N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Werkende kinderen Ook mogen vanaf begin 2024 kinderen ook ‘s avonds en in het weekend werken. Met nieuwe regels wil de minister jonge influencers beschermen tegen overbelasting en prestatiedruk.
Nog dit jaar wordt het verboden voor kinderen onder de zestien om te werken als flitsbezorger bij bezorgdiensten als Flink en Gorillas. Dat schrijft minister Karien van Gennip (Sociale Zaken, CDA) donderdag aan de Tweede Kamer. Maaltijden bezorgen mochten ze al niet, maar dat verbod gaat nu dus ook gelden voor boodschappen die binnen korte tijd worden thuisbezorgd.
Daarnaast gaat Van Gennip aan de slag met nieuwe regelgeving voor jonge influencers, kinderen die veel op sociale media verschijnen op hun eigen account of dat van hun ouders. Daarmee moeten zij beschermd worden tegen overbelasting en prestatiedruk. Op dit moment bestaan er geen regels voor kinderen die verschijnen in bijvoorbeeld familievlogs.
Zo vaak als zijzelf of hun ouders willen kunnen kinderen nu verschijnen in vlogs of op andere sociale media. Daarbij zijn alleen de ouders ervoor verantwoordelijk zijn dat hun kinderen niet te veel en te intensief werken. Dat kan volgens de Arbeidsinspectie, schrijft de minister, grote gevolgen hebben voor het kind, zoals emotionele belasting, altijd ‘aan staan’ en omgaan met heftige reacties van buitenaf.
Op andere vlakken wordt de regelgeving voor werkende kinderen tussen de dertien en zestien jaar oud juist verruimd. Vanaf begin 2024 mogen ze ‘s avonds een uurtje langer werken, mits de dienst ook een uur eerder begint. Tot nu toe mochten dertien- en veertienjarigen niet werken op zondag, straks mag dat wel. De zaterdag moet dan wel een vrije dag zijn. Daarmee laat de minister de werktijden beter aansluiten op de openingstijden die tegenwoordig gebruikelijk zijn in bijvoorbeeld supermarkten.
In de zaak rond de dood van acteur Matthew Perry heeft dokter Mark Chavez toegegeven illegaal ketamine te hebben geregeld voor de wereldberoemde acteur, die vorig jaar overleed aan een overdosis. Dat bekende de arts woensdag in de rechtbank van Los Angeles, melden internationale persbureaus. Perry was vooral bekend van zijn rol als Chandler Bing in de Amerikaanse sitcom Friends.
De 54-jarige Perry verdronk op 28 oktober in zijn bubbelbad na een overdosis ketamine waardoor hij bewusteloos raakte. De acteur onderging experimentele ketamine-infuustherapie voor zijn slepende depressie en angststoornissen. Ketamine wordt al langer gebruikt als narcosemiddel om chronische pijn te verlichten, zowel bij mens als dier. Het is ook een veelgebruikte partydrug.
Lees ook
Voor altijd Chandler Bing in ‘Friends’, de koning van de droge humor en sarcastische oneliners
‘Frauduleuze recepten’
De bekentenis van Chavez is een belangrijke stap in het proces tegen een andere arts, dokter Salvador Plasencia. Volgens aanklagers zou hij de ketamine rechtstreeks aan Perry gegeven hebben. Chavez verkreeg de ketamine illegaal, onder meer via volgens de aanklagers „frauduleuze recepten” op naam van een voormalige patiënt — die nergens van op de hoogte was.
Perry gebruikte het middel legaal, maar zocht meer ketamine dan zijn vaste arts hem wilde geven. De acteur worstelde al jaren openlijk met verslaving aan verdovende middelen. Ongeveer een maand voor zijn dood legde de acteur contact met Plasencia, die vervolgens Chavez ingeschakeld zou hebben om meer ketamine te regelen.
„Ik vraag me af hoeveel deze idioot zal betalen,” zou Plasencia aan Chavez geschreven hebben. In de rechtbank gaf Chavez toe 22 flesjes ketamine van vijf milliliter en negen strips ketaminetabletten te hebben geleverd aan Plasencia, in verschillende ontmoetingen tussen de twee dokters. Plasencia en Chavez zouden tienduizenden dollars aan Perry’s verslaving hebben verdiend.
Chavez kan veroordeeld worden tot tien jaar celstraf. Die straf wordt waarschijnlijk verlaagd omdat de arts schuld heeft bekend en heeft toegezegd mee te werken aan verder onderzoek naar andere verdachten in de zaak. Tot zijn veroordeling blijft hij op vrije voeten. Plasencia zegt nog altijd onschuldig te zijn.
Vijf verdachten
Chavez is de derde persoon die schuld bekent in de zaak van Perry’s dood. In totaal worden vijf mensen verdacht. Een inwonende assistent en een kennis van Perry bekenden al eerder betrokken te zijn bij de dood van de acteur. Perry’s persoonlijke assistent, Kenneth Iwamasa, diende het verdovende middel naar eigen zeggen zelf aan Perry toe, ook op de dag van Perry’s overdosis. Hij kan tot 15 jaar celstraf krijgen.
In de zoektocht naar nog meer ketamine contacteerde Iwamasa Perry’s kennis Erik Fleming. Ook hij bekende zijn betrokkenheid eerder. Fleming zou op zijn beurt contact opgenomen hebben met de ‘ketaminekoningin’ van Los Angeles, Jasveen Sangha. De vermeende dealer zou de fatale dosis geleverd hebben, die Perry uiteindelijk het leven kostte — wat ze ontkent, terwijl ze al wel vastzit.
<dmt-util-bar article="4868049" headline="Dokter die illegaal ketamine regelde voor Friends-acteur Matthew Perry bekent schuld” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/10/03/dokter-die-illegaal-ketamine-regelde-voor-emfriends-em-acteur-matthew-perry-bekent-schuld-a4868049″>
The economy, stupid. De economie, domkop. In 1992 stonden de woorden met hoofdletters op een wit bord geschreven in het hoofdkwartier van de presidentscampagne van de Democraat Bill Clinton. Ze waren afkomstig van Clintons strateeg James Carville, die de campagnestaf wilde inprenten: hamer op de economie, want die draait onder de Republikein George Bush sr. heel matig. Dáár liggen kiezers wakker van.
Anno 2024 is de slogan net zo waar als toen. In de meestepeilingennoemen Amerikaanse kiezers de economie het vaakst als het thema waarop ze hun stem baseren voor de presidentsverkiezingen op 5 november. Daarna pas volgen onderwerpen als immigratie, abortus en gezondheidszorg.
De stemming over die economie is niet positief, blijkt telkens weer uit enquêtes. In een peiling door Harvard University, in september afgenomen, zei 63 procent van de respondenten bijvoorbeeld dat de economie „op de verkeerde weg” is. Het consumentenvertrouwen in de Verenigde Staten ligt nog altijd fors lager dan voor de pandemie, op een niveau vergelijkbaar met de moeilijke jaren vlak na de financiële crisis van 2008.
Dat is opvallend. Want als je louter kijkt naar macro-economische cijfers, doet de Amerikaanse economie het eigenlijk uitstekend. In Europa wordt met afgunst gekeken naar de stormachtige Amerikaanse economische groei na de coronacrisis. Het Amerikaanse bruto binnenlands product (bbp) in dollars ligt nu ruim 33,7 procent hoger dan in 2019. In de eurozone is dat ruim 19 procent (gecompenseerd voor inflatie gaat het om zo’n 9 procent versus 4 procent).
Pas de laatste maanden is de economie wat aan het afkoelen, maar de Amerikaanse groeimachine blijft vele tienduizenden banen per maand creëren, genoeg om de bevolking (die met meer dan 1,5 miljoen inwoners per jaar groeit, vooral door immigratie) aan het werk te houden. De werkloosheid is de laatste tijd wat opgelopen, maar blijft met 4,2 procent laag.
Intussen is de inflatie, die piekte op ruim 9 procent op jaarbasis in juni 2022, gedaald naar een meer draaglijk niveau van 2,6 procent. De Amerikaanse centrale bank is inmiddels begonnen met het verlagen van de rente.
Fraaie macrocijfers dus, maar zorgen bij de kiezer. Wat is hier aan de hand?
1Boodschappen, benzine, wonen: alles werd duurder
Kopzorg nummer één van de Amerikanen, volgens diverse peilingen, is de inflatie. In de Harvard-enquête bijvoorbeeld noemen mensen inflatie het belangrijkste thema voor „het land” en ook „voor mij persoonlijk”.
Maar de inflatie is toch juist aan het dalen?
Klopt, maar dalende inflatie betekent niet dalende prijzen. Het betekent slechts dat de prijzen minder hard stijgen. Het inflatiecijfer (2,6 procent in augustus) drukt de toename van de prijzen uit in vergelijking met een jaar eerder. Het inflatiecijfer op jaarbasis daalt al sinds medio 2022, maar is nog steeds positief. Ook de maand-op-maand-inflatie staat nog steeds licht in de plus.
Met andere woorden: het niveau van de prijzen (het prijspeil) stijgt verder, en dat prijspeil is wat de gemiddelde Amerikaanse consument dagelijks ervaart. Volgens de consumentenprijsindex (CPI) ligt het algemeen prijspeil in de VS nu bijna 20 procent hoger dan toen Biden en Harris aantraden, op 20 januari 2021. Voedsel is relatief nog veel duurder geworden: bijna 22 procent.
Het gezin moet ook wonen. De huren liggen nu 22 procent hoger dan toen Biden werd geïnaugureerd. De huizenprijzen stegen met maar liefst 38 procent, volgens de National Home Price Index. Dit terwijl ook de hypotheekrente met procentpunten toenam (pas sinds enige maanden daalt deze weer lichtelijk).
Huizenbezit, een essentieel deel van de American Dream, wordt voor steeds minder Amerikanen bereikbaar. In januari 2021 was de doorsnee (mediane) prijs van een woning in de VS 293.000 dollar. Een huishouden met een doorsnee inkomen had, bij een hypotheekrente van 2,7 procent, goed toegang tot de woningmarkt, volgens een ‘betaalbaarheidsmonitor’ van de afdeling Atlanta van de Amerikaanse centrale bank, Federal Reserve. In juni 2024 was de situatie radicaal verslechterd. De mediane prijs van een koopwoning lag op 389.000 dollar, de hypotheekrente op 6,9 procent. De betaalbaarheid van een woning is sinds 2006 niet zo slecht geweest, toen de monitor begon.
2De inkomens bleven achter, en dat heeft sociale gevolgen
Inflatie is minder erg wanneer lonen en andere inkomsten (pensioenen, uitkeringen, toelagen) meegroeien. Dan blijft de koopkracht op peil.
Hoe zit dat in de VS? Uit overheidsgegevens blijkt dat het inkomen van een doorsnee Amerikaans huishouden, gecorrigeerd voor inflatie, sinds de pandemie drie jaar op rij daalde. Eerst dus onder Donald Trump in 2020 en daarna onder Joe Biden in 2021 en 2022. Het ging van circa 81.000 dollar in 2019 naar zo’n 78.000 dollar in 2022. In 2023 steeg dit ‘reële’ inkomen weer naar het niveau van 2019, maar daarmee zijn de ‘misgelopen’ inkomsten van de drie jaar daarvoor niet goedgemaakt.
Geen wonder dat veel Amerikanen niet staan te juichen bij de huidige economie. Temeer omdat ze in de jaren voor de pandemie — óók tijdens de meeste Trump-jaren — gewend waren aan stijging van de reële inkomens.
Het United States Census Bureau, dat deze data bijhoudt, kijkt naar een zogeheten mediaan huishouden (dat wat betreft inkomen precies in het midden zit tussen de 50 procent huishoudens met een hoger inkomen en de 50 procent huishoudens met een lager inkomen). Inflatie raakt natuurlijk niet alle huishoudens even hard: lage inkomens zijn er het meest kwetsbaar voor. Zij besteden een relatief groot deel van hun inkomen aan essentiële zaken als voeding, energie en huur.
Uit de Census-data blijkt dat het algemene koopkrachtpatroon hetzelfde is bij de laagste en de hoogste inkomensgroepen. De inkomensongelijkheid in de VS – groot naar internationale standaarden – is de afgelopen jaren dan ook niet noemenswaardig veranderd.
De verschillen tussen etnische bevolkingsgroepen zijn evenmin veel veranderd. Aziatische Amerikanen verdienen het meest, gevolgd door witte Amerikanen, Latino’s, zwarte Amerikanen en inheemse Amerikanen. Eigenlijk gingen alleen zwarte Amerikanen er de laatste jaren iets op vooruit.
Achter deze algemene koopkrachtcijfers zit veel persoonlijk inflatieleed verscholen bij lagere en middeninkomens. Bijna de helft van de huishoudens die een woning huren in de VS (in totaal 42,5 miljoen) besteedt meer dan 30 procent van het inkomen aan huur. Dat geldt voor het Census-bureau als financieel „overbelast”: ze hebben dan te weinig geld over voor andere essentiële uitgaven. Bij zwarte huurders is meer dan 56 procent financieel overbelast. Huurders kregen in 2023 te maken met de grootste stijging van woonkosten (huur plus gas, water en licht) in twaalf jaar tijd, met 3,8 procent, rapporteert het bureau.
De „betaalbaarheidscrisis” in de huren is de belangrijkste reden van de zorgwekkende toename van dakloosheid in de VS, volgens een rapport van Harvard University. In een gemiddelde nacht in januari 2023 waren 653.000 mensen dakloos in de VS. Dat is 12 procent meer dan een jaar eerder, een triest record.
Een andere trieste trend: Amerikanen zien weer vaker af van medische zorg vanwege de kosten ervan, blijkt uit een rapport van de Federal Reserve. Het percentage volwassenen dat in 2023 één of meer behandelingen oversloeg, bedroeg 27 procent, tegen 23 procent in 2020. Het gaat onder meer om tandzorg, huisartsenbezoek en noodzakelijke medicijnen. 9 procent van de Amerikanen heeft geen zorgverzekering.
3Minder sparen, meer creditcardschulden
Het inflatieleed blijkt ook uit gegevens over spaartegoeden en schulden. Amerikanen teren toenemend in op hun spaargeld en ze maken steeds meer schulden om hun uitgaven op peil te kunnen houden.
Hoe zit dit precies? Tot voor kort werd een deel van de consumptie in de VS gedreven door de grootschalige inkomenssteun die de overheid tijdens en vlak na de pandemie bood. Opeenvolgende hulppakketten onder Trump (2020) en Biden (2021) bevatten directe betalingen aan huishoudens. Denk aan de cheques die alle burgers kregen: eerst 1.200 dollar per volwassene, daarna 600 dollar, toen nog eens 1.400 dollar (plus honderden dollars per kind). Uitkeringen en allerlei belastingkortingen gingen ook omhoog.
Die steundollars belandden in veel gevallen op spaarrekeningen, ook omdat de pandemie de uitgavenmogelijkheden beperkte. Zo ontstonden overtollige spaartegoeden (overtollig althans vergeleken met het normale niveau). Ze bereikten een hoogtepunt van in totaal 2.100 miljard dollar in augustus 2021, volgens gegevens van de Federal Reserve. Daarna slonk de berg spaargeld weer snel. Opvallend is dat vanaf afgelopen maart juist mínder spaargeld bij Amerikaanse banken staat dan voor de pandemie. Amerikanen boren nu hun spaargeld aan om uitgaven te doen. Lagere inkomensgroepen doen dit waarschijnlijk al veel langer dan uit deze algemene data blijkt.
Voor Amerikaanse huishoudens met financiële stress resteert, nu de Covid-spaarpot leeg is, de creditcard. In Bidens ambtsperiode is het totaal aan creditcardschulden gestegen van 770 miljard naar 1.100 miljard dollar. Dit terwijl de gemiddelde rente op creditcardkrediet toenam van circa 15 procent naar rond de 21 procent.
Niet verbazend is dat het aantal mensen dat de creditcardschulden niet meer kan betalen, is toegenomen. Het percentage creditcards dat wordt aangemeld voor een betalingsachterstand van 90 dagen of meer ligt op ruim 7 procent, het hoogste percentage sinds de financiële crisis.
Zo brengen Amerikanen straks hun stem uit in een tijd waarin hun economie weliswaar internationaal wordt geprezen, maar waarin velen het opgelopen prijspeil simpelweg niet kunnen bijbenen.
Historisch gezien, schreef weekblad Newsweek laatst, bestraffen kiezers vaak de partij die aan de macht is als de economie het, in hun ogen, slecht doet. Mocht Donald Trump op 5 november de presidentsverkiezingen winnen, dan zal dat meerdere oorzaken hebben. Eén mogelijke oorzaak valt alvast aan te wijzen: het is de inflatie, domkop.
‘Groene groei’ heeft de politieke wind mee. Sinds dit jaar heeft Nederland met Sophie Hermans (VVD) een minister van Klimaat en Groene Groei, en in de aankomende Europese Commissie bestiert Wopke Hoekstra (CDA) de portefeuille ‘Schone Groei’. De aanname bij die combinatie van woorden is dat het kán: groener worden en economisch groeien tegelijk.
Maar daar zijn lang niet alle economen het over eens. Een van de prominentste critici van groene groei, economisch antropoloog Jason Hickel, ageert al jaren tegen ‘de mythe van groene groei’. Hij is een van de pioniers van de degrowth-beweging, die juist pleit voor mínder economische groei en gerichte krimp van schadelijke sectoren. In de woorden van Hickel is degrowth „een geplande reductie van energie- en grondstoffenverbruik, om de economie weer in balans te brengen met de levende wereld, op zo’n manier dat ongelijkheid wordt verkleind en menselijk welzijn stijgt.” Om dat mogelijk te maken zouden overheden een veel sturender rol moeten spelen in de economie dan nu het geval is, bijvoorbeeld door hogere belastingen voor rijken en ingrijpende industriepolitiek.
Hickel was vorige week in Nederland, op uitnodiging van de ngo’s Transnational Institute en Oxfam Novib, onder meer voor een aantal bijeenkomsten met topambtenaren. „In elk geval realiseren Nederlandse en Europese beleidsmakers zich kennelijk dat er een probleem is dat moet worden aangepakt”, zegt hij tijdens een digitaal gesprek na afloop van zijn bezoek. „Maar de vraag is hoe ze dat gaan aanpakken. Groene groei is een beetje een buzzword dat goed klinkt, wie wil het nou niet? Het is moeilijk om het oneens te zijn met iets als groene groei.”
Toch bent u dat.
„De belangrijkste vraag waar elke samenleving mee te maken krijgt, is: wat moet groeien en waarom? Het doel van economische beleidsmakers zou moeten zijn om te beoordelen welke sectoren essentieel zijn en moeten groeien, en welke juist destructief en onnodig zijn. Die laatste moeten ook actief worden verkleind, dat gebeurt nu vrijwel niet.
„Degrowth gaat niet om het afschaffen van alle groei, maar om het erkennen dat niet alle groei wenselijk is. Fossiele brandstoffen, SUV’s en villa’s: allemaal zeer winstgevend, en daarom investeren we hier massaal in. Tegelijkertijd zijn er tekorten aan zaken waarvan we weten dat ze sociaal en ecologisch noodzakelijk zijn, zoals duurzame energie, openbaar vervoer en betaalbare huisvesting.”
Waarom is groene of schone groei geen oplossing hiervoor?
„Het idee van groene groei is dat de totale productie exponentieel kan blijven groeien, terwijl we tegelijkertijd uitstoot en materiaalgebruik terugdringen tot duurzame niveaus. De discussie gaat te vaak over ‘magische’ innovaties die ons moeten redden. Maar uit talloze onderzoeken weten we dat dit niet werkt.
„Dit wordt ook wel de paradox van Jevons genoemd, die beschrijft hoe efficiëntiewinsten vaak juist leiden tot méér consumptie en verbruik. Neem een bedrijf als Coca-Cola: als zij erin slagen blikjes te maken met 20 procent minder aluminium, gebruiken ze die besparingen om marketingcampagnes te financieren, nieuwe markten te betreden en de productie op te voeren.”
Op zijn minst zal er óók innovatie nodig zijn, toch?
„Innovatie kan wel zorgen voor relatieve verbeteringen, maar zeker niet met de snelheid en omvang die er nu nodig zijn. Er is geen enkel empirisch bewijs dat groene groei snel genoeg kan helpen om onze maatschappelijke en ecologische doelen te bereiken.”
Zelfs voorstanders van groene groei hoor je steeds minder over technologieën die alle problemen zouden kunnen oplossen
Wat viel u op bij uw bezoek aan Den Haag?
„Ik was verrast door de brede erkenning onder ambtenaren dat groene groei tot nu toe faalt. Zelfs voorstanders van groene groei hoor je steeds minder over technologieën die alle problemen zouden kunnen oplossen. In plaats daarvan gaat het steeds vaker over ‘de pijn van de burger’, oftewel de kosten die gewone mensen zouden moeten dragen voor CO2-reductie.
„Dit getuigt van een totaal gebrek aan politieke verbeeldingskracht. Waarom leggen we blijkbaar automatisch de lasten voor verduurzaming bij de gewone bevolking in plaats van bij de rijke bedrijven en investeerders die extreem profiteren? We moeten kijken naar een rechtvaardiger systeem dat het publieke belang dient in plaats van de belangen van de superrijken. Je kunt geen succesvol ecologisch beleid voeren zonder gelijktijdig sociaal beleid. Doe je dat niet, dan krijg je een vergelijkbare maatschappelijke backlash als de laatste jaren in Frankrijk.”
Kan economische groei op mondiaal niveau niet zorgen voor minder armoede? Zou degrowth niet juist de huidige kloof tussen arme en rijke landen in stand houden?
„Dat is absoluut onjuist, degrowth omvat juist een brede agenda om de wereldeconomie eerlijker te laten werken voor arme landen. In werkelijkheid zijn rijke landen verantwoordelijk voor het overmatige energie- en materiaalgebruik, dat leidt tot wereldwijde ecologische instorting en klimaatverandering. Zij moeten hun productie verminderen. Tegelijkertijd moeten we de levensstandaarden in arme landen verhogen.”
Maar hoeveel groei is daarvoor genoeg? Een discussie die dan vaak klinkt is die over wat een rechtvaardige armoedegrens is, die discussie laait ook de laatste tijd ook weer op.
„Ik pleit voor een hoge armoedegrens, waarbij we kijken naar wat nodig is voor een fatsoenlijke levensstandaard, zoals gezondheidszorg, onderwijs, moderne huisvesting, sanitaire voorzieningen, vervoer en mobiele telefoons. Dit kunnen we alleen veel beter afmeten aan de directe toegang tot deze goederen en diensten dan aan de groei van het inkomen op zich.”
Toch lijkt uw boodschap tot nu toe niet erg te landen in de politiek, aangezien ‘groene groei’ zo centraal staat.
„Ik ervaar dat heel anders. Veruit de meeste mensen realiseren zich terdege dat grote delen van onze economie destructief en onnodig zijn, en vooral de belangen van de elite dienen. Waarom zouden we daarmee doorgaan? Niemand wil dat toch?
Het gaat niet om gewone mensen die hun broekriem moeten aanhalen, maar om ons productiesysteem dat energie en materialen toewijst aan een extreem rijke elite
„Er is een recente studie waaruit blijkt dat miljonairs tot aan 2050 verantwoordelijk zullen zijn voor het opmaken van 72 procent van het resterende koolstofbudget om binnen de 1,5 graden opwarming te blijven. Dát is de realiteit, en daar zou beleid zich op moeten richten. Het gaat niet om gewone mensen die hun broekriem moeten aanhalen, maar om ons productiesysteem dat energie en materialen op een totaal verkeerde manier toewijst aan een extreem rijke elite.”
In veel landen winnen juist klimaatsceptische, rechtse partijen de verkiezingen.
„Ondanks de hoge productie in rijke landen zijn er veel mensen die moeite hebben om betaalbare huisvesting, goede zorg, goed openbaar vervoer en gezond voedsel te krijgen. Het is krankzinnig. Hoewel sommige politieke partijen klimaatsceptisch zijn, is er in elk geval een groeiend bewustzijn dat het huidige systeem niet werkt.”
Vertelt u tijdens uw bezoeken wel het hele verhaal over degrowth? Wat voor effect zou groeimindering bijvoorbeeld hebben op publieke voorzieningen die nu afhankelijk zijn van economische groei, zoals pensioenen?
„Er is nul reden waarom pensioenen per se afhankelijk moeten zijn van continue economische groei in de private sector. Dit is een rare manier van denken over pensioenen. Uiteindelijk zouden pensioenen publieke diensten moeten zijn, net als gezondheidszorg, openbaar vervoer en onderwijs.
„Het vereist een andere manier van denken over hoe we het pensioenstelsel ontwerpen, en er zijn veel studies waaruit blijkt dat alternatieve stelsels heel goed mogelijk zijn. Het grootste obstakel is dat je een regering nodig hebt die bereid is deze stappen te zetten. Ik ontken niet dat dit politiek lastig kan liggen, maar technisch gezien is het absoluut haalbaar om snel een transformatie te realiseren.”
Hoe schat u de kans in op zo’n grote systeem- en mentaliteitsverandering?
„Ik heb het hier in essentie over industriepolitiek en belastingbeleid. Dit zijn instrumenten die elke overheid tot haar beschikking heeft, en die letterlijk vandaag ingezet kunnen worden. Als je een voorbeeld wilt van hoe industriepolitiek een snelle transformatie kan bewerkstelligen, kijk dan naar China. Zij zijn in tien jaar tijd enorm vooruitgegaan op het gebied van duurzame energie, door industriepolitiek die hernieuwbare energie prioriteit gaf. Dat hebben ze in zeer korte tijd bereikt. Je ziet nu ook de regering-Biden en de EU haast maken, omdat ze inzien hoe effectief industriepolitiek kan zijn. Hoewel ze niet altijd de juiste stappen nemen, beseffen ze dat zulke transformaties in korte tijd mogelijk zijn.”
Klinkt de term ‘degrowth’ misschien te negatief om een aansprekend maatschappelijk doel te zijn?
„Ik ben niet getrouwd met de term ‘degrowth’. Je kunt het ook ‘eco-socialisme’ of ‘de welzijnseconomie’ noemen. Die termen slaan soms beter aan, merk ik. Voor mij gaat het niet om het label, maar om de inhoud van de noodzakelijke eco-sociale transformatie.”