NRC-hoofdredacteur René Moerland over zijn vertrek: ‘Ik weet: het komt slecht uit, maar het komt altijd slecht uit’

Het was een onaangename verrassing voor de redactie van NRC: de aankondiging eind oktober dat hoofdredacteur René Moerland na vierenhalf jaar vertrekt. Een zeer onhandig moment, zo menen redacteuren twee maanden later nog steeds. Sommigen zijn zelfs boos.

We treffen elkaar in de boomloze Koningsstraat waar René Moerland (53) zijn Brusselse stadshuurfiets parkeert. Hij is hier om zich voor te bereiden op zijn nieuwe baan: uitgever van Euractiv, een Europese nieuwssite die NRC-uitgever Mediahuis in mei overnam. Moerland moet van Euractiv een toonaangevend Europees nieuwsmedium maken te vergelijken met het Engelstalige Politico.

Ruim twintig jaar was hij verbonden aan NRC. Als correspondent te Parijs en Brussel en als chef van een stuk of zes deelredacties. „Ik ging vaak ergens heen waar problemen opgelost moesten worden.” In 2019 zette hij de kroon op zijn NRC-carrière. Hij werd hoofdredacteur en volgde de Vlaming Peter Vandermeersch op, een gepassioneerde leider die een decennium lang de scepter zwaaide over de redactie. Over Moerland zeggen redacteuren vrijwel allemaal dat hij rust heeft gebracht na een woelige periode.

Was dat ook uw bedoeling?

„Ik ben absoluut een minder dominante persoonlijkheid dan mijn voorganger. Hij was een heel aanwezige en goede hoofdredacteur op wie het grote publiek en de redactie zich richtte. Ik heb als hoofdredacteur altijd gezegd: wat ik niet wil, is mijn eigen gezicht de hele tijd zien. Ik wilde de jonge redacteuren laten zien, de vrouwen en de mannen die onze journalistiek maken, die heel goed zelf onze journalistiek kunnen vertegenwoordigen. In zekere zin wilde ik dus geen rust brengen, maar juist veel meer autonomie initiëren en journalistieke ondernemingslust. Om dat voor elkaar te krijgen was rust een voorwaarde. Rust en vertrouwen.”

Hoe heeft u het zelfvertrouwen teruggebracht op de redactie?

„Heel vaak is een journalistiek debat vrij ruw. Ik ben daar zelf ook in opgevoed. Dat kan vrij hard gaan. De bedoeling van mensen is daarbij niet het probleem. Maar vaak wel dat mensen niet door hebben hoe hun boodschap overkomt. Wat ik ontdekte, is dat beter luisteren helpt om het beste naar boven te halen. En dat levert ook een prettigere werkomgeving op. Maar voor alle duidelijkheid: we doen dit als NRC ook nu nog lang niet altijd goed genoeg. Ook in de journalistieke debatten die we nu hebben, in de menselijke relaties, gaan we nog steeds soms door porseleinkasten en voorbij aan tere punten.”

De waarden waarop NRC zich baseert zijn niet neutraal

De polarisatie groeit ook tussen burgers, waarschijnlijk ook tussen lezers. Ik kan me niet anders dan voorstellen dat dit ook op de redactie zelf plaatsvindt. Generatieverschillen, identiteitsverschillen, en verschillen in actiebereidheid, gender, geloof of ideologie. Wat heeft dat voor invloed op de NRC-journalistiek die pretendeert feitelijk en grondig te zijn?

„Of het nu de verkiezingen zijn in Nederland, of de Gaza-oorlog, of corona, alle grote nieuwsgebeurtenissen gaan gepaard met veel emotie. Met heftige debatten ook. En, eerlijk gezegd, als dat aan de NRC-redactie voorbij zou gaan, zou dat me zeer verontrusten. Vergeet niet: journalistiek is zelf een vorm van engagement. Je bent journalist, omdat je betrokken bent bij de wereld. Journalistiek begint dus altijd bij een emotie. Bij een directe persoonlijke reactie. En dat is goed. Maar het wordt pas goede journalistiek door die emotie telkens opnieuw te bevragen, zodat je feiten kunt vaststellen.”

