Nieuws in het kort:
- De voorbereidingen van de bloedige Nederlandse aanval op een bommenfabriek in de Iraakse stad Hawija in juni 2015, waarbij zeker 85 burgers omkwamen, verliepen op een cruciaal onderdeel anders dan Defensie de Tweede Kamer heeft verteld.
- Toenmalig minister Ank Bijleveld (CDA) en de huidige commandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim meldden in 2019 en 2020 herhaaldelijk dat toezicht en uitvoering van de bombardementen door twee verschillende militaire officieren gebeurde. In werkelijkheid combineerde de commandant van het detachement dat IS-doelen bombardeerde zijn werk met toezichthouden. Hij controleerde dus zichzelf, daarin bijgestaan door adviseurs en mede-officieren.
- Dat blijkt uit stukken van de landsadvocaat die zijn ingediend bij de Haagse rechtbank. Deze dinsdag heeft daar een zitting plaats in een civiele procedure van elf eisers uit Hawija en omstreken tegen de Staat der Nederlanden.
‘Wat zijn jullie een geweldig land” , zegt de 53-jarige Irakees Kurdi Fahdil Mutlak in de lobby van een Haags hotel. „Ik kan zomaar met mijn vrouw uit Irak hierheen komen om jullie rechter te vragen hoe het kon gebeuren dat wij als onschuldige burgers het slachtoffer werden van een aanval van vliegtuigen van jullie regering.” Zijn echtgenote Huda Atiya Salih (48) naast hem knikt instemmend. „Dit voelt als een dag des oordeels. Wij hopen op een wijs oordeel van de rechter.”
Dinsdagmorgen begeven Mutlak, Salih en acht anderen uit de Iraakse stad Hawija zich naar de Haagse rechtbank. Daar buigen drie rechters zich op hun verzoek over de vraag of de aanval van Nederlandse F-16’s in de nacht van 2 op 3 juni 2015 op een industrieterrein in het oosten van hun stad, wel had mogen plaatsvinden. Doelwit was een opslagplaats voor en een fabricageplaats van bommen van de terroristische organisatie Islamitische Staat.
Bij de Nederlandse aanval stierven ten minste 85 burgers, onder wie bijna vijftig vrouwen en kinderen. Mutlak en Salih verloren een dochter nadat een raam van de slaapkamer door de kracht van de explosie uit de sponningen was gedrukt en op haar was gevallen. Honderden gebouwen, winkels en woningen in de wijde omtrek werden weggevaagd of zwaar beschadigd.
Volgens de advocaten van de eisers, Liesbeth Zegveld en Thomas van der Sommen, was de aanval onrechtmatig. Nederland wist vooraf niet hoeveel explosieven in het gebouw waren opgeslagen, zo bevestigde toenmalig Defensieminister Ank Bijleveld (CDA) later. Dit terwijl bekend was dat er burgers in de buurt woonden: informanten van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA hadden er van tevoren uitdrukkelijk op gewezen. „De staat heeft een onaanvaardbaar risico op disproportionele schade aan burgers en burgerobjecten genomen”, aldus de eisers uit Hawija.
Lees ook
Hawija: hoe zat het ook alweer?
‘Onvoldoende zorgvuldigheid’
En dat niet alleen. De voorbereiding van het bombardement was ook nog eens minder zorgvuldig dan Defensie in 2019 en 2020 heeft beweerd, stellen de eisers op basis van de stukken die bij de rechtbank zijn ingediend. Zo waren toezicht op en uitvoering van het bombardement niet verdeeld over twee verschillende personen, zoals minister Ank Bijleveld en huidigcommandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim hadden gezegd. Ze werden ten tijde van het bombardement door een en dezelfde commandant uitgevoerd, hetgeen volgens de advocaten van de eisers schade deed aan de zorgvuldigheid van de voorbereiding van het bewuste bombardement.
De procedure waarin deze dinsdag de eerste zitting plaatsheeft, is de eerste rechtszaak ter wereld waarin Irakezen de rechter om een oordeel vragen over de rechtmatigheid van een luchtaanval tijdens de strijd van de internationale coalitie tegen IS in de jaren 2014-2018. Dat dit juist in Den Haag gebeurt, is niet toevallig. De aanval op Hawija was een van de bloedigste voor burgers in vier jaar strijd tegen de terroristische organisatie. Bovendien is de Nederlandse overheid, na jaren van stilzwijgen, sinds eind 2019 opener geworden dan haar bondgenoten bij het verstrekken van informatie.
Advocaat Zegveld regelde de komst van de tien Irakezen. Ze betaalde hun reis- en verblijfkosten uit de gift voor de slachtoffers van een vrouw die zich deze zomer bij haar had gemeld. Tevens is er op verzoek van de eisers een livestream verbinding vanuit de rechtbank, „vanwege de nationale en internationale belangstelling”, aldus de rechtbank. De livestream kan in het Nederlands of Arabisch worden gevolgd. In Hawija verzamelen zich dinsdag mensen om naar de beelden uit Den Haag te kijken.
