Nooit eerder drongen Soedanese herdersjongens het machtscentrum binnen

Hemedti De periferie neemt in Soedan wraak op de elite en doet dat voor het eerst in de steden. Nu dreigt een eindeloze burgeroorlog, zoals in Somalië.

De Rapid Support Forces die nu in Khartoem huishouden, zijn de opvolgers van de Janjaweed die rond de eeuwwisseling vermeende oorlogsmisdaden pleegden in de westelijke regio Darfur.
De Rapid Support Forces die nu in Khartoem huishouden, zijn de opvolgers van de Janjaweed die rond de eeuwwisseling vermeende oorlogsmisdaden pleegden in de westelijke regio Darfur. Foto Nic Bothma

Sinds een maand geleden de strijd uitbrak tussen de guerrillastrijders van de Rapid Support Forces van Mohamed Hamdan Dagalo – ook wel Hemedti geheten – en het regeringsleger van generaal Fattah al-Burhan, schieten de RSF-strijders in het wilde weg, alsof ze nog in de woestijn zijn. Ze plunderen van de stedelijke elite op wie ze neerkijken, net zoals ze zich rond de eeuwwisseling misdroegen tegen burgers gedurende de guerrilla in de bush van Darfur in West-Soedan. „De RSF-soldaten willen niet met je praten, ze geven bevelen aan burgers en als je niet snel reageert krijg je een pak slag. Deze woestijnratten hebben ons bezet”, vertelt een inwoner van Khartoem.

Toen bij een volksrevolutie in 2019 de autocraat Omar al-Bashir werd afgezet, vestigden de RSF-soldaten zich in Khartoem en zetten ze hun eigen bases op, hoewel ze officieel onderdeel uitmaken van het nationale leger. Vlak voor de val van Bashir telde de RSF twintigduizend man. Nu is dat toegenomen tot honderdduizend, door massale rekrutering onder de talrijke milities in Soedan zelf en in landen in de regio.

In Khartoem scheuren deze met amuletten en magische armbanden omhangen herdersjongens met hun pick-ups in hoge snelheid door de nauwe straten , niet lettend op andere weggebruikers. Hoewel Soedanezen bekend staan om hun bijzondere gastvrijheid, volgens de tradities op het hete zand van de Sahel en de Sahara, blijven voor hen de herdersjongens van de RSF een vreemde eend in de bijt. „Ze behandelen ons als vuil, ze doen alsof wij niet bestaan”, klagen inwoners van de Soedanese hoofdstad.

Nooit eerder drongen in Soedan herdersjongens uit de gemarginaliseerde plattelandsgebieden het machtscentrum binnen. Ze zien de overheid als buit. Zo’n oorlog als nu in Khartoem, met krijgshaftige jongeren uit de bush, kwam niet eerder voor in het moderne Afrika, alleen in Mogadishu in 1991. Nomadische krijgsheren verdeelden toen de hoofdstad van Somalië in blokken, persten de stadsbewoners uit en stortten het land in een eindeloze burgeroorlog. Zo namen destijds de Somalische nomaden wraak op de in hun ogen decadente elite in de stad.

Verdeel-en-heers

Alle Soedanese leiders, zoals de presidenten Jafaar Numeiri en Bashir en nu Fattah al-Burhan, zijn afkomstig uit een gebied ten noorden van de hoofdstad, waar de Nijl scherpe bochten maakt. Ze zijn licht gekleurd en Arabisch of sterk gearabiseerd en monopoliseren de economie ten gunste van de oeverbewoners in de Nijlvallei. Ze sluiten andere volkeren – vooral van Afrikaanse afkomst, maar ook Arabische nomaden als die van Hemedti – uit van de centrale macht, behalve als ze hen nodig hebben om opstanden de kop in te drukken in de periferie.

RSF-strijders in de buurt van het presidentieel paleis in Khartoem, begin mei.
Foto RSF via AFP

„Sinds zijn onafhankelijkheid is Soedan daarom altijd in oorlog met zichzelf geweest”, zegt de in Kenia woonachtige Simon Simonse, een antropoloog met veel werkervaring in het land. „De heersers legden het land een Arabische identiteit op en gebruikten de verschillen tussen de bevolkingsgroepen als verdeel-en-heers instrument.”

Argwaan over en weer en vooral de onbekendheid met elkaars culturen en gewoontes bepalen de onderlinge verhoudingen. Daarbij hangt de geschiedenis van de slavenhandel door Arabieren onder zwarte Afrikanen in het zuiden en westen als een schaduw over het heden; een aanzienlijk deel van de bevolking is afstammeling van slaven.

Sinds zijn onafhankelijkheid is Soedan altijd in oorlog met zichzelf geweest

Simon Simonse Antropoloog

In de bush van Zuid-Soedan spraken guerrillastrijders en traditionele stamhoofden zich uit tegen de kliek in Khartoem „waar verschrikkelijke mensen wonen”. Een goedopgeleide vakbondsman in Khartoem, geconfronteerd met dit vijandsbeeld van ‘de nooit te vertrouwen Arabier’, antwoordde: „Wij leerden als kind dat de mensen in het zuiden slecht zijn. Dat staat mij in het hoofd gegrift.”

Geen natiestaat

Zuid-Soedan wilde niets meer met het noorden te maken hebben en scheidde zich na een lange oorlog in 2011 af. In het gehalveerde Soedan bleef een mengeling van Arabische en Afrikaanse volkeren achter. Hoewel de discriminatie in Zuid-Soedan altijd het grootst was, stond ook in Noord-Soedan niet iedereen op gelijke voet. Dat was gebleken bij een onderzoek in 2000 door oppositionele Soedanezen naar de afkomst van ambtenaren in alle overheidsorganen. In het zogeheten Zwartboek staven ze met cijfers de dominantie van noordelijke Arabieren en gearabiseerde Soedanezen in alle takken van het regeringsapparaat. Sinds de onafhankelijkheid bleek het gros van alle ministers uit de regio ten noorden van Khartoem te komen, waar slechts 5 procent van alle Soedanezen woont.

Lees ook Hoe Soedan uiteen dreigt te vallen in duizend stukjes

„Er is sinds de onafhankelijkheid nooit een serieuze poging geweest om een natiestaat op te bouwen”, zegt de Soedanese journalist Abdulrachman Mohamed. „De zogenaamde tribale samenlevingen hoorden er niet echt bij en de twee grote politieke partijen waren exclusief regionaal gebaseerd”. De islamitische fundamentalisten die in 1989 met de coup van Bashir de macht grepen, hadden wel een nationaal project. „Maar zij wilden geen natiestaat maar een islamitische staat bouwen. Hun bewind was de genadeslag voor natievorming. Sindsdien is het alleen maar bergafwaarts gegaan met Soedan”.

Janjaweed

Generaal Hemedti is een product van deze gewelddadige politieke markt van Soedan, waar als bij een koehandel de macht wordt verdeeld. Als buitenstaander van het establishment in Khartoem wordt hij door sommige Soedanezen nu gezien als een held van de onderdrukten en de gemarginaliseerde volkeren van Soedan, hoewel hij bloed aan zijn handen heeft en duizenden doden op zijn geweten.

Zijn RSF bestaat uit Arabische of gearabiseerde Soedanezen die leven van hun vee en bekend staan als Janjaweed. Hun strijd begon in 2003 honderden kilometers van de Nijl, in een dorstig en overbevolkt landschap. Op hun paarden en kamelen, maar uitgerust met moderne communicatieapparatuur, vochten ze samen met het regeringsleger tegen Soedanezen van Afrikaanse afkomst.

De Janjaweed zaaiden dood en verderf in Darfur, en ook in net over de grens gelegen delen van Tsjaad, zoals hier in het dorp Tiero in 2007.
Foto Stephen Morrison/EPA

De toenmalige president Omar Al-Bashir nodigde Arabieren uit de hele Sahel en Sahara uit om te komen plunderen in Darfur. Hij gebruikte daarvoor onder andere Mohammad Hamdan Dagalo, die hij de troetelnaam Hemedti gaf, wat in lokaal Arabisch „mijn beschermer” betekent. Bij deze vernietigingsoorlog slaakten de overmeesteraars van de Janjaweed bij de verkrachting van Afrikaanse vrouwen kreten als ‘We gaan kleine Arabiertjes bij jullie maken’ en ‘Jullie zijn slaven, geen mensen.’

Dat criminele optreden van de Janjaweed, nu Rapid Support Forces geheten, ging door toen de woestijnstrijders in Khartoem belandden en hun kamelen verruilden voor pick-ups. Samen met het regeringsleger van generaal Fattah al-Burhan probeerden ze de unieke volksrevolutie van 2019 om zeep te helpen.

Wekenlang hadden honderdduizenden betogers een sit-in gehouden voor het militaire complex en hun bevrijding van Bashir gevierd. Ze eisten het vertrek van alle legermachten uit de politiek. Het was een van de mooiste, breed door burgers gedragen revoluties ooit in Afrika. Voor het eerst sinds lange tijd omhelsden Soedanezen van Arabische of Afrikaanse afkomst elkaar. Maar de revolutionaire beweging werd in de kiem gesmoord door de militairen.

Na twee maanden vuurden de RSF-strijders met scherp op de demonstrerende burgers en ontruimden ze de sit-in. Ze namen wraak door in hun kazernes jonge vrouwen te verkrachten en lijken van hun slachtoffers in de Nijl te dumpen. Dat bleven ze doen toen burgers wekelijks bleven betogen tegen de militairen.

Het door Bashir gecreëerde en vervolgens door Burhan gekoesterde monster wil nu alle macht, ten koste van het reguliere leger en de burgerpolitici. Als vechtersbazen doen de RSF-soldaten het verrassend goed, ze verplaatsen zich als ongrijpbare hazen in de straten, de bommen van de Soedanese luchtmacht ontwijkend. Ze zijn mobieler en ook moediger dan de regeringssoldaten. Als ze winnen, wacht Soedan een eindeloze burgeroorlog, net als in Somalië.