Hoe is NRC volgens u omgegaan met verkiezingsuitslag die vele dilemma’s en emoties opriep?

„Kort na de Tweede Kamerverkiezingen had NRC een reportage over de reacties van moslims op de uitslag. Daarin kwamen veel moslims aan het woord die de impact van de uitslag relativeerden. Dat leidde tot debat op de redactie. Want we hebben ook redacteuren met een moslimachtergrond. Volgens hen gaf die reportage misschien wel een eerste reactie, maar ging die niet diep genoeg om werkelijk bloot te leggen wat er aan de hand was. Daar heb je dan een heftig debat over: zijn we tevreden met ons stuk? Journalistiek was het een goed stuk, maar we wilden dieper graven, op zoek naar een gelaagder beeld.”

En wordt dat moeilijker? In deze gepolariseerde tijd?

„De druk van buiten, de druk via sociale media, de druk op onze inboxen is absoluut groter geworden. Steeds weer die oproep om vooral positie in te nemen. Maar wat ik in de coronatijd leerde, was dat als je naar je inbox kijkt en de hele tijd denkt: ‘We krijgen wel heel veel boze reacties’, dan zie je ook iets niet. Namelijk dat nog steeds ruwweg 80 procent, een grote meerderheid, helemaal niet op zoek is naar die polarisatie. Die mensen hechten belang aan pluriforme onderzoeksjournalistiek.”

Wat was het moeilijkste besluit dat u gedurende uw hoofdredacteurschap heeft moeten nemen?

„Waarschijnlijk het besluit om te vertrekken.”

Waarom vertrekt u juist nu er twee oorlogen moeten worden verslagen en er, sinds de aankondiging van uw afzwaaien, een zeer spannende verkiezingsuitslag is?

„Ik ben me ervan bewust dat mensen zich verlaten kunnen voelen door mijn vertrek. Dat vind ik pijnlijk. En daar moet ik me toe verhouden. Laat ik er dit over zeggen. Ik weet: het komt slecht uit, maar het komt altijd slecht uit.”

Er was spanning op de redactie sinds dit voorjaar. Personeel dreigde met staken. Men wilde koopkrachtherstel en u als hoofdredacteur was hier erg terughoudend in. U wilde dat het in het cao-overleg met de sociale partners zou worden geregeld. Achteraf gaf de NRC-directie toe het sentiment op de redactie niet goed te hebben aangevoeld. Was dit de push-factor om te vertrekken?

„Er is geen push-factor. De spanning rondom koopkrachtherstel was geen enkele overweging om weg te gaan. Mijn vertrek heeft alleen maar te maken met de pull-factor van die andere opdracht die lonkte.”

Foto Andreas Terlaak

Mediahuis, de groep waar NRC deel vanuit maakt, kocht dit voorjaar de site waarvoor in Brussel, Parijs en Berlijn honderd journalisten werken. In de zomer hielp Moerland als coach bij de integratie van Euractiv in Mediahuis.

„Toen ik er mee bezig was, ontdekte ik dat mijn hart hier naar uitgaat. Ik wilde meer doen voor Euractiv dan ik kon. Ik heb mezelf toen de vraag gesteld: als het mij lukt om in de komende vijf jaar leiding te geven aan de opbouw van een sterk Europees medium, en ik ben daarnaast dan vierenhalf jaar hoofdredacteur geweest van NRC… Of: ik ben enkel acht jaar hoofdredacteur van NRC geweest… Wat wil ik dan? De eerlijke keuze was het eerste scenario.”

Een afweging waarbij persoonlijke drive en ambitie prevaleren boven de verantwoordelijkheid die u had voor de redactie?

„Daar ben ik het niet mee eens, want je moet luisteren naar waar je spijt van zult krijgen. Ik weet zeker dat dit goed zal gaan. De krant is supersterk. Ik kan zo vijf, zes mensen van binnen de redactie noemen die het morgen kunnen overnemen.”