Tijdens de zitting kunnen nabestaanden een verklaring afleggen. Abdallah Rashid Salih (52), die destijds met een groot gezin op 250 meter van het doelwit woonde en zeven gezinsleden verloor, spreidt in de hotellobby zijn spreektekst uit. „Ik wil niet alleen vertellen”, zegt hij „wat ons als onschuldige gezin zonder enige waarschuwing vooraf overkwam. Ik wil ook kunnen begrijpen hoe zoiets kon gebeuren.”
De juridische vragen die deze dinsdag aan de orde zijn, verschillen sterk van de politieke kwesties die tot nu toe aan het almaar terugkomende ‘thema Hawija’ kleefden. In 2019 en 2020 draaide het voortdurend om de vraag of Defensie de Tweede Kamer tijdig en volledig had ingelicht; drie moties van wantrouwen die volgden, werden ternauwernood verworpen. In de rechtszaal worden regels uit het oorlogsrecht getoetst. De hoofdvraag is of de hoge militair die eind mei 2015 groen licht gaf voor de aanval voldoende informatie had verzameld en afdoende maatregelen had genomen om ervan te mogen uitgaan dat er geen burgerslachtoffers zouden vallen.
De advocaten Wemmeke Wisman en Erik Koppe van landsadvocaat Pels Rijcken betogen dat het in de nacht van 2 op 3 juni 2015 om een legitieme aanval ging. De bommenopslag en fabricagehal waren immers een belangrijk militair doelwit. Van de tienduizenden kilo’s aan opgeslagen TNT en andere materiaal hadden de terroristen van Islamitische Staat „ongeveer 5.000 tot 10.000 geïmproviseerde explosieven kunnen maken of 50 tot 100 bomauto’s van de zwaarste categorie”. IS-terroristen stuurden zulke bom(vracht)-auto’s af op het Iraakse regeringsleger of op Koerdische Peshmerga, vaak met een bloedbad tot gevolg.
De landsadvocaat bevestigt dat de coalitie die tegen IS vocht vooraf niet wist hoeveel explosieven er lagen opgeslagen. Maar dat was vrijwel altijd het geval bij bombardementen op wapendepots. Als de internationale coalitie dat steeds van tevoren had moeten weten, zoals de eisers uit Hawija betogen, had ze alle bommenopslagplaatsen die soms in de buurt van woongebieden lagen, ongemoeid moeten laten. De opgeslagen hoeveelheid explosieven in Hawija was bovendien „zonder precedent”, aldus de Staat.
Het doel op het industrieterrein is vooraf „langdurig geobserveerd”, schrijft de landsadvocaat. Daarbij vermeldt deze niet gedetailleerd hoe actueel de laatste inlichtingen over het doelwit en zijn steeds veranderende omgeving waren. In de dagen voor de aanval bivakkeerden bijvoorbeeld tientallen vluchtelingen in winkels en gastenverblijven rondom het doelwit. De vluchtelingen, op doortocht naar andere gebieden zoals bij Kirkuk, waren recentelijk aangekomen en brachten de nacht door op het aangevallen industrieterrein. Zij werden als eersten weggevaagd.
Hoe belangrijk de precieze datering van het meest actuele inlichtingenmateriaal is, blijkt uit een eerdere zaak over tientallen burgerdoden. Dezelfde Haagse rechtbank oordeelde in november vorig jaar dat de aanval van Nederland op een dorp in Afghanistan (bij Chora) in 2007 onrechtmatig is geweest. Dat kwam mede doordat de gegevens over een vermeende commandopost van de Taliban verouderd bleken.
Bovendien wees omvangrijk onderzoek van The New York Times naar honderden luchtaanvallen op IS-doelen in de periode 2014-2018 uit dat achterhaalde inlichtingen – bijvoorbeeld door een tekort aan drones – een veel voorkomende verklaring waren van onbedoelde effecten met burgerslachtoffers tot gevolg.
Aanvullende maatregelen
Tot slot wijst de landsadvocaat op het zorgvuldig doorlopen van de procedures, waarbij de kans op burgerdoden wordt berekend. Tevens zijn aanvullende maatregelen genomen, zoals de inzet van precisiebommen en het verschuiven van de aanval van overdag naar de nacht. De uitkomst van de berekeningen van de risico’s voor de omgeving was dat alleen een gebouwtje in de buurt schade zou oplopen.
Minder specifiek is de landsadvocaat over het inschatten van het risico van zogeheten secundaire explosies. Daarbij wordt gedoeld op het exploderen van de aangevallen bommenvoorraad die een enorme schokgolf kan veroorzaken, die in dit geval meer dan vijfhonderd meter van het doelwit schade veroorzaakte. Aanvankelijk schermden verschillende hoge officieren met onderzoek vooraf door militaire planners naar minstens vier eerdere aanvallen op vergelijkbare wapendepots van IS die met hetzelfde soort bommen waren aangevallen. Die waren zonder gevolgen voor burgers gebleven.
De landsadvocaat verwijst in de stukken echter in algemene zin naar „heel veel ervaringsgegevens” waarover de internationale coalitie beschikte, over aanvallen van bomfabrieken die goed waren verlopen. Advocaat Zegveld concludeert: „Die systematische vergelijking met eerdere aanvallen waarover Defensie sprak, is nooit gemaakt.”
Politieke lading
Hoewel het in de Haagse rechtszaal niet om politieke maar om juridische vragen draait, heeft de rechtszaak toch ook een politieke lading. De landsadvocaat neemt namelijk afstand van het beeld dat politici als toenmalig minister van Defensie Bijleveld maar ook de huidige commandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim van de voorbereidingen van de aanval op Hawija hebben geschetst. Beiden beklemtoonden in 2019 en 2020 tegenover de Tweede Kamer steeds dat een aparte toezichthouder vooraf bekeek of een luchtaanval wel verantwoord was. Bijleveld zei destijds over deze zogeheten Red Card Holder (RCH) dat op hem „de plicht [rust] om al het mogelijke te doen om de rechtmatigheid van de aanval – vooraf – te kunnen beoordelen en de daartoe noodzakelijke en beschikbare informatie tot zich te nemen”.
Deze Red Card Holder was, zo zeiden Bijleveld en Eichelsheim in 2019 en 2020, gestationeerd in het Amerikaanse hoofdkwartier in Qatar waar alle aanvallen werden gecoördineerd en waar ook de informatie samenkwam. Dat ligt toch anders, blijkt uit de stukken van de landsadvocaat. Deze weerspreekt „de suggestie” in bijvoorbeeld „Kamerbrieven” dat de toezichthouder in Qatar zat. „De RCH bevond zich op dat moment [….] bij het detachement in Jordanië.”
De toezichthouder was dezelfde die destijds leiding gaf aan de militaire eenheid in Jordanië die de bombardementen op IS-doelen in Irak en Syrie uitvoerde, zo blijkt uit het ingediende stuk van de landsadvocaat. Toezicht en uitvoering lagen dus in één hand. De commandant werd in zijn toezichthoudende taak bijgestaan door een juridisch adviseur (Legad) in Jordanië en verscheidene verbindingsofficieren (LNO) in Qatar. De laatsten hielden de commandant in Jordanië voortdurend op de hoogte en konden namens hem als Red Card Holder inlichtingen opvragen bij bondgenoten. De bewuste commandant is dinsdag niet aanwezig bij de zitting.
In een reconstructie van de aanval in 2020 besteedde NRC aandacht aan dezelfde detachementscommandant in Jordanië. Deze ‘Detco’ gaf in het voorjaar van 2015 leiding aan een ambitieus aanvalsprogramma tegen IS. Het aantal af te werpen bommen werd flink opgeschroefd, en bleek achteraf verreweg het hoogst van het Nederlands aandeel aan de luchtoorlog. Zijn detachement was namelijk het eerste dat kon beschikken over hypermoderne Amerikaanse precisiewapens die door het Amerikaanse opperbevel graag werden ingezet en ook in Hawija zijn gebruikt. De landsadvocaat schrijft over „small diameter bombs die vanwege hun kleine omvang en relatief kleine explosieve lading zeer geschikt waren voor inzet in stedelijk gebied”.
Tijdrovend werk
Advocaat Zegveld ziet in de nieuwe informatie over de Red Card Holder een belangrijke aanwijzing dat de voorbereidingen minder zorgvuldig verliepen dan het ministerie van Defensie de Tweede Kamer eerder schetste. „Je zou willen”, reageert ze, „dat er een aparte toezichthouder was geweest, gezien diens belangrijke en tijdrovende werk. Maar die was er dus niet. Het toezicht vooraf was maar een van de vele taken van de detachementscommandant. Bovendien waren de verbindingsofficieren in Qatar die hem hielpen in rang waarschijnlijk minder senior dan de commandant. Dat maakt verschil bij het opvragen van gevoelige informatie bij bondgenoten in Qatar.”
Als landsadvocaat Pels Rijcken om een toelichting wordt gevraagd, verwijst de laatste door naar Defensie. Naar aanleiding van de persvragen, ook van NOS, bevestigt een woordvoerder van het departement dat de Red Card Holder ten tijde van de aanval inderdaad de detachementscommandant was.
Maandagavond stuurde minister Ollongren (Defensie, D66) over hetzelfde onderwerp een briefje naar de Tweede Kamer waaruit blijkt dat Bijleveld de Kamer verkeerd heeft ingelicht. Zelf schrijft ze dat haar voorganger het beeld over de Red Card Holder in Qatar „niet heeft verduidelijkt” in de debatten over de luchtaanval op de bommenopslag in Hawija.
Over de taakverdeling tussen de detachementscommandant en de officieren in Qatar schrijft Ollongren dat „de detachementscommandant nauw [samenwerkte] met (…) de militair die in Qatar aanwezig was ten behoeve van ondersteuning van de RCH-taak”. Vanaf begin 2018 kwam er een einde aan deze situatie, schrijft Ollongren, en is er alsnog een scheiding gekomen van taken: uitvoering in Jordanië, de Red Card Holder in Qatar.