken van de banden de Gaza-oorlog niet direct zal stoppen, zien zij het wel als een stap in de juiste richting. „De hele veiligheidsindustrie van Israël is sterk verbonden met de universiteiten”, zei Erella Grassiani in NRC. De Israëlisch-Nederlandse Grassiani doet op de UvA onderzoek naar de Israëlische veiligheidsindustrie en het Israëlische nationalisme en militarisme. Ze steunt de studentenprotesten.
Grassiani: „Er wordt niet alleen onderzoek gedaan voor het leger – zoals het ontwikkelen van militaire technologieën – maar de banden zijn zó nauw dat bijvoorbeeld de grote wetenschappers op het gebied van cyberveiligheid ook degenen zijn die de cyberveiligheidsprogramma’s voor de staat opzetten. Sommige universiteiten hebben zelfs speciale studieprogramma’s voor soldaten.”
Die verwevenheid tussen de Israëlische universiteiten en het veiligheidsapparaat is problematisch, vindt Grassiani, omdat dat veiligheidsapparaat „heel diep medeplichtig” is aan het „schenden van mensenrechten” van Palestijnen in de Gaza-oorlog.
Door die verwevenheid vinden de actievoerders een samenwerking tussen Israëlische en Nederlandse universiteiten óók problematisch als die niet direct bijdraagt aan de militaire acties van Israël. Bovendien wordt het verbreken van de banden met Israël door veel actievoerders gezien als een signaal waarmee Nederland Israël kan laten voelen dat het de oorlog afkeurt.
Tegenstanders van de protesten vinden dat het géén zin heeft als Nederlandse universiteiten hun banden met Israël verbreken. Het complexe conflict kun je niet oplossen vanuit Nederland, betogen zij. En als Nederland de banden verbreekt, is er misschien al helemaal geen ruimte meer voor kritische stemmen op Israëlische universiteiten.
Sommigen wijzen ook op de academische vrijheid die beknot zou worden. In een onlangs gepubliceerd opiniestuk op de website van Vox, het universiteitsblad van de Radboud Universiteit, schrijven twintig studenten: „Het directe gevolg van het opzeggen van samenwerking is namelijk geen verbetering van de situatie in Gaza, maar het einde van de academische dialoog die onze universiteiten hoog in het vaandel houden. Daar is niemand mee geholpen, ook de Palestijnse bevolking niet.”
Lees ook
Te hard of juist te soft? Hoogleraren uiten kritiek op bestuur UvA
10Hoe kijken medewerkers van de universiteiten naar de protesten en de reactie van de universiteitsbestuurders?
Aan het begin van de studentenprotesten uitten medewerkers van de UvA in NRC stevige kritiek op het optreden van hun college van bestuur bij de studentenprotesten. Sommigen vonden het optreden te soft, anderen te hard.
„Door aangifte te doen begon het bestuur met wat het laatste middel zou moeten zijn: heftige politie-inzet. De studenten proberen een genocide tegen te houden. Reageert de universiteit dan niet met respect, dan kom je in een ongelukkige spiraal terecht”, zei Natalie Scholz, universitair docent nieuwste geschiedenis. Victor Lamme, hoogleraar cognitieve neurowetenschap, zei dat hij niet begreep dat de UvA was ingegaan op de eis van de demonstranten om een lijst te publiceren met Israëlische samenwerkingen. „Het openbaren van zo’n lijst leidt tot verdachtmakingen en nog meer vragen. Transparantie is zelden een goed idee.”
In een opiniestuk in NRC betoogde Jessica V. Roitman, hoogleraar Joodse Studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam, dat het verwerpelijk is dat universiteiten de laatste jaren steeds meer het academisch activisme aanmoedigen. „De chaotische protesten aan de Universiteit van Amsterdam laten zien dat universiteiten nu in een morele afgrond staren die ze zelf hebben gecreëerd. Dit gebeurt er als activistische academici complexe problemen behandelen als een simpele zaak – als een kwestie van slachtoffer versus slechterik. Dergelijke karakteriseringen dragen bij aan de polarisatie die vrede – zowel op campussen als in de rest van de wereld – steeds ongrijpbaarder zal maken.”
Er kwam ook kritiek op de brief die de rectores magnifici begin juni in Trouw plaatsten en waarin ze schreven dat ze de banden met Israël niet categorisch willen verbreken omwille van de academische vrijheid. „De brief van de rectoren lijkt eerder een tactische terugtrekking in de ivoren toren, waar de wetenschap niet verantwoordelijk wil zijn voor haar invloed in de maatschappij”, schreven Petra Verdonk en Younes Saramifar in NRC. Beiden zijn universitair hoofddocent aan respectievelijk het Amsterdam UMC en de VU.
Marc van Oostendorp, hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit, schreef in een opiniestuk in NRC dat hij het standpunt van de rectoren juist deelt, maar dat hij het verontrustend vindt dat zij geen ruimte maken voor debat. „Het standpunt van degenen die wel om een boycot vragen is, hoewel ik het niet precies deel, volgens mij ook legitiem, maar de rectoren doen in hun brief niet eens de moeite om er op in te gaan, het met argumenten te weerleggen – feitelijk doen ze die af als een misschien begrijpelijke emotie, maar wel een waar nu eenmaal hun stem, die ze presenteren als de stem van de wetenschap, tegenover staat.”
Bovendien, schreef Van Oostendorp, zou hij – vanwege dat gebrek aan debat – niet eens durven zeggen wat zijn collega’s „in doorsnee nu eigenlijk vinden” van de kwestie.
Lees ook
Rectoren beknotten de academische vrijheid
Rotterdam
11Hoe reageerden politici op de studentenprotesten?
Demissionair minister van Justitie Dilan Yesilgöz (VVD) noemde de actievoerders die geweld hadden gebruikt tegen de politie en eigendommen van de universiteit hadden vernield op X „puur tuig”. Ze vond dat de actievoerders „de rekening en de bijbehorende straffen” moeten krijgen. „Want dit accepteren we niet. Nooit.” Ook PVV-leider Geert Wilders vond dat de actievoerders „keihard” moesten worden aangepakt. „Hoe eerder en hoe harder en hoe vaker er op wordt getreden tegen mensen die ook geweld gebruiken, zelfs tegen de politie, hoe beter”, vond hij.
Demissionair premier Rutte schreef op X dat de acties „duidelijk over grenzen heen” gingen. „Demonstreren mag. Altijd. Maar geweld gebruiken tegen de politie en vernielingen aanrichten mag nooit. Stop daarmee!” Hij schreef ook dat het geweld in Gaza “steeds vaker en met steeds hardere woorden in de schoenen geschoven” werd van Joodse Nederlanders. „Onterecht! Het is een vorm van antisemitisme die we luid en duidelijk moeten blijven bestrijden.”
Sommige politici legden er nadruk op dat demonstratie een recht is, maar ook zij riepen de actievoerders op geen geweld te gebruiken. „Veel mensen gaan de straat op om te demonstreren. En dat mag, altijd”, schreef bijvoorbeeld D66-partijleider Rob Jetten. „Demonstreer met woorden. Niet met vernieling en geweld.” Volgens Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) is er „alle aanleiding” om te demonstreren tegen de „humanitaire catastrofe die in Gaza wordt aangericht”, maar „geweld is onacceptabel”. BBB-leider Caroline van der Plas vond dat de demonstranten „veel te ver gaan”. „Iedereen in Nederland heeft demonstratierecht”, zei zij. „Maar niemand heeft volgens mij het recht om hele straten uit elkaar te halen, te blokkeren, om geweld te plegen.”
In mei riep de Kamer tijdens het vragenuur op tot een identificatieplicht in het hoger onderwijs. Demissionair Onderwijsminister Mariëlle Paul (VVD) beloofde de Kamer hierover in gesprek te gaan met de onderwijsinstellingen. Maar de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om de veiligheid te garanderen lag volgens haar bij het onderwijs.
De UvA liet daarop weten geen voorstander te zijn van een identificatieplicht. Dat druist volgens rector magnificus Peter-Paul Verbeek in tegen de open cultuur van de universiteit. Universiteiten maakten wel een demonstratieprotocol bekend, waarin onder meer stond dat ze niet meer zouden onderhandelen met gemaskerde demonstranten die zich niet wilden identificeren.
Demissionair minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, D66) schreef eind mei in een brief aan de Tweede Kamer dat hij het „niet wenselijk” vond als onderwijsinstellingen hun samenwerking met Israëlische instellingen stopzetten vanwege druk, intimidatie of dreiging van demonstranten. Dat strookt volgens hem niet met de academische kernwaarde dat wetenschappers zelf in vrijheid bepalen met wie zij onderzoek doen. Universiteiten moeten beslissingen over internationale samenwerking nemen „op basis van zorgvuldige, inhoudelijke en democratische processen”. Een „open en stevige discussie” moet volgens hem wel mogelijk zijn. Dijkgraaf liet ook weten dat hij „met afschuw” had gekeken naar de „kleine groep demonstranten die niet komt voor een vreedzaam protest, maar uit is op escalatie en vernieling”.
Amsterdam
Lees ook
Bombardement van een prof en de bezetting van een kernreactor: studentenprotesten zijn eeuwenoud