Waar bent u het meest trots op, van de afgelopen vierenhalf jaar?

„Op de eigen eigengereidheid van de redactie. Ik denk dat we die de afgelopen jaren sterker hebben gemaakt. Er zijn meer debatten, er is veel meer onderzoeksjournalistiek waarin we flink hebben geïnvesteerd. Verder ben ik trots op onze podcasts die enorm zijn gegroeid sinds 2019.”

Waar maakt u zich zorgen over, als u niet alleen naar de eigen NRC-journalistiek kijkt?

„De representativiteit van de politiek. De samenleving staat voor veel opgaven. Klimaatverandering vergt aanpassing van politiek en beleid. Europese besluitvorming, die noodzakelijk is, zet veel kaders voor wat er in Den Haag besloten kan worden. Stikstof-afspraken zijn van cruciaal belang voor de diversiteit in de natuur: allemaal dingen die moeten en waarover in de politiek – behalve dan op de flanken – consensus bestaat: het zijn dingen die nodig zijn uit welbegrepen eigenbelang.”

Als de media steeds maar aannemen dat dingen nu eenmaal moeten, mis je dan niet de aansluiting met dat deel van de bevolking dat zich afvraagt: ‘Oké, maar moet dat? Maar ik ben toch de kiezer’?

„Het grote representatieprobleem is dat de kiezer, een groot deel van de bevolking, achterblijft. Dit brengt dringende vragen met zich mee. En die moeten we in de journalistiek en ook in de politiek nog harder stellen en beantwoorden. Media moeten de burger nog beter uitleggen wat er speelt en ze moeten zichzelf blijven afvragen waarom de burger achterblijft en het welbegrepen eigenbelang afwijst.”

In de samenleving zie je dat identificatie met identiteiten groeit, of je nu naar nostalgisch nationalistisch rechts kijkt of naar woke links. In de journalistiek hebben we daarentegen van de jaren tachtig tot 2015 een ontwikkeling naar onafhankelijkheid en neutraliteit. Objectiviteit was de norm. Is dat veranderd?

„De waarden waarop NRC zich baseert zijn natuurlijk niet neutraal. Een krant staat ergens voor: een bepaalde traditie, het verlangen of streven naar een bepaalde toekomst. Of het nu gaat over de Nederlandse democratie, of over klimaatverandering, of over de pluriformiteit: daar zit een mensbeeld achter. En dat mensbeeld van mensen als handelende mensen, als actoren in de samenleving, de mens als beslisser, als iemand die een eigen mening heeft en die richting kan geven aan zijn wereld. Die mens spreken wij aan als NRC. In de wetenschap dat, als wij zouden proberen om al die mensen allemaal één kant op te sturen, dat we dan ons werk niet goed zouden doen.”

Veel mensen hebben een negatief beeld van de journalistiek. Hoe zou de journalistiek beter kunnen reflecteren op haar eigen rol in de samenleving, zodat het vertrouwen weer toeneemt?

„Ik zal een voorbeeld geven. Onze politieke podcast Haagse Zaken is een wekelijks gesprek tussen Haagse redacteuren en specialisten. Het is een wisselend gezelschap dat met elkaar het politieke nieuws van de week weegt. Eigenlijk ben je in die podcast op de redactie. Je hoort journalisten elkaar corrigeren, je hoort ze twijfels hebben, je hoort iemand een persoonlijke mening uitspreken. En je hoort hoe daar journalistiek van wordt gebakken – terwijl je erbij zit. Dat biedt de transparantie die nodig is voor vertrouwen.”

Foto Andreas Terlaak

In de profielschets voor de nieuwe hoofdredacteur staat iets bijzonders. In het laatste artikel wordt vermeld dat de nieuwe hoofdredacteur moet instemmen met het geven van transparantie over zijn beloningsstructuur. Wat vindt u daarvan?

„Het zou wel goed zijn om daar een wat opener gesprek over te hebben. Ik denk dat die vraag om meer transparantie te maken heeft met het feit dat een hoofdredacteur zowel journalistiek als bestuurlijk wordt beloond. Daardoor kan bij de redactie de vraag opkomen of de hoofdredacteur eerder stuurt op rendement (en dus meer beloning als directeur-bestuurder), dan op journalistiek-inhoudelijke afwegingen. Dat laatste is het geval. Daar zijn ook waarborgen voor ingebouwd in de organisatie en in de structuur.”

Zou u om die reden op de drempel van uw vertrek de transparantie willen geven die van uw opvolger wordt gevraagd? Ofwel, hoeveel verdiende u en hoe zat dat in elkaar? Ik heb wat rondgevraagd en de jaarverslagen van het bedrijf geanalyseerd en ben tot de inschatting gekomen dat de hoofdredacteur van NRC alles bij elkaar zo’n 3,5 ton bruto verdient, de helft van wat het bedrijf in totaal inruimt voor de bezoldiging van de twee bestuurders.

„Kijk, we gaan niet over bedragen praten, maar ik kan wel zeggen dat het veel minder is. Ik heb er eerder ook niets over gezegd, en dat ga ik ook nu niet doen. Ik zou dan ook uitspraken doen over het salaris van anderen. En dat is niet aan mij.”

De journalistiek vraagt steeds meer transparantie van topbestuurders. En de eigen journalistieke bestuurders die doen dat niet? Dat kan knagen aan de geloofwaardigheid van de krant.

„Ik ben ook bestuurder. Er zit een variabel gedeelte in mijn beloning dat gekoppeld is aan de doelen die je afspreekt met de raad van commissarissen. Die variabele beloning – voor de bestuurlijke verantwoordelijkheid – is absoluut het kleinste gedeelte van de beloning van een hoofdredacteur.”

Heeft u ook aandelen in het moederbedrijf Mediahuis?

„Ja, dat kan deel uitmaken van de beloning.”

En weet de redactie dat?

„Ja, want dat staat in de jaarverslagen. Dus ik geef volgens mij al best veel transparantie. De betaling van de hoofdredacteur ten opzichte van de werkvloer is verhoudingsgewijs niet scheef.”

U bent intussen begonnen bij Euractiv en wordt uitgever. Kunt u tot slot nog eens uitleggen wat Euractiv precies is?

„Het is een Europees medium met veel expertise op alle verschillende beleidsgebieden: energie, economie, landbouw, geopolitieke Europese ontwikkelingen. Het is bovendien aanwezig in alle Europese landen en ook in heel veel talen in Europa. Er werken Europa-breed honderd journalisten. De bedoeling is om met dit medium een belangrijke rol te gaan spelen in de Europese journalistiek.”

Er is ook kritiek op uw overstap naar Euractiv. In EW, voorheen Elseviers Weekblad, omschreef een oud-NRC-journalist Euractiv als een ‘lobbyclub van het grootkapitaal’. Ze noemde uw overstap daarom twijfelachtig.

„De onafhankelijkheid van de journalistiek bij Euractiv als zodanig is absoluut goed. Maar de scheiding is niet helder genoeg met wat je in Nederland branded content zou noemen en wat ze in Brussel vaak stakeholder content noemen. Allemaal vreselijke woorden vanuit journalistiek oogpunt.”

Dat is ‘content’ waarvoor betaald wordt door de bedrijven?

„Ja. Dit is commerciële content waarvoor betaald wordt en dat staat er ook bij. Maar dat kan helderder, vind ik. Mijn belangrijkste punt is echter dat onafhankelijke journalistiek geld waard is en dat Euractiv er nu nog geen geld voor vraagt. Het vliegwiel om als Euractiv journalistiek sterker te worden is juist onafhankelijke journalistiek zelf als deel van het verdienmodel te hebben. Dat gaan we doen door abonnementen in te voeren. Daar kun je journalistiek sterker van worden.”

En dat is uw missie?

„Ja. Hoe koppel je een gezond verdienmodel aan kwalitatieve journalistiek die goed is voor de Europese democratie. Ik ga ongetwijfeld heel erg genieten van mijn opdracht. Ik hou van dit soort uitdagingen.”