Eetproblematiek is in de topsport een groot probleem, waar meer aandacht voor moet komen, vindt NOC-NSF.
De sportkoepel lanceert daarom deze zaterdag een campagne om onder meer sporters, coaches en sportbonden op de gevaren van ongezond eetgedrag te wijzen.
Gezicht van de campagne is lange-afstandsloper Bart van Nunen, die in een filmpje vertelt dat hij lange tijd structureel te weinig at, omdat hij dacht dat hij daar beter van zou gaan presteren.
NOC-NSF wil dat problematisch eetgedrag in de toekomst beter gesignaleerd en behandeld wordt. „En het liefst willen we het kunnen voorkomen”, zegt Maarten Moen, chef-arts van NOC-NSF.
Specifiek wijst de sportkoepel naar de verschillende sportbonden die dit onderwerp nog „beter” moeten oppakken, „met name aan de preventieve kant”, zegt Moen. „Het is niet zo dat ze dat eerst niet wilden, maar ze vroegen zich vaak af: we weten dat het in onze sport voorkomt, maar wat kunnen we dan precies doen?” Daarom wil NOC-NSF de bonden met verschillende geactualiseerde richtlijnen ook genoeg handvatten geven om bonden „concrete hulp te bieden”.
Groepsdruk
Eetproblemen of een verstoorde relatie met eten, komen veel voor bij topsporters. Meer dan daarbuiten, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. En binnen die groep weer vaker bij vrouwen dan bij mannen, hoewel het bij mannelijke sporters zeker ook voorkomt. Gedrag dat bij een eetstoornis hoort, is onder meer de hele dag obsessief met voeding bezig zijn, overmatig bewegen om calorieën te verbranden en frequent overgeven na het eten. Eetproblematiek kan ernstige gevolgen hebben, zowel op korte als op langere termijn.
In de topsportwereld zijn er verschillende omstandigheden die problematiek met voeding kunnen aanwakkeren, stelt NOC-NSF. Zoals „het gedrag van de coach en stafleden”, „meten en wegen van lichaamssamenstelling” en „groepsdruk rond fysiek voorkomen”.
Daarnaast spelen bijvoorbeeld ook karaktereigenschappen van sporters, zoals perfectionisme, een rol. „Wat we tegenkomen is dat voeding soms een knop is om aan te draaien als sporters onzeker zijn. Een manier om zekerheid te creëren”, zegt Eefje Raedts, hoofdexpert prestatiegedrag en mentale gezondheid bij NOC-NSF.
De laatste richtlijn van NOC-NSF over eetproblemen en verstoord eetgedrag is al meer dan tien jaar oud. Sindsdien is de wetenschappelijke kennis over het effect van eetproblematiek vergroot, zegt Moen. „Er zijn veel studies bijgekomen over wat er nou eigenlijk gebeurt als je langdurig een verstoord eetpatroon hebt.”
Langdurige uitblijvende menstruatie, een gevolg van langere tijd te weinig energie binnenkrijgen, kan een negatief effect hebben op botdichtheid, waardoor sporters al op jonge leeftijd botbreuken kunnen krijgen. Ook gaat het immuunsysteem achteruit en heeft een langdurig verstoord eetpatroon invloed op het maagdarmkanaal en leidt het tot chronische diarree of juist obstipatie.
Daarbij heeft problematisch eetgedrag ook een sterke invloed op de mentale gesteldheid, zegt Asker Jeukendrup, hoofdexpert voeding bij NOC-NSF. „Dat is een heel belangrijke factor waar vaak niet over nagedacht wordt.”
Hoe vaak eetproblemen en verstoord eetgedrag precies voorkomen in Nederland is lastig te zeggen, daar zijn geen cijfers van. Er is wel internationaal onderzoek, waaruit blijkt dat ongeveer een op de vijf vrouwen last krijgt van een eetstoornis. Bij de mannen is dat een op de twaalf.
Een taboe-onderwerp
Eetproblematiek is nog altijd een taboe-onderwerp, stelt NOC-NSF. Sporters houden het vaak geheim en zullen problemen verdoezelen, bijvoorbeeld door enquêtes over hun fysieke en mentale gesteldheid niet eerlijk in te vullen.
En coaches of andere stafleden kunnen het een lastig onderwerp vinden om aan te snijden. De nieuwe campagne van NOC-NSF moet eetproblematiek daarom ook „meer bespreekbaar maken”, stelt Jeukendrup. Het moet duidelijker worden waar stafleden met een vermoeden van ongezond eetgedrag hulp kunnen inwinnen, zegt hij. „En ook als je zelf die sporter bent en je voelt dat het niet goed gaat, maar je weet hoe wat je eraan kunt doen. Bij wie kan je dan terecht?”
Voor het voorkomen van problematisch eetgedrag, stelt Jeukendrup, moeten sporters goed begeleid worden, zeker als ze bijvoorbeeld in een gewichtsklasse uitkomen. „Je moet een plan maken: in deze fase gaan we meer aandacht geven aan gewicht, in deze fase gaan we het wat meer loslaten. Want we kunnen er niet 365 dagen per jaar mee bezig zijn. En verder ook: als je hard traint moet je energie in de tank hebben. Op een rustdag hoeft dat minder. Dat daar allemaal over nagedacht is.”
Daarbij is goed taalgebruik bij artsen, coaches of fysio’s net zo goed van belang, zegt hij. „We kunnen daar prachtige documenten over schrijven, maar ik denk dat we in de toekomst ook workshops moeten gaan organiseren. Hoe kan een coach over het onderwerp gewicht praten, als een sporter in hun ogen een paar kilo te veel meedraagt? Hoe kan je dat nou op een verstandige manier aanpakken